Bij jubilerend Diskotabel gaat het om oordelen, maar die zijn niet in marmer gegoten

 

Foto: Simone Meijer

 

Gehoord: Tivoli Vredenburg, 11 juni 2023

Door Willem Boone

‘Ga straks lekker dicht op de microfoon zitten’, zegt een van de technici tegen panellid en pianist Camiel Boomsma. De techniek is ruimschoots vertegenwoordigd bij deze jubileumuitzending ter gelegenheid van het 40-jarige programma Diskotabel. Ondertussen is het nog een drukte van belang in Club Nine van Tivoli Vredenburg, waar bij wijze van uitzondering publiek bij aanwezig is. Op de achtergrond klinkt stemmige muziek van Mendelssohn: diens Eerste pianotrio. Alweer bij wijze van uitzondering zal er tijdens deze uitzending ook live muziek klinken: een aantal korte optredens van het Delta Trio. Net voor het begin laat presentator Lex Bohlmeijer zich ontvallen: ‘Dat wachten vind ik maar niets, dat is zo erg! En er is niets zo saai als naar radio kijken.’ Iemand uit het publiek wil weten wat er in de vergelijking gedraaid zal worden, maar daar moet hij het antwoord schuldig op blijven: ‘Ik weet niet wat er in het draaiboek staat, het zal wel weer iets met Beethoven zijn.’ Even later klinkt de stem van presentatrice Selma van Dijk, die aankondigt dat er in de paar minuten die nog resten tot het begin van Diskotabel pianomuziek van Schubert door Camiel Boomsma zal klinken. De presentator maakt hem hiero attent: ‘Camiel, je bent op de radio!’ Daarna spreekt hij het publiek toe: het is vandaag op de kop af veertig jaar geleden dat het programma voor het eerst te beluisteren was. En nu wordt dat dus gevierd met mensen ‘van vlees en bloed’. Daarna stelt hij de panelleden voor: behalve Boomsma is dat violiste

. Beiden hebben een boek over muziek geschreven en hij wil weten waarom ze zich ook in woorden willen uitdrukken. Huijnen antwoordt daarop dat je muziek met woorden op een andere manier benadert en Boomsma vult aan dat woorden muziek versterken.

 

 

 

 

Daarna speelt het Delta Trio het tweede deel uit het Trio sur mélodies irlandaises’ van Frank Martin. Dit trio kwam bij de laatste vergelijking als beste ensemble uit de bus, al vertelde pianiste Vera Kooper dat ze daar pas achter kwam nadat ze van vrienden en familie allerlei enthousiaste appjes kreeg. Het trio speelde overigens met een Russische celliste als vervanger, die zich uitstekend van dat kan liggen aan de lang niet optimale akoestiek van deze kleine, voor muziek niet al te geschikte ruimte. Na dit optreden haalde Bohlmeijer herinneringen op aan de eerste presentator van dit programma, de inmiddels 78-jarige Menno Feenstra. Hij is nog steeds actief en coachte op dit moment een bariton in Duitsland, waardoor hij jammer genoeg niet aanwezig kon zijn bij deze uitzending. Feenstra, die de bijnaam ‘Fenomeenstra’ kreeg, modelleerde het programma naar het Engelse ‘On first hearing’ en wist meteen vanaf het begin een aantal uitgesproken persoonlijkheden te strikken om plaats in het panel te nemen. Dat was in de eerste plaats sopraan Erna Spoorenberg (‘Iemand met een sterke mening, het was fantastisch om haar sprekend in plaats van zingend voor de microfoon te hebben’), journalist Jan de Kruijff (‘Iemand die aangaf hoe het volgens hem moest en als dat zo was, gaf hij een 10!’) en schrijver Jan Willem Hofstra (‘Iemand die niet bang was om zaken bij de naam te noemen.’).  Feenstra vertelde dat hij erop uit was om een discussie achter de schermen te ontlokken, als die op gang kwam, was zijn missie geslaagd. Toen hem gevraagd werd wat er niet mocht ontbreken in deze uitzending, vertelde hij over ontmoetingen met Bernard Haitink. Deze had hem erop gewezen om nu eens niet naar Mahler, maar naar Bruckner te luisteren. Feenstra was in de ban van laatstgenoemde componist geraakt en wilde graag een deel uit de Zevende symfonie laten horen.

