Alexandre Tharaud imponeert vooral met subtiliteit

 

Gehoord: Tivoli Vredenburg, Utrecht, 7 mei 2024

Door Willem Boone

 

Einde tijdperk

Het recital van pianist Alexandre Tharaud in Tivoli Vredenburg vormde misschien ongewild het eind van een tijdperk en het begin van een nieuwe periode. Voor de eerste keer in deze vestiging moest het publiek een QR-code scannen om zo achter het programma te komen. Onlangs had ik dezelfde ervaring in Amare in Den Haag. Zonder nu meteen een discussie aan te willen zwengelen onder het motto ‘Vroeger was alles beter’, is het de vraag of dit een vooruitgang is. Niet iedereen is in het bezit van een smartphone (zoals ik gisteren al om me heen hoorde) en ‘stimuleren’ concertzalen nu niet juist dat bezoekers voor en vooral tijdens uitvoeringen op hinderlijk oplichtende schermen van telefoons gaan kijken wat het volgende te spelen onderdeel is? Dat was bij het recital van Tharaud geen overbodige luxe, want hij speelde bij drie van de vier componisten nogal wat verschillende stukken waarvan je moeilijk de namen met een enkele blik op je telefoon voor het concert kon onthouden. Verder kan je je afvragen hoe concertzalen dat gaan doen met liedteksten bij zangrecitals: moeten bezoekers die voortaan ook op hun smartphone volgen?

Vloeken in de kerk

Gelukkig verliep de rest van het concert zoals dat bij pianorecitals te doen gebruikelijk is. Tharaud begon zijn optreden op uiterst stemmig wijze met een aantal werken van François Couperin, het eerste daarvan, Les Barricades mystérieuses, vormde een mooi, dromerig begin. Klavecimbelwerken van deze componist klinken maar zelden in een concertzaal, in tegenstelling tot die van Rameau, Scarlatti en zeker Bach. Tharaud nam eerder een selectie ervan op cd op, evenals de Canadese pianiste Angela Hewitt. Verder speelt Grigory Sokolov van tijd tot tijd muziek van deze componist tijdens recitals. En er was natuurlijk de Franse pianiste Marcellle Meyer, de muze van de ‘Groupe de six’, die in de jaren ’50 van de vorige eeuw toen dat nog verre van courant was voor EMI opnames maakte van Rameau, Couperin en Bach. Hun muziek was in die tijd nog allesbehalve bekend en ze op een piano uitvoeren stond gelijk aan vloeken in de kerk. Meyer deed dat echter op uiterst natuurlijke wijze, zodanig zelfs dat je het je nauwelijks anders voor kon stellen (de legendarische Roemeense pianiste Clara Haskil deed dat op soortgelijke manier in een dito opname van 11 sonates van Scarlatti). Tharaud vertelt vaak in interviews hoe inspirerend de opnames van zijn landgenote voor hem geweest zijn.

 

Alexandre Tharaud- Foto: Marco Borggreve

 

Tijdloos

Het interessante van de selectie van Tharaud was dat sommige van de door hem gekozen stukken het heel goed op een piano doen en eigenlijk ‘tijdloos’ zijn. Dat gold voor Les Roseaux, Le Dodo en La logivière, die uiterst sierlijk klonken. Het ingetogen karakter van deze stukken deed denken aan een danser die passen oefent in een lege ruimte van een kasteel of aan een pauw die zijn veren ontvouwt en daarnaar kijkt…  In een compositie als Les Calotineshoorde je veel duidelijker dat ze van origine voor klavecimbel geschreven is, de pianist speelde deze met een soms schel toucher en felle accenten in de bassen. In Le Carillon de la Cythère gebeurde hetzelfde en daar was het evenwicht tussen muziek met een uitgesproken ‘klavecimbelachtig karakter’ en een ‘tijdlozer karakter’ waarbij het instrument er minder toe lijkt te doen soms breekbaar. Zijn toucher in de rustige, meditatieve stukken maakte indruk, het onderstreepte het idee dat het om tijdloze muziek ging die direct binnenkwam. Ten slotte speelde hij van Couperin de Passacaille die weer pianistisch klonk.

