2 x Het Concertgebouw ten tijde van de tweede golf

 

Amsterdam: 2/10/2020, 18.30 en 21.15, Concertgebouw

  1. Sprankelende Italiaanse Meesters in de Kleine Zaal

Igor Ruhadze (viool), Octavie Dostaler-Lalonde (cello), Alexandra Nepomnyashchaya (klavecimbel). Vioolsonates van Locatelli, Tartini en Nardini.

In de Kleine Zaal van Het Concertgebouw was het afgelopen vrijdag goed toeven met zo’n 80 muziekliefhebbers, die ondanks de alarmerende stijging van het aantal besmettingen met Covid-19 in Amsterdam besloten hadden toch live van een concert te gaan genieten. Alle bezoekers zaten minstens drie stoelen uit elkaar en ook de rijen waren gehalveerd. Om het gezellig te houden stonden overal houten bistrotafeltjes met een plantje erop. Met als effect dat de zaal minder leeg leek dan hij was en wie eenmaal zat mocht zijn mondkapje af doen.

Classical Music Productions van Nadia Eliseeva, de organisator van het concert, probeerde de stemming erin te houden met leuke extraatjes, zoals dat elke bezoeker na afloop van het concert een album met 5 cd’s mee naar huis mocht nemen met vioolmuziek van Locatelli of Leclair naar keuze. Ook hield Eliseeva, die als een toegewijde gastvrouw gedurende het hele concert op het podium bleef zitten, aardige inleidingen over de componisten die ten gehore werden gebracht door de uitstekende Russische violist Igor Ruhadze, die in Almere woont, en zijn ‘muzen’, de Canadese celliste Octavie Dostaler-Lalonde en de Russische klavecinist Alexandra Nepomnyashchaya, die beweeglijk en invoelend fungeerden als basso continuo.

Er was een tijd waarin barokviolisten in viool technisch opzicht nogal eens achterbleven bij hun klassiek geschoolde vakbroeders, maar die tijden zijn grotendeels voorbij. Bovendien begon Ruhadze, die cum laude afstudeerde aan het Tsjaikovky Conservatoirum in Moskou en daarna diverse vioolconcoursen won, zijn carrière als ‘gewone’ violist, totdat hij in 1999 naar Nederland kwam om zich aan het Conservatorium van Amsterdam bij o.a. barokvioliste Lucy van Dael ook te gaan verdiepen in de historische uitvoeringspraktijk. Sindsdien speelt hij op zijn Hendrick Jacobs Viool uit 1693, die hem ter beschikking werd gesteld door het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds, ‘hedendaags’ repertoire en op zijn Carlo Tononi viool uit 1705 oude muziek, waardoor zijn vioolspel in beide genres het veredelde resultaat is van een vruchtbare kruisbestuiving tussen twee doorgaans gescheiden werelden.

Zowel Ruhadze als Dostaler-Lalonde hadden hun barokinstrumenten bespannen met darmsnaren, die ze vaardig aanstreken met barokstokken. Zonder te vervallen in de dogmatische voorspelbaarheid van buiktonen, gemaniëreerde articulaties en opgelierde tempi, liet Ruhadze de ‘leading voice’ in Locatelli’s Sonate voor viool en basso continuo in D ademen en zingen met een beschaafd vibrato, waardoor zijn glanzende toon smaakvol oplichtte als de kaarslichtjes in een Italiaans basiliek. De langzame delen klonken warm en gedragen, de snelle delen levendig en geanimeerd, waarbij de beide dames zich met ambachtelijk elan en hier en daar wat dichterlijke vrijheid voegden naar Ruhadze’s spel.

In de beruchte Sonate in g ‘Il Trillo del diavolo’ van Tartini mat Ruhadze zich evenwichtig en bedaard de rol van de vioolspelende duivel aan, zonder te struikelen over de soms razend virtuoze obstakels van het driedelige werk. Heel af en toe liet zijn intonatie wat te wensen over, maar dat deed niet of nauwelijks afbreuk aan de zeggingskracht van de uitvoering, waarbij beide basso continuo partijen zorgden voor een soliede ademende ondergrond. Ruhadze mocht zich gelukkig prijzen met de ervaren en muzikale begeleiding van zowel de klaveciniste als de celliste, die hun partijen naadloos lieten samenvloeien met de vioolstem.

Tot besluit volgde de Sonate in D van Nardini, die als violist door sommige tijdgenoten nog hoger werd aangeslagen dan Paganini. Hoewel de virtuositeit bij Nardini ondergeschikt is gemaakt aan de muzikale expressie, vergt zijn originele muziek toch veel van de solist, al is het maar op het gebied van frasering en articulatie. Want de muziek van Nardini komt pas echt tot leven als de vertolkers voldoende gevoel hebben voor zijn bijzondere harmonische wendingen en daarnaast in staat zijn behoorlijk lastige passages – vogelachtige geluiden in de hoogte, lastige trillers en dubbelgrepen, bonte afwisseling tussen trage, woeste en boertige tempi – op een ‘onnadrukkelijk’ virtuoze manier te verklanken. Het trio Ruhadze, Dostaler-Lalonde en Nepomnyashchaya bracht de charme van Nardini overtuigend over het voetlicht, en speelde bij wijze van toegift nog een keer met het openingsdeel van diens Sonate in D.

Zelf ging ik naar huis met de Locatelli-box van Ruhadze en zijn Ensemble Violini Capricciosi, uitgegeven op Brilliant Classics, waarvoor hij veel ‘oude’ vioolmuziek heeft opgenomen.

