DE SMEKELINGEN of hoe een oud verhaal nog volkomen actueel kan zijn

 

Uiteindelijk is de wet van gastvrijheid boven alle andere wetten verheven’

Klassieke Tragedie van Aeschylus, uit het Engels vertaald door Hafid Bouazza

Acteurs: Hans Croiset, Gijs Scholten van Asschat, Nazmiye Oral en Jochum ten Haaf

Regie Yoeri Albrecht (De Balie). Dramaturgie: Merlijn Geurtz en Ianthe Mosselman; Muzikale leiding: Celil Toksoz

 

Met traditionele zang door een Koerdisch vrouwenkoor, begeleid door Ulas Yezil, Emrah Oguzturk en Alper Kekec op Koerdische instrumenten (saz, trommel en fluiten).

 

Forum on European Culture/ de BALIE/ Theater of War

Gezien: 19/9 Tolhuistuin Amsterdam

Hoewel ik koning ben, zal ik niets ondernemen zonder goedkeuring van mijn volk, opdat zij niet kunnen zeggen, als het lot zich tegen ons keert: “U hebt deze vreemdelingen eer aangedaan en zo de stad vernietigd”’ – Pelasgus

Aan de zeekust nabij de stad Argos arriveert een groep uitheemse vrouwen en hun begeleider Danaüs, gewezen koning van Egypte. Ze zijn gevlucht voor de bloeddorstige zonen van zijn broer Aegyptus, ‘roekeloze mannen, gezwollen van onnatuurlijke lust’, die hen vernederen en verkrachten en dwingen tot een huwelijk. ‘En – zoals vluchtelingen die aan de bloedbaden van oorlog verscheurende landen ontsnappen en toevlucht vinden bij jullie altaars – geef ons onderdak en toestemming om veilig deze stad te betreden’, zingen de vrouwen in koor: ‘We schreeuwen in zielenpijn, wenen en zingen, en klagen deze liederen van jammer voor alles wat we hebben verloren. We rouwen om onze eigen dood terwijl we nog in leven zijn.’

 

Koerdische vluchtelingen

Deze wanhopige woorden, in de Tolhuistuin prachtig gezongen door een koor van Koerdische vrouwen, zouden uit de monden van de op de vlucht geslagen Yezidi’s of de vluchtelingen uit het afgebrande kamp Moria kunnen komen. Maar ze zijn al 2500 jaar oud en opgetekend door Aeschylus (525-456 v. Chr.), die wordt gezien als de grondlegger van het Europese drama. Zeven van zijn toneelstukken bleven bewaard, waaronder het uit een trilogie stammende De Smekelingen (463 v.Chr.). De Amerikaanse schrijver en regisseur Bryan Doerries, artistiek directeur van Theater of War in New York, begon zo’n vijftien jaar geleden aan een reeks vertalingen van oude Griekse tragedies onder het motto ‘What ancient tragedies can teach us today’. Hij initieerde o.a. de voorstelling The Suppliants in samenwerking met de Caribbean Garifuna gemeenschap. Gebaseerd op de Engelse tekst van deze voorstelling, maakte Hafid Bouazza een eigentijdse vertaling van De Smekelingen, waarna regisseur Yoeri Albrecht van De Balie besloot zijn versie te combineren met het lot van de Koerdische vluchtelingen.

De Koerdische regisseur Celil Toksoz formeerde op verzoek van Albrecht vanuit zijn netwerk een Koerdisch vrouwenkoor van negen Koerdische vrouwen, die al jaren in Nederland wonen en volledig geïntegreerd zijn in onze ‘multiculturele’ samenleving. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan, want in hun diepste wezen voelen de vrouwen zich nog altijd vooral Koerdisch, zo werd me duidelijk op de dag dat ik een stukje repetitie mocht bijwonen. Niet alleen de vrouwen, ook de Koerdische musici die hen begeleidden, gingen helemaal op in de muziek uit hun land van herkomst, begonnen al zingend dansbewegingen te maken die uit hun tenen opborrelden en verbonden moeiteloos hun ‘oerziel’ met de teksten van Aeschylus, die uit de mond hadden kunnen komen van de vluchtelingen uit hun eigen land van herkomst, en die van alle vluchtelingen. Het was van een fascinerende schoonheid om dat te zien en horen gebeuren, eerst in een repetitieruimte in De Balie en afgelopen weekend in de Tolhuistuin. In feite zou een tragedie als De Smekelingen verplichte kost moeten zijn voor alle scholieren en burgers van Nederland, al was het maar om genuanceerder en barmhartiger te leren nadenken over de vluchtelingenproblematiek, waarop Aeschylus in zijn tijd een glasheldere visie had.

