Briljante duo’s voor twee piano’s
Gehoord: Concertgebouw, Kleine Zaal, 9 maart 2023
Door Willem Boone
Je hoort niet heel vaak pianoduo’s in het Concertgebouw, maar dan ineens kan het gebeuren dat er binnen een week twee duo’s voorbijkomen. Vrijdag hoorde ik Anna Fedorova en Luka Okros in de Kleine Zaal van het Concertgebouw. Op 19 maart spelen daar Daniil Trifonov en zijn leermeester Sergei Babayan in de Grote Zaal, die bovendien gedeeltelijk hetzelfde repertoire spelen: namelijk de Twee suites voor twee piano’s van Rachmaninoff. Dat is iets om je op te verheugen, want deze Suites geven duo’s alle gelegenheid om te schitteren. Maar eerst was het de beurt aan Anna Fedorova en Luka Okros, die bij mijn weten evenmin als Trifonov en Babayan een vast duo vormen.
Het eerste stuk dat Fedorova en Okros speelden, gaf al net zo veel gelegenheid om te schitteren, namelijk de bekende Sonate voor twee piano’s in D KV 448 van Mozart. De mevrouw die naast me zat zei hierover tegen haar echtgenoot: ‘Dat kabbelt gezellig voort en na de pauze wordt het virtuozer’, maar dat lijkt me in dubbel opzicht onjuist. Deze Sonate biedt echt wel meer dan ‘gezellig gekabbel’, het is juist een briljant stuk waar Mozart zich op zijn zonnigst presenteert en waar de twee piano’s prachtig met elkaar ‘duelleren’. Het is bovendien briljant geschreven, niet briljanter dan Rachmaninoff dat later op zijn manier deed. Daarnaast is uit onderzoek gebleken – een interessant weetje – dat het luisteren naar dit stuk een gunstige invloed op je IQ heeft. De vraag is of dat alleen voor deze compositie of voor meer of misschien zelfs voor alle stukken van Mozart opgaat. Hij heeft zeker in de tijd dat deze Sonate ontstond meer stukken geschreven waar de levensvreugde van afspat en die een luisteraar gelukzalige momenten bezorgen. Fedorova en Okros zetten het eerste deel stevig in en speelden dit gelukkig niet te snel. Zij speelden overigens op twee gehuurde Bechstein-vleugels en in het tweede deel werd het verschil in frasering hoorbaar: Fedorova speelt wat subtieler dan haar collega Okros, die een wat scheller toucher heeft. Het leek er op of zijn vleugel wat neutraler klonk. Ook het derde deel speelden zij in een mooi tempo. Daarna speelden zij vierhandig vier Hongaarse dansen van Brahms, dicht naast elkaar op dezelfde pianokruk gezeten. Ook hier waren zij goed op elkaar ingespeeld en deze charmante muziek raffelden zij gelukkig niet af, zoals helaas nog wel eens in de vorm van toegiften gebeurt. Fedorova speelde de primo partij soms fel, terwijl Okros de bassen sonoor liet klinken.
Na de pauze wendde Okros zich kort tot het publiek en vertelde dat Rachmaninoff zijn meest favoriete componist was. Hij sprak ook de hoop uit dat de oorlog tussen Rusland en Oekraïne snel tot een eind komt. In de eerste suite voor 2 piano’s opus 5 wisselden beide musici van instrument en het was interessant om hen ieder op het andere instrument te horen. Fedorova speelde haar partij fel, terwijl Okros juist ‘sonoorder’ op de andere Bechsteinvleugel klonk dan voor de pauze. Het samenspel was ondanks de onderlinge verschillen overigens uitstekend. Het diminuendo in het derde deel, Les larmes, klonk eensgezind en het laatste deel, Paques, waarin Rachmaninoff als zo vaak beierende kerkklokken imiteert, was een voorspelbare tour de force. Met name de slagen van de klok die de componist vormgeeft door middel van zware akkoorden in de bassen zijn iedere keer weer indrukwekkend.
Daarna was er een verrassing in de vorm van een gast, pianiste Nino Gvetadze, die samen met Okros de Tweede suite voor twee piano’s opus 17 voor haar rekening nam. Het was interessant om deze ‘wissel’ te ervaren, want het zorgt toch voor een andere dynamiek.
Deze Tweede suite speelde Rachmaninoff tijdens de Tweede Wereldoorlog een aantal keren samen met Vladimir Horowitz. De platenmaatschappij van beide pianisten, RCA, vond het ‘niet interessant’ om daar een opname van te maken en deed verder geen moeite om zo’n uniek moment vast te leggen. Je zou alsnog je haren uittrekken van spijt, want hoe zou dat geklonken hebben?
Gvetadze speelde haar partij zoals we dat van haar gewend zijn, muzikaal en zeer verzorgd. Het samenspel met Okros was technisch onberispelijk en net zo goed als dat met Fedorova in de Eerste suite. Toch klonken met name de hoekdelen wat aan de langzame kant, waardoor ze iets van de energie en de hartstocht die Rachmaninoff erin gelegd heeft, misten. Dat was allereerst het geval bij het eerste deel, Alla marcia, en ook bij de afsluitende, wervelende Tarantella, waarbij ik me afvroeg of hun tempo een presto was, zoals de componist dat voorschrijft. Het tweede deel, Valse¸dat eveneens als tempoaanduiding presto heeft, klonk in een gangbaar tempo en de Romance was een moment van poëzie.
Ondanks deze kleine kanttekeningen was het een feest om deze beide Suites achter elkaar te horen en het is interessant om te kijken hoe Trifonov en Babayan ze over een week gaan spelen. Okros speelde hierna allereerst met Gvetadze een korte, ingetogen toegift, een compositie uit Georgië en daarna een tweede met Fedorova, naar ik meen uit Oekraïne, maar dat kon ik niet goed verstaan.
Willem Boone
Info: