De Nederlandse Opera benadrukt verschil tussen arm en rijk in Der Rosenkavalier

Gehoord: Nationale Opera & Ballet, Amsterdam

Volgende voorstellingen: 19/4, 23/4, 26/4, 29/4, 2/5

Door Jago Lemmens

De opera Der Rosenkavalier van Richard Strauss (1864-1949) is een reprise van de voorstelling uit 2015, met merendeels andere zangers.

Te beginnen met het goede nieuws. Het muzikale deel van de voorstelling is prima op orde. Het Nederlands Philhamonisch Orkest zingt, ronkt en walst er lustig op los onder de bezielende leiding van chef-dirigent Lorenzo Viotti. Na een ietwat valse start met wat hoekige melodieën op een te laag tempo en een kleine disbalans tussen orkest en zangers aan het begin van de opera, herpakte Viotti zich snel om zich uiteindelijk een meester te tonen door in het terzet in de derde akte niet te versnellen richting de climax, iets wat veel dirigenten doen omdat ze denken dat dat het effect juist vergroot.

De Feldmarschallin van Maria Bengtsson was jeugdig en levendig met het nodige venijn wanneer nodig. In eerste instantie had ik het gevoel dat haar stem wat te licht was voor de rol, maar in het verloop van de opera verbeterde dat. Ook Angela Bower heeft voor een Octavian een relatief lichte stem die meer als sopraan klinkt dan als mezzo, maar toonde zich een uiteindelijk een sympathieke jongeman met al zijn sensitiviteit, overmoed en onzekerheid. De Sophie van Nina Minasyan heeft een keel als een engeltje waar de mooiste geluiden moeiteloos en eindeloos uit voorkomen. Zij was een aandoenlijke jongedame, die echter ook venijnig van zich af kon bijten om de avances van Baron Ochs af te weren. In het terzet in de derde akte mengden de stemmen van de dames zich prachtig en transparant, zoals dat hoort bij het hoogtepunt van de opera.

 

 

De Baron Ochs auf Lerchenau van Chistof Fischesser was jeugdig en overmoedig, gezongen met een warme stem en veel gevoel voor de subtiliteiten van de rol. De andere rollen waren stuk voor stuk sterk bezet met als hoogtepunten de Pavarotti-achtige verschijning Angel Romero als Der Sänger, die met Pavarotti-achtig gemak zijn serenade ten gehore brengt. De Faninal van Erik Slik ging heerlijk op en neer tussen een zich vernederend slijmen van de Baron naar ontembare woede-uitbarstingen op het moment dat hij zijn dromen uiteen ziet spatten.

Recentelijke las ik een interview met Lotte de Beer die sinds een jaar directeur is van de Volksoper in Wenen. Zei zegt: ‘De hoogtijdagen van het regietheater in de opera zijn voorbij. Het was een stroming die wilde becommentariëren en confronteren. Het heeft mogelijkheden geopend, maar de vreugde werd weg gedogmatiseerd. Dat was misschien prima in stabiele tijden, maar de huidige zijn onzeker. Het milieu, de oorlog, hoe we met elkaar omgaan. Dat vraagt om een ander soort kunst. Kunst die entertaint en je de hand reikt, waarbij je samen huilt en lacht.’

 

Wat zei zegt over regietheater zie ik precies terug bij de Nederlandse Opera. Daar denkt men nog steeds dat elke opera een boodschap moet hebben en dat een moderne interpretatie van een opera aaneenhangt van nihilisme, seks, misogynie, geweld en, nog beter, seksueel geweld. Halen we ons de Turandot voor ogen van dit seizoen: dat draaide om niets, Turandot bestaat niet. De Giulio Caesare begon ook met niets getuige de uitspraken van de regisseur: ‘Ik ben nooit bezig met het verklaren van het personage aan de zanger, want dan creëer ik een muur. Ik laat het liever open. We weten niet wie we zijn in het leven, tot we bepaalde situaties hebben doorleefd. Dus pas nadat we in de repetities met het personage situaties hebben doorlopen, kunnen we zeggen: Dít is het personage. Pas helemaal aan het einde.’ En daaruit blijkt maar weer dat Bieito geen regisseur is die voorafgaand aan de repetities zijn plan al helemaal klaar heeft: zijn voorstellingen ontstaan in de repetitieruimte, in samenwerking met zijn zangers. Waar dit dan uiteindelijk toe leidt: seks, geweld en seksueel geweld, waarbij een zoon bijkans zijn rouwende moeder verkracht.

Dieptepunt was en wordt La Traviata, waarin letterlijk elke vrouw tot hoer wordt gebombardeerd, inclusief de niet in de opera optredende tienerdochter van Giorgio Germont, die ter plekke, op het toneel, tot een hoer wordt omgekleed. En alle mannen zijn perverselingen. Als ik dit langs een Woke-meter houdt, snap ik niet dat iemand kan accepteren dat een dergelijke boodschap nog geaccepteerd wordt heden ten dage. Opera gaat wat mij betreft over menselijke relaties en interactie in meer dimensies dan seks en geweld. Opera’s zouden moeten zoeken naar wat mensen verbindt. En natuurlijk zijn er opera’s die het slechte en donkere in de mens tonen, zoals ik afgelopen zondag in Essen heb mogen ervaren in de nieuwe opera Dogville van Gordon Kampe, naar de gelijknamige film van Lars von Trier. Maar om nu bewust in elke opera te proberen deze negatieve boodschappen erbij te zoeken, zonder dat ze impliciet, noch expliciet in die opera aanwezig zijn, dat is mij te gortig.