Democratische besluitvorming

Wat nu bezielde Aeschylus om zijn De Smekelingen te schrijven? In de jaren 462-461 v. Chr. was het de politicus Efialtes gelukt om de volksvergadering meer macht toe te spelen ten koste van de macht van de Aereopagos, een raadscollege dat bestond uit hoge gezagsdragers. Dat gegeven inspireerde Aeschylus tot een tragedie die verwijst naar deze historische feiten. De Smekelingen is het eerste geschreven document waarin gesproken wordt over het volk als heerser van de polis (‘stadstaat’). ‘Een burger is niet anders te definiëren dan als iemand die deelneemt aan de rechtspraak en in het bestuur’, zou Aristoteles (385 v. Chr. – 323 v. Chr.) een eeuw later verklaren. In feite gaat het in De Smekelingen dus om de ware vorm van democratie, met de wil van het volk als bron van legitieme machtsuitoefening. En het is juist dat gegeven, dat maakt dat de welwillende koning Pelasgus de moed en wijsheid heeft om na een beraad met al zijn onderdanen, te besluiten dat hij de vluchtelingen niet alleen welkom heet in Argus, maar ze ook volledige bescherming biedt tegen eenieder die hen belaagt.

Maar Pelasgus, wiens weifelende woorden karaktervol en invoelend werden voorgedragen door Gijs Scholten van Asschat, neemt voordat hij zijn volk toespreekt wel de tijd om alle voors en tegens van zijn gastvrije gebaar grondig tegen elkaar af te wegen. Hij gaat een uitgebreide discussie aan met koorleidster Hypermaestra – die bij monde van Nazmiye Oral trotse en moedige woorden spreekt – en haar wijze vader Danaüs, waarvan Hans Croiset in de voorstelling de humane woordvoerder is. Hypermaestra legt Pelasgus in vlammende woorden uit dat haar volk uiteindelijk afkomstig is uit Argos. Immers, toen Zeus verliefd werd op Io, de dochter van de koning van Argos, veranderde de jaloerse Hera haar in een koe, waarna ze een horzel op haar afstuurde om haar in haar bil te steken, zodat Io uit angst voor de stekende angel op drift raakte en via Thracië, de Bosporus, Klein Azië en tenslotte Phoenicië in Egypte belandde. Daar werd ze bezocht door Zeus, die haar vermomd als stier bezwangerde. Hun zoon werd Epaphos genoemd, wat ‘aanraking’ betekent. Drie generaties later waren Aegyptus met zijn vijftig zonen en Danaüs met zijn vijftig dochters de voornaamste nakomelingen van Epaphos, die streden om het rijk van hun vader, koning Belos van Libië. Dus Hypermaestra heeft een punt in haar smeekbede aan Peleasgus, als ze zich beroept op oude familiebanden. Waarbij aangetekend dat het goed is om in de intolerante tijd waarin wij leven te beseffen dat de hele mensheid uiteindelijk voortkomt uit dezelfde ‘bron’ en dus ‘familie’ is.

Pelasgus is gevoelig voor de argumenten van Hypermaestra en Danaüs, maar wil ook de vrede in zijn stad bewaken en hij ziet vele beren op de weg: ‘Ik kan jullie niet helpen zonder de stad mogelijk te schaden en een grootschalige oorlog te riskeren. Maar het zou gevaarlijk zijn om jullie gebeden te negeren en jullie smeekbedes te verwerpen. Ik ben geheel radeloos, verlamd door een overweldigende angst om een daad te stellen en een verkeerde keuze te maken. Wat ik ook verkies, het kan groot lijden over deze stad brengen.’ Pelasgus vreest de toorn van de zonen van Aegyptus, die al met een schip naar Argos onderweg zijn om ‘hun’ vrouwen te halen. Hij vreest ook de woede van zijn burgers, die daardoor in een oorlog kunnen belanden. Maar hij vreest vooral de toorn van Zeus, de beschermheer van zwervers en vluchtelingen, in de woorden van Hypermaestra: ‘Kijk naar de god hoog in de hemel, die op ons neerziet, onze daden beoordeelt, de beschermer van arme stervelingen die in hun lijden vrienden en buren aanroepen om hulp, maar niet behandeld worden volgens de gewoontes. De gerechtigde toorn van de god der smekelingen wacht iedereen die de kreten van hen die lijden niet wil horen.’