 

Debussy

De pianist slaagde er in zijn selectie van Preludes van Debussy in om de vleugel een stuk forser over te laten komen, dat viel al direct bij Danseuses de Delphes op, ook in Le vent dans la plaine liet hij felle accenten horen. In deze Prélude en ook in La cathédrale engloutie en Ce qu’a vu le vent d’ouest was te horen dat de fortes van deze pianist soms geknepen zijn. Doordat hij in forte-uitbarstingen niet altijd ontspannen speelt, wordt de klank op zulke momenten geforceerd.  In La cathédrale engloutie was het geluid van de fortissimo gespeelde basoctaven dof. Daar miste bovendien de subtiele opbouw naar een majestueuze climax, waarbij je de kathedraal als het ware uit het water ziet oprijzen. De subtiliteit die bij Couperin indruk gemaakt had, bracht hij bij Debussy niet altijd op. Anderzijds was zijn spel in de rustige préludes eerder helder dan dromerig. Des pas sur la neige kan in al zijn eenvoud bij sommige pianisten een desolate indruk wekken, maar Tharaud speelde deze prélude en ook La fille aux cheveux de lin transparant, door het relatief vlotte tempo in Des pas sur la neige wist hij associaties met een troosteloos besneeuwd landschap te vermijden.

 

 

Satie

Het aardige van dit programma was dat het bekende werken van bekende componisten bevatte (Debussy en Ravel) naast werken die maar weinig in concertzalen klinken (Couperin en Satie). Van laatstgenoemde hoor je al bijna nooit stukken tijdens een recital spelen. Toch zijn de noten van diens Gymnopédie nr 1 overbekend. Tharaud speelde het gelukkig niet zo lijzig als Reinbert de Leeuw dat placht te doen. Het was interessant om deze muziek eens te horen spelen en Tharaud imponeerde opnieuw met zijn subtiele toucher. Dat nam niet weg dat in de Gnossiennes 1, 3 en 4door het monotone karakter van de muziek de verveling enigszins toesloeg. Het is duidelijk geen muziek die blijvend weet te boeien. Gelukkig sloot hij deze selectie af met een bewerking van ‘Je te veux’, die hij met typische Franse ‘chic’ speelde. Op het programma stond overigens ook een bewerking van ‘Diva de l’empire’ aangekondigd, maar ik kan me niet herinneren dat de pianist deze daadwerkelijk speelde?

Ravel

Voor subtiliteit was ook bij het korte A la manière de Chabrier en de Pavane pour une infante défunte alle ruimte. In laatstgenoemd stuk hervond de pianist de al bij Couperin genoemde sierlijkheid, naast momenten van verstilling. De overgang zonder pauze naar Tharauds eigen bewerking van La Valse was bijzonder. Het was even de vraag waarom hij ervoor koos deze te spelen, terwijl de componist er zelf een bewerking voor piano solo van gemaakt heeft. De pianist gaf na afloop aan dat hij ongelukkig was met Ravels eigen bewerking en deze transcriptie al maakte toen hij 25 was. In verband met privacyrechten mocht deze voor 2000 niet gepubliceerd worden, maar inmiddels mag dat wel en zal dat ook gebeuren. Deze bewerking bleef dicht bij het origineel, maar kon niet voorkomen dat een orkeststuk op een piano bij vlagen nu eenmaal kaal klinkt. Ook Ravels bekendere versie voor twee piano’s is in dat opzicht al orkestraler. Niettemin waren de glissando’s aan het eind zeker effectief en zorgde Tharaud daarmee voor een passende afsluiting.

 

 

Padam padam

Het dankbare publiek kreeg twee toegiften: allereerst Siciliano van Bach in de bewerking van Wilhelm Kempff, dat zorgde voor een meditatief moment. Daarna klonk er iets overbekends dat desondanks op piano gespeeld tot de vraag ‘Wat is dit ook maar weer?’ leidde. Navraag bij de pianist (tijdens een signeersessie) leerde dat het om een van Piafs Padam padam ging!

Willem Boone

 

 

Info:

https://alexandretharaud.com/me/

https://www.tivolivredenburg.nl/agenda/alexandre-tharaud-07-05-2024/

You May Also Like

Drie keer is scheepsrecht! Piano Duo Kolesnikov/Tsoy  speelt Messiaen en Kurtag/Bach

Oliebollenconcert 2025 van grote klasse

Nieuwjaarconcert van het NBE zet de deur open voor iedereen

Afscheidsconcert Riccardo Muti in mild mezzoforte – Weens nieuwjaarsconcert 2025