 

 

Volgens de regisseur van deze Rosenkavalier heeft men vooral het verschil tussen arm en rijk en omlaag en omhooggevallen willen laten zien. Wat de boodschap daarvan is, is niet helder, behalve dat zowel rijk als arm worden weggezet zoals ze zijn, en de nieuwe rijken (of adelijken) worden weggezet als een stel patjepeeërs zonder smaak en cultuur. Faninal heeft wat weg van een oudere John Travolta in Pulp Fiction, in een glimmend crèmekleurig nep-barok pak van zijn met ruwe cowboylaarzen eronder. Dat er ook zoiets bestaat als sociale opwaartse mobiliteit van normale mensen schijnt niet bij het regieteam op te komen. Verder wil het regieteam doen voorkomen alsof deze verschillende klassen op elkaar neerkijken en niet normaal met elkaar kunnen omgaan. Echter is Baron Ochs de enige persoon in deze hele opera die zich laatdunkend uitlaat over de nieuwe adel en die elke niet-hoogadellijke vrouw aanziet als vlees om te verleiden. De rest van de personages hebben dat in zijn geheel niet. In die zin is het hele idee er dus met de haren bijgesleept.

Wat mij betreft zoekt het regieteam voor de Rosenkavalier een toneelbeeld en handelingen die de diep menselijke emoties die hier een getoond worden, versterken en onderstrepen. Dat de rest van het publiek ook het hare en zijne dacht van de enscenering bleek wel uit de complete afwezigheid van enige reactie toen het enscenerende trio op toneel verscheen: het applaus ging door alsof er niemand verschenen was, er waren geen bravo’s en ook geen boe roepers. Ik interpreteerde de reactie als een totale indifferentie ten aanzien van het getoonde.

 

 

 

 

Het verhaal wordt in de eerste akte geplaatst in een smaakvolle hoge ruimte, gekenmerkt door een warme bruine lambrisering en twee hoge ramen in de achtermuur. Door de ‘moderne’ interpretatie moet de riem van Octavian doorgaan voor de degen die hij ‘hinters Bed schmeissen’ moet. De Baron Ochs komt op een trainingspak en heeft een tennisracket bij zich: alsof ‘der grosse Dicke da’, zoals de politiecommissaris hem in de derde akte noemt, tennis zou spelen. Het toneelbeeld gaf echter geen mogelijkheden voor indrukwekkende opkomsten of afgangen. In die zin heb ik nog altijd goede herinneringen aan een Rosenkavalier in Bonn eind jaren 90, waar in de eerste akte aan de linkerzijde van het toneel een bijna oneindig diepe gang gesitueerd was, waar de Marschallin in haar eenzaamheid en weemoed wegliep aan het einde van de eerste akte.

 

De tweede akte is gesitueerd in een immense partytent met barokke versieringen. Octavia komt op gezeten op een immens standbeeld van een wit paard dat verborgen is achter een gordijn in de achterwand. Het was de akte die nog het meest deed denken aan de tijd van Maria Theresia, waarin de opera speelt. Familie en personeel van Faninal zijn uitgedost in barokachtige glitterkostuums.

 

 

De derde akte speelt in de gang van een hotel waar de kamers per uur worden verhuurd. Door de ‘moderne’ interpretatie gebeuren er echter weer zaken die nergens op slaan. Dat de Baron Ochs moet schrikken van een oudere man die in onderbroek en hemd door de gang van dat hotel loopt……. Dan had ik gehoopt op wat meer creativiteit. Dat de politiecommissaris Ochs niet herkent als adellijk persoon onder het uitroepen van ‘Wo hat er sein Paruckl?’ (waar is zijn pruik?), is in moderne context totale onzin. Dat diezelfde commissaris al zijn onderzoekingen stopt, omdat de Marschallin hem dat gewoon vraagt, zou heden ten dage als bijzonder onprofessioneel worden gezien en niet de te verwachten manier van handelen.

Al met al een regieconcept waar ik weinig mee kon, maar dat niet dusdanig storend was, dat je erbij wilde weglopen, zoals ik dat bij La Traviata en Giulia Cesare wel heb gedaan. De muzikale kwaliteit en rijkdom vergoedde rijkelijk de wat armetierige enscenering.

Jago Lemmens

Info & tickets:

https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2022-2023/der-rosenkavalier?gclid=CjwKCAjw3POhBhBQEiwAqTCuBsQ3MPTQ1hAlO5aDXyvNmPM8kzEJPS3vERkAd8L5bOqdgZ67VAe4hxoCbsMQAvD_BwE#tickets

You May Also Like

Muze van Zuid doorbreekt verwachtingspatronen

Pianiste Fedorova spetterend in Ravel en Brussels Phiharmonic o.l.v. Volkov dansant in Tsjaikovski

Torre del Lago Puccini: Turandot met prachtig verstild einde

Carmen in Verona: een lust voor het oog