Zoals een mijnheer uit het publiek tijdens de discussie na afloop van de voorstelling de morele kernboodschap van Aeschylus samenvatte: ‘Uiteindelijk is de wet van gastvrijheid boven alle andere wetten verheven.’ Waarop een mevrouw uit het publiek terecht verklaarde dat het dan wel nodig is om ‘alle betrokkenen’ in zo’n heikele kwestie serieus te horen, waarop weer een andere vrouw verklaarde: ‘Pelasgus heeft vast vooral met de vrouwen van Argos gepraat.’

Heilige plicht

Helaas heeft Aeschylus niet het pleidooi van Pelasgus verwoord, waarmee de koning zijn burgerbevolking wist te overreden om unaniem achter het besluit te gaan staan om de belaagde vrouwen – lees vluchtelingen – op te vangen en levenslang bescherming te bieden. In de woorden van Danaüs, die Pelasgus mocht vergezellen tijdens het publieke debat met zijn burgers: ‘Het volk van Argos deinsde niet, maar ging zo snel tot daden over dat het mijn geest verkwikte en deze grijze man zich weer jong voelde! De lucht was vol rechterhanden, zo ver als ik kon zien, toen zij gelijktijdig werden opgestoken, en met de gehele stem van het verzamelde volk werd de stemming wet. We kunnen ons vrijelijk vestigen in deze stad. Niemand mag ons hier als gijzelaars of gevangenen meenemen. Het volk van Argos heeft een eed afgelegd dat het ons zal beschermen tegen elke man die ons probeert te roven of ontvoeren. En als onze vijanden proberen ons met bruut geweld mee te nemen dan “Zal elke man die land bezit en weigert smekelingen te redden zijn land verliezen en verbannen worden.” Dat is wat de koning der Pelasgianen heeft verordonneerd, bekrachtigd door zijn waarschuwing dat de toorn van Zeus, beschermer van smekelingen, genadeloos over de stad zal neerdalen, als zij hun heilige plicht verzaken om ons te beschermen.’

Volgens Danaüs had de koning zijn zaak ‘met grote welbespraaktheid en precisie’ bepleit, waarop de goden ‘het probleem tot een goed einde brachten’. Als de paniek uitbreekt wanneer er een schip met ‘kwade mannen’ uit Egypte arriveert, die de vrouwen aan hun haren van de berg af willen slepen en erger, houden koning Pelasgus en het volk van Argos woord. De bruten worden verjaagd en de vrouwen worden volledig opgenomen in de gemeenschap. Eind goed, al goed. Zingen en dansend trekken de smekelingen de stad in, en zingend en dansend dwarrelden de vrouwen van het Koerdische vrouwenkoor blijmoedg en zelfbewust door de Tolhuistuin. Tijdens het nagesprek, waarin Yoeri Albrecht het publiek uitdaagde te filosoferen over de zin uit het stuk die hen het meest had geraakt, staat een vrouw uit het Koerdische koor stil bij passages als ‘Vrouwen zijn op de grond gedood’ en ‘Liever dood dan in de handen van die bloeddorstige mannen.’ Dat hebben de Koerden zelf moeten ervaren en het gebeurt nog steeds op alle plekken waar mensen vervolgd en onderdrukt worden Daarna stal een andere vrouw uit het koor, die in haar eentje al hartverscheurend mooi een Koerdische klaagzang had gezongen, mijn hart door trots te benadrukken: ‘Wij Koerdische vrouwen zijn niet zielig. We strijden naast onze mannen en zijn vaak dapperder dan zij. Maar thuis worden Koerdische vrouwen nog steeds onderdrukt. Wij Koerdische vrouwen blijven strijden. Wanneer wij als een boomtak van een stam worden afgerukt, hebben we nog altijd onze eigen vleugels.’

Wenneke Savenije

Info:

https://debalie.nl

You May Also Like

Haenchens Vierde Bruckner indrukwekkend bij Nederlands Philharmonisch Orkest

Dai Fujikura – Een ongeluk komt zelden alleen

Drie keer is scheepsrecht! Piano Duo Kolesnikov/Tsoy  speelt Messiaen en Kurtag/Bach

Oliebollenconcert 2025 van grote klasse