De Muze van Zuid eert onze Vaderlandse Componisten
Amsterdam: Vondelkerk, De Roos, 18-20 september, Amsterdam
In Amsterdam Zuid zijn maar liefst 65 straten vernoemd naar componisten. Daaronder bevinden zich 45 Nederlandse toondichters. In stilte sieren hun namen en soms ook hun portretten de straten van de Concertgebouwbuurt, de Berlagebuurt en de Pijp. Zelfs de modieuze Zuidas heeft een aantal muzikale straten, maar desondanks wordt het klinkende erfgoed van ‘onze’ componisten zelden uitgevoerd. Het festival De Muze van Zuid ontstond nadat pianist Marcel Worms, zelf woonachtig in de Richard Holstraat, een aantal jaren geleden uitriep: ‘We moeten eens wat gaan doen met al die straatnamen!’
Afgelopen weekend vond de derde editie van het festival plaats, dat in alle opzichten een ‘klein’ (maar fijn) succes mag worden genoemd. Uitstekende concerten in de Vondelkerk en De Roos, oprecht geïnteresseerd publiek, en tijdens de Muziekwandelingen een heleboel muzikale verhalen en anekdotes waardoor rondfietsen door Amsterdam Zuid voortaan nòg leuker wordt. Want in dat bovenhuis in de Johannes Verhulststraat woonde ooit Diepenbrock, bij wie Mahler vaak kwam logeren. En daar in de Jacob Obrechtstraat beneden leefde de dappere celliste Frieda Belinfante, jarenlang de vriendin van componiste Henriette Bosmans uit de Johannes Verhulsstraat. En daar op de hoek van de Van Breestraat kijkt violist en componist Van Bree vriendelijk en beschaafd op ons neer en aan het begin van de Valeriusstraat speelt Valerius, afgebeeld op kleurrijke tegels, op zijn viool.
Voor mij persoonlijk ging er tijdens de door musicoloog Huib Ramaer met anekdotes, humor en muziekfragmenten geleide Muziekwandeling door Amsterdam Zuid een jarenlange wens in vervulling: ineens stond ik in het heiligdom der heiligdommen voor onze violisten van de twintigste eeuw, waaronder Theo Olof en Herman Krebbers: de atelierwoning van Oskar Back, de grote vioolpedagoog uit Hongarije,
die woonde in een fraai kunstenaarshofje, waarvan de ingang zich bevindt aan de rechterzijde van de Jacob Obrechtstraat 55. Ik wist dat Backs studiowoning – later bewoond door de pianozussen Debora en Boukje Land, die zich hadden gespecialiseerd in het begeleiden van violisten – dáár ergens moest zijn. Maar ook al ken ik veel verhalen over hoe het eraan toeging op les bij de temperamentvolle en strenge Oskar Back, die zelf te nerveus was om op te treden, in zijn atelier was ik nog nooit geweest. Huib Ramaer had de huidige eigenaren echter bereid gevonden ons wandelaars op zondagochtend met koffie en heerlijke taartjes te ontvangen op die gewijde plek, waar ooit violisten als Yehudi Menuhin, Zino Franscescatti en Nathan Milstein op bezoek kwamen… De studio bleek met smaak en behoud van zoveel mogelijk originele ornamenten opgetuigd tot een plek waar je met enige fantasie de Oskar Back-leerlingen hun Bach Sonates en Paganini Caprices kon zien en horen spelen. Helemaal bijzonder werd het toen we er gingen luisteren naar een oude opname van een werk voor viool en piano van Wolfgang Wijdeveld, die o.a. bij Willem Pijper had gestudeerd, ijzersterk gespeeld door Theo Olof en de componist zelf. Hoezo werd er in de naoorlogse jaren in Nederland geen moderne muziek uitgevoerd?
Op de Muziekwandeling volgde in Centrum De Roos in het Vondelpark twee opeenvolgende edities van een en hetzelfde concert door het perfect op elkaar ingespeelde duo Maarten Ornstein (basklarinet) en Mike Fentross (luit en theorbe), die met toewijding en plezier hun sfeervolle bewerkingen van liederen van Huygens en werken van o.a. Frescobaldi en Marais ten gehore brachten.
Voorafgaand aan de afsluitende High Tea liet Huib Ramaer weten dat er volgende jaar op 17, 18 en 19 september alweer een Muze van Zuid komt, waarin o.a. Jan Pieterszoon Sweelinck en de Global Gongs van Sinta Wullur aan bod zullen komen.
Zaterdag bestond het programma van de Muze van Zuid uit ‘festivalfilms’ van de concerten die ik op vrijdag in de Vondelkerk hoorde, met uitzondering van de NEO FANFARE 9×13 9 (wel gestreamed). De professioneel swingende en op hun koperen instrumenten zingende dames van het Syrène Saxofoonkwartet bliezen met flair en ambachtelijkheid stukken van Gershwin en Robert Heppener. Daarna speelde de ontwapenende celliste Lidy Blijdorp vol overgave de Prelude van de Zesde Cellosuite van Bach, gevolgd door een spectaculaire uitvoering van Kate Moore’s Tarantella voor cello solo in aanwezigheid van de componiste. Geestig legde Blijdorp uit dat de dansvorm van de Tarantella voortkomt uit pogingen om na een beet van de tarantella het dodelijke gif eruit te dansen, maar dat het vervolgens ook zomaar kan gebeuren dat iemand bij het dansen van de woeste ritmes alsnog dood neervalt. Blijdorp bleef fier overeind en speelde het stuk met fantasierijke razernij, waarna ze in een sereen solostuk van Vasks zichzelf en haar cello al zingend begeleidde. Daarna speelde de immer charmante en bloedmuzikale Nino Gvetadze op een niet al te beste Pleyel-vleugel een lieflijke Nocturne van Verhulst en – heel suggestief en sfeervol – werken van Debussy. Het Aristos Strijkwartet excelleerde in een hemels, de tijd verwijdend en vertragend werk van Sweelinck/Dowland/Michans, een deel uit het aan Debussy verwante Strijkkwartet van Henriette Bosmans en drie delen uit de op de Tsjechische folklore geïnspireerde muziek van Pavel Fischer, die het kwartet regelmatig gaat opzoeken in Praag. Ook al loopt het aantal besmettingen in de Amsterdam weer op en moest alles ‘coronaproof’ en dus kleinschalig, dankzij de Muze van Zuid deed de muziek voor even alle zorgen over het virus vergeten.
Wenneke Savenije
Info & ‘festivalfilms’:
Foto’s: Foppe Schut
Steun De Nieuwe Muze! Lees ons, volg ons, like ons of neem een abonnement!