Info:

In Almere starten Ruhadze & co een nieuwe serie: Nieuw Podium Klassiek Almere. Rudaze: Igor Ruhadze: ‘Als professioneel musicus voelde ik als één van de eerste de gruwel van de pandemie. Niet alleen door de abrupte annulering van alle concerten, maar ook door de risico’s, die het met zich meebracht en de gezondheid van mijn vrienden, familie en collega’s. Ik realiseerde mij dan ook dat we alleen door samen te werken met elkaar uit de crisis kunnen komen. We zijn namelijk allemaal zwaar getroffen: sociaal, emotioneel, financiëel en professioneel. Daarom wil ik deze reeks concerten organiseren – om musici te ondersteunen en mensen een hart onder de riem te steken met een hartverwarmend en gezellig evenement.

Het eerste concert is op vrijdagavond 9 oktober. Zie https://www.npka.nl/concerts

 

  1. Hoogeschool van het Kwartetspel in de Grote Zaal

Hagen Quartett in strijkkwartetten van Mozart & Beethoven

Op het laatste moment zag Het Concertgebouw zich door de aangescherpte coronaregels gedwongen de 350 bezoekers die tot voor kort in de Grote Zaal mochten zitten terug te brengen naar 250. De 100 mensen die het laatst een kaartje voor het Hagen Quartett hadden gekocht, werden keurig afgezegd. De overige 250 mensen werden vrijdagavond met mondkapjes op via verschillende ingangen de Grote Zaal in geleid door suppoosten, die sinds de pandemie meer op veredelde verkeersregelaars zijn gaan lijken. Ook hier waren de rijen gehalveerd en moesten de mensen nu nog meer stoelen uit elkaar gaan zitten, ook hier probeerde Het Concertgebouw de leegte een beetje te compenseren met kleine tafeltjes met plantjes erop. Op zichzelf knap geregeld want in de Grote Zaal, die normaal gesproken bijna tien keer voller zit, voelde het best knus aan. Wie zat mocht zijn mondkapje af doen.

Het beroemde Hagen Quartet kwam gemondkapt het podium opgelopen, wat er tamelijk surrealistisch uitzag. Toen het kwartet had plaats genomen, hingen ze hun mondkapjes aan de lessenaar. Daarna werd het stil en vanuit die stilte zette het Hagen Quartett pianissimo het – wat mij betreft – mooiste strijkkwartet van Mozart in: het Strijkkwartet in d, KV 421. Uiterst fijntjes, in hele subtiele dynamische schakeringen en met een sensitieve samenklank liet het Hagen Quartett het enige ‘grote’ Mozart-kwartet in mineur langzaam openbloeien alsof het een zeldzame bloem van ongekende schoonheid betrof. Af en toe voegden de stemmen niet helemaal in elkaar, wat veroorzaakt leek te worden door eigenaardigheden of muzikale vrijheden die de afzonderlijke spelers zich binnen het grote geheel permitteerden. Bij Mozart luistert alles zó nauw, dat dat al snel tot een moment van minimale disbalans leidt, maar een kniesoor die daar op lette, want het geheel klonk schitterend. Het Andante, dat Mozart naar verluidt geschreven heeft terwijl zijn Constanze lag te bevallen, klonk teder en innig, het Menuet gedreven en qua samenspel helder als kristal, het Allegretto met alle herhalingen oorstrelend en geanimeerd. En over alles lag de glans van kostbare parels.

Daarna speelde het Hagen Quartett het zevendelige Strijkkwartet in cis. Op. 131 van Beethoven, het kwartet dat de componist zelf het dierbaarst was. Over het slotdeel schreef Wagner: ‘Dit is de furie van de werelddans, vol fel plezier, agonie, liefdesextase, vreugde, woede, passie en lijden. De bliksems lichten op en de donder rolt…’ Het werk doet denken aan een zwerftocht door de verste uithoeken van het menselijk bestaan, die voert langs de hoogste regionen van de verbeelding en de diepste krochten van de menselijke emoties. Wie dit werk uitvoert moet zo goed op elkaar ingespeeld zijn dat alle overgangen en obstakels die zich onderweg voordoen genomen en doorgrond kunnen worden zonder muzikaal uit de bocht te vliegen. Het Hagen Quartett bleek volmaakt toegerust om deze zware klus te klaren en bewoog zich door Beethovens onnavolgbare materie  als één welluidend orgaan, al lieten alle spelers afzonderlijk ook de mooiste frases horen, die nu wel kunstig werden ingepast in het geheel. Lukas Hagen, de primarius van dit familiekwartet (alleen tweede violist Rainer Schmidt komt ‘van buiten’), excelleerde in klank en een uiterst subtiel leiderschap. Zijn zus Veronika op altviool, zijn broer Clemens op cello en Rainer Schmidt volgden zonder volgzaam te zijn. Hier was sprake van de Hogeschool van het Kwartetspel en Beethoven klonk subliem. De spelers van het Hagen Quartet zette hun mondkapjes weer op en verlieten het podium.

Wenneke Savenije

Info:

https://www.concertgebouw.nl

You May Also Like

Traditie en vernieuwing uit Marokko

Nicolas van Poucke geeft Mozart spierballen

De Klassieke Duif combineert muziek met dans en singer-songwriter Michael Benjamin

Violiste Lonneke van Straalen maakt klimaatverandering hoorbaar en voelbaar