De muzikale vredesmissie van het NBE: Bach & Soefi
De muzikale vredesmissie van het NBE: Bach & Soefi
Muziek van J.S. Bach, Ali Ghamsari, Mathilde Wantenaar
Zang: Haleh Seyfizadeh & Elisabeth Hetherington
Tar Ali Ghamsari, percussie Alper Tecek, Theorbe David Mackor
NBE, Amsterdam, Paradiso, 16 mei, slotconcert
Door Wenneke Savenije
Meer dan een jaar heeft Bach & Soefi, een van de mooiste programma’s die het Nederlands Blazers Ensemble o.l.v. hoboïst en artistiek leider Bart Schneemann ooit heeft bedacht, door het land getrokken, om in zijn volle muzikale en visuele glorie te eindigen op de plek waar de universele omarming van tegenstrijdige culturen het beste tot zijn recht kwam: poptempel Paradiso, het in 1879 in gebruik genomen verenigingsgebouw van het kerkgenootschap De Vrije Gemeente, in 1967 gekraakt door hippies en in 1968 door toedoen van gemeentelijke instellingen omgedoopt tot Paradiso, bedoeld als hippe huisvesting voor nieuwe vormen van jeugdcultuur. Prince, David Bowie, The Rolling Stones, Herman Brood, Lady Gaga, The Red Hot Chili Peppers, en ga maar zo door, allemaal drukte ze hun stempel op The Place To Be, waar de laatste jaren ook regelmatig (semi)klassieke muziek klinkt, bijvoorbeeld gespeeld door het NBE tijdens het jaarlijkse ‘bite-size’ muziekfestival Klassifest, bedoeld voor zowel de instap-luisteraar als de doorgewinterde liefhebber van klassieke muziek.
Maar verleden week stond het voormalige kerkgebouw helemaal in het teken van NBE’s Bach & Soefi: een vredelievende en grensoverschrijdende muzikale versmelting van de tot metafysica gesublimeerde Islam en het mystiek georiënteerde Christendom, beiden in vrijheid reikend naar het hogere, naar universele krachten en eeuwigheid, waarvan wij stervelingen soms een glimp kunnen ervaren als we volledig opgaan in de weerspiegeling van alles wat wetten en regels te boven gaat – het ‘goddelijke’ – in het hier en nu. Zoals Bach kort voor zijn dood het Lutherse keurslijf oversteeg van waaruit hij zijn geniale composities liet opbloeien door de Hohe Messe, een katholieke mis, te componeren (vermoedelijk vooral om een aanstelling te krijgen aan het katholieke hof van Dresden, maar dat terzijde…), resulterend in schitterende muziek die zoals al zijn werken reikte naar ‘God’ en het hemelse licht, zo omarmden de soefistische volgelingen van de Perzische mysticus Jalal ad-din Rumi al vanaf de 13e eeuw de moslims, joden, christenen en zoroasters om opgaand in de rituele rondedans van de derwisjen de vier stadia tot zelfpurificatie te doorlopen – ‘kennen’, ‘zien’, ‘zijn’, ‘beseffen’ – teneinde de goddelijke vonk in hun eigen innerlijk te ontwaren.
Tar-speler Ali Ghamsari, die een belangrijk muzikaal aandeel levert in Bach & Soefi en wereldberoemd is in Teheran, formuleert het in het programmaboekje zo: ‘Het mystieke is niet iets dat zich laat vastleggen in een oud repertoire of in de dans van derwisjen. Het mystieke heeft haar plaats in ons dagelijks leven, in onze ontmoetingen en onze daden. in het soefisme gaat het om het opgaan in het hier en nu, om de connectie met het metafysische, om zelfreiniging, om verdraagzaamheid en om tact’. Met name die laatste twee zaken, verdraagzaamheid en tact, zijn in het huidige Iran ver te zoeken. De Iraanse zangeres Haleh Seyfizadeh, die het NBE samen met Ghamsari telkens uit Teheran liet overvliegen voor de voorstellingen van Bach & Soefi, mag in eigen land geen solo zingen. Hooguit mag ze volgens de Islamitische regelgeving optreden in een vrouwenkoor, met nog twee andere zangeressen samen, of er zingt doodleuk een man over haar solobijdrage heen. Zo zijn de regels in het huidige Iran en daarom was het des te bijzonderder dat Seyfizadeh, die net als Ghamsari in Teheran studeerde, hier in het Westen zo vrij, puur en natuurlijk solo zong. Of het nu Bachs aria’s of de ‘Perzische’ muziek van Ghamsari betrof, Seyfizadeh wist te ontwapenen en ontroeren, al was haar in 2017 nog tamelijk gekunsteld zingende muzikale ‘soulsister’, de Canadese sopraan Elisabeth Hetherington, inmiddels enorm gegroeid in haar rol als flexibele, ruimdenkende en voelende sopraan, zodat er mooie dialogen opbloeiden.