Het ging om een live-opname met het Radio Philharmonisch Orkest van Haitinks laatste officiële concert in Nederland. Dit was het eerste fragment en het ging om een redelijk lang fragment. Toen aan de panelleden gevraagd werd of ze ‘iets’ met Bruckner hadden, antwoordde Boomsma dat dat voor hem zeker zo was. Sinds hij op zijn 26evoor het eerst live een Symfonie hoorde spelen, was hij in de ban van Bruckner. Hij tekende er echter bij aan dat je je als luisteraar ook kon ergeren aan de opbouw en de vele herhalingen, maar ‘zo’n slot dat als het ware opstijgt, is heel bijzonder.’ Huijnen vertelde op haar beurt dat ze minder gegrepen was door de muziek van deze componist , behalve door de Vierde symfonie. Ze vertelde erbij dat zijn muziek voor violisten lastig uit te voeren is: ‘Voor je rechterhand is het een ramp, want je moet soms wel dertig bladzijden tremoli spelen!’

 

 

 

 

Daarna liet Boomsma een aantal opnames horen van de Derde pianosonate van Chopin, in dit geval van het laatste deel, het imposante Presto ma non tanto. De eerste opname was direct ook de meest uitgesprokene: Glenn Gould, die verder nooit iets van deze componist opgenomen heeft en bij wijze van provocatie zei dat ‘Chopin, Liszt en Schumann nooit een goede noot voor piano geschreven hebben.’ Het ging om een uitermate persoonlijke uitvoering: staccato, maar wel met optimale helderheid. Toen Bohlmeijer vroeg wat Boomsma hierin hoorde, antwoordde hij: ‘Glenn Gould! Je hoort iemand die metronomisch speelt en je hoort een hele goede pianist. Na het tweede fragment vroeg de presentator aan het publiek aan wie ze dachten en er werden een paar namen genoemd: Pollini, Horowitz (die deze sonate niet opgenomen heeft!) en Lang Lang. Die bleken het allemaal niet te zijn, het ging om Leif Ove Andsnes: ‘Iemand die niet direct zijn kruit verschiet en dat hoor je!’, de derde uitvoering bleek die van een jonge Rafal Blechacz te zijn, opgenomen in 2005 toen hij het Chopin-concours won. Hij speelde in een gematigd tempo, maar ‘kraakhelder, hij liet Chopin als Mozart klinken’. De vierde opname bleek de favoriet van Boomsma te zijn: wederom een pianist die in een niet al te snel tempo speelde. Toen gevraagd werd aan het publiek wie dit kon zijn, besloot ik zelf antwoord te geven: mijn eerste antwoord, Nelson Freire, bleek niet goed te zijn, maar toen er gezegd werd dat het om een Rus ging, moest ik aan Emil Gilels denken en die bleek het te zijn! Beide panelleden waren enthousiast over deze pianist en Huijnen memoreerde dat het niet zo vaak gebeurt dat je als musicus ‘los van de muziek komt. Zelfs als je het een groot musicus vraagt, zegt die vaak dat hij of zij heel veel nadenkt.’

Het was aardig om een aantal verhalen van trouwe luisteraars te horen, één ervan was aanwezig in de zaal, Anne de Vries. Hij nam destijds alle uitzendingen op cassettebandjes op om ze daarna aandachtig opnieuw te beluisteren. Helaas beschikte hij niet meer over de opname van de eerste uitzending, want na enige tijd nam hij iets nieuws op hetzelfde bandje op. Hij vertelde dat hij betrokken was bij de Randmeerconcerten en dat hij daarom veel aan het programma gehad had. Bohlmeijer reageerde daarop met ‘Dus we hebben je geholpen met je werk.’ Wat mij betreft wilde hij wel eens iets te vaak gevat uit de hoek komen, zoals met de opmerking: ‘Daar hebben we nooit commissie over ontvangen!’

