Antje Weithaas en Amsterdam Sinfonietta hebben elkaar veel te bieden
Of Antje Weithaas anno 2022 tot de top 25 meest gevierde, levende vioolvirtuozen behoort, waag ik te betwijfelen. Feit is echter dat ze in de concertzaal grote indruk maakt omwille van haar muzikaliteit en haar doortastende benadering. Met het aanvoeren van een strijkersensemble, zoals ze dat de afgelopen twee weken deed bij Amsterdam Sinfonietta, heeft ze aanzienlijke ervaring opgedaan. De van oorsprong Oost-Duitse violiste is tien jaar lang artistiek leider van de Camerata Bern geweest en wordt ook door andere gerenommeerde ensembles veel gevraagd.
Het programma dat gisteravond werd gespeeld in de prachtig klinkende concertzaal van Amare is het tweede dat Amsterdam Sinfonietta met Antje Weithaas brengt. De titel ‘Le baiser de la fée’ verwijst naar het Divertimento dat Igor Stravinsky in 1934 samen met Samuel Duskin samenstelde uit het in 1928 op muziek van Tsjaikovski gebaseerde ballet.
Later arrangeerde de Australische componist James Ledger het Divertimento voor strijkorkest en het was deze versie die ten gehore werd gebracht. Onder Antje Weithaas’ minzame aanvoering liet Amsterdam Sinfonietta zich daarbij verleiden tot verfijnd ensemblespel, waarin versluierde pianissimo’s bekoorden en spitse accenten een verrukkelijke cabareteske zwier verleende aan Stravinsky’s briljante knip en plak constructivisme. Perfect aansluitende mini-dialogen tussen de soliste en solisten uit het strijkorkest illustreerden de algehele ‘Spielfreude’ en het helaas magere, maar aandachtig luisterende publiek reageerde met groot enthousiasme.
Stravinsky’s Divertimento werd omsloten door twee werken met een elegische ondertoon. Het concert werd geopend met Töru Takemitsu’s Requiem voor strijkers – een vroeg werk dat duidelijk invloed van de Weense School verraadt, maar toch ook al meer dan een glimp toont van de klankverliefde, meditatieve, volwassen meester.
Tsjaikovski’s Derde strijkkwartet dat na de pauze werd vertolkt, draagt een opdracht in memoriam. Indrukwekkend, zeker met toevoeging van contrabas, is de treurmars die als een opera-aria wordt geëxposeerd door de eerste violen boven een crescenderend pizzicato in de overige strijkers. Dat het daaropvolgende, begeleidende ‘arco’ in de violen iets te luid was, viel bij alle precisie elders ietwat uit de toon en zorgde er ook voor dat de polyfone doorwerking wat luid en ritmisch minder transparant inzette waardoor de spanningsboog verslapte op het moment dat de energie juist gevangen had moeten blijven tot de concluderende terugkeer van de treurmars. Het daadwerkelijk ‘Allegretto vivo’ ingezette tweede deel bracht de luisteraars echter weer op het puntje van de stoel. Bewonderenswaardig was de zuiverheid van intonatie op plekken die zelfs bij menig strijkkwartet wat erg ‘vrij’ worden opgevat. In het geladen derde deel benadrukte Amsterdam Sinfonietta eerder de link met de grote Weense meesters dan die met Russisch-Orthodoxe kerkmuziek en Italiaanse opera, zodat het contrast met de manisch uitgelaten Finale op scherp werd gezet en Tsjaikovski’s terugverwijzing daarin naar het derde deel als posttraumatische inbreuk ervaren werd. Doordat Weithaas het ‘Allegro’ ook werkelijk ‘non troppo’ koos verloor het samenspel nergens aan concentratie. Een groot ovationeel slotapplaus voor orkest en aanvoerder was dan ook dubbel en dwars verdiend – Antje Weithaas en Amsterdam Sinfonietta hebben zowel elkaar als het publiek veel te bieden.
Elger Niels
Gehoord Amare 25 mei 2022