Schitterende dialogen ontstonden er ook tussen Ali Ghamsari op tar en David Mackor op theorbe, niet in de laatste plaats omdat beide musici over een groot improvisatietalent beschikken, dat alles oversteeg wat van te voren was afgesproken en dus ‘vast lag’. Met eenzelfde soort tomeloze energie slingerde de Turkse slagwerker Alper Kecek zijn ritmes de kosmos in, waarbij het NBE in kleine bezetting grootse dingen liet horen door moeiteloos te versmelten met alle klanken, ritmes en melodieën als voortgesproten uit de breinen van Mathilde Wantenaar, Bach en Ghamsari. De van Bach naar soefimuziek en weer terug naar Bach stromende muziekfragmenten omarmden elkaar, vloeiden in elkaar over en reikten veel verder dan keurig verklankte ideeën uit verschillende culturen. Het ging niet meer om slaafse trouw aan alles wat was vastgelegd op notenpapier. De muziek begon te wervelen en leven en bewoog zich voort als een zwerm vogels in de lucht of een school vissen in de zee, waarbij verschillende ‘species’ zich moeiteloos aaneensloten, opgaand in het grotere geheel, flexibel mee laverend en trillend resonerend, opzwepend of intiem en ontroerend, maar altijd empathisch, vrij en open, verlangend en liefdevol uitreikend naar ‘de ander’. Als het aan dit programma van het NBE lag, leidt samen musiceren tot wijsheid en universele vrede.
En zo was op de voorstelling Bach & Soefi inderdaad van toepassing wat John Eliot Gardiner heeft proberen te beschrijven in zijn Bach-biografie ‘Muziek als een wenk van de hemel’: ‘…het is kenmerkend voor de nieuwsgierige en tegelijkertijd ook de ontspannen en pragmatische houding die creatieve musici altijd hebben gehad, dat ze op zoek gaan naar nieuwe technieken, ongeacht waar die vandaan komen. […] Deze uitwisseling van ideeën, over politieke en bestuurlijke grenzen heen, en ondanks de religieuze onenigheid, wijst op het ideaal van een gemeenschappelijk corpus aan positieve, heilzame waarheden, die uitstegen boven de bloedige, infantiele conflicten waarin religieuze, dynastieke en etnische haatgevoelens een rol speelden. Zoals Kepler (1571-1630) naar verluidt heeft gezegd, terwijl om hem heen vele godsdienstoorlogen woedden: “De wetten van de elliptische beweging behoren geen mens en geen vorst toe.” Hetzelfde zou van muziek kunnen worden gezegd.’
En in het geval van Bach & Soefi ook van de schitterende vormgeving, die bestond uit in elkaar overvloeiende projecties van voorstellingen uit Islamitische en Christelijke ‘tempels’, die in Paradiso nog beter tot hun recht kwamen dan tijdens de première op 25 november 2017 in het Turning East Festival in de Kleine Zaal van het Concertgebouw en op 14 mei j.l. in de Grote Kerk in Muiden, plekken waar het programma muzikaal evenveel indruk maakte maar visueel wat minder uit de verf kwam doordat de achterwand, die in Muiden bestond uit kerkramen en zuilen, zich minder goed leende voor de projecties. Er is inmiddels ook een cd verschenen van Bach & Soefi, die te bestellen is via https://nbe.nl/shop/bach-sufi/