 

 

 

 

Het Delta Trio speelde een deel uit het Dumky Trio Dvorak en pianiste en violist Gerard Spronk droegen de Eerste Romance voor viool en piano van Clara Schumann voor. Vervolgens wilde Bohlmeijer weten of de panelleden ‘het nog wel leuk vonden om aan dit programma mee te werken.’ Huijnen zei dat dat zo was, al had ze vroeger ook enigszins de spot gedreven met in haar ogen overdreven discussies over ‘opname A is beter dan opname B’. Maar toen ze eenmaal gevraagd werd, leerde ze er ook veel van en ze bekende zelfs dat ze anders is gaan spelen. Boomsma vulde aan dat je benoemde wat je hoort, niet wat je vindt.

Huijnen liet vervolgens een gedeelte uit het Tweede pianoconcert van Shostakovitsj horen, dat dit maal in zijn geheel gedraaid werd. Ze gaf aan dat de uitvoering door pianist Mikhail Rudy en dirigent Maris Janssons haar keer op keer ontroerde en dat was ook nu te merken. Ik zat vlak naast de technici en wat opviel was hoe vaak ze tussen de muziek door met elkaar spraken, ook met de presentator via hun koptelefoons. Ik hoorde een van hen zeggen: ‘Ik kan dat tweede deel wel inkorten, misschien is dat mooier.’

 

 

 

 

Daarna was het tijd voor de vergelijking, ditmaal gewijd aan het Tripelconcert van Beethoven, door Bohlmeijer op nogal persoonlijke wijze omschreven als ‘Een heel raar stuk: is het nou een concert of een trio met backing vocals?’Hij memoreerde dat panelleden hem vaak een minuut voordat een vergelijking begint vragen om papier of om een pen, ‘beide zijn lastig te vinden in een digitale kantoortuin.’ Het ging traditiegetrouw om drie opnames, waarvan opname A er een was met drie uitgesproken solisten, B met solisten en orkest spelend op authentieke instrumenten en C de best klinkende, moderne opname. Toen het publiek gevraagd werd of ze wisten wie er op de eerste cd speelden, bleek een meneer op de eerste rij direct het goede antwoord te geven: Richter, Oistrakh en Rostropovitsj met de Berliner Philharmoniker en Von Karajan. Toen hem enigszins verbaasd gevraagd werd hoe hij dit wist, vertelde hij dat hij met deze opname opgegroeid was: ‘Ik herkende de mooie, lange lijnen en ik hoorde wat ruis, dus het ging om een oude opname.’ Niet iedereen was even enthousiast over deze eerste opname: Huijnen erkende dat ze Oistrach ‘ongeëvenaard vond, net als de andere solisten, maar het orkest klonk te Duits, te zwaar.’ Aanvankelijk hadden beide panelleden meer met opname B op authentieke instrumenten, waar Boomsma iets van ‘Beethovens koppigheid herkende’. Even later sneuvelde deze opname toch en alweer bleek iemand uit het publiek te weten om welke uitvoerenden het ging: Melnikov, Faust, en Queyras met het Freiburger Barockorchester. Huijnen schrok daarvan, want ze was ‘juist zo’n fan van Melnikov en Faust.’ Dat bleek een regelmatig terugkomend pijnlijk onderdeel van dit programma: soms serveer je als panellid iemand af die een enorme reputatie geniet of van wie je juist een groot bewonderaar bent.  En wat vaak voor schijnt te komen: een van de deskundigen vraagt of er ook Nederlanders bij betrokken zijn. Je zult maar net iemand afkraken met wie je de week erna moet spelen… In dit geval bleek opname C een Nederlands orkest te zijn en de drie solisten vormden een vast ensemble: het Van Baerle Trio. Daarmee kwam een eind aan deze bijzondere uitzending die de presentator afsloot met de woorden: ‘Dit waren de eerste veertig jaar van Diskotabel.’

Willem Boone

 

 

https://www.nporadio4.nl/klassiek/diskotabel/3981dd8c-3a5c-4dab-81f7-8fd6adb240ae/menno-feenstra-muziek-is-een-zaak-van-hoofd-en-hart

You May Also Like

Muze van Zuid doorbreekt verwachtingspatronen

Pianiste Fedorova spetterend in Ravel en Brussels Phiharmonic o.l.v. Volkov dansant in Tsjaikovski

Torre del Lago Puccini: Turandot met prachtig verstild einde

Carmen in Verona: een lust voor het oog