De wisselwerking tussen muziek en technologie
Door Emanuel Overbeeke
Dit boekje behoort tot een inmiddels omvangrijke serie van Oxford University Press waarin vele onderwerpen (ook die buiten de muziek) grondig worden ingeleid. De ondertitel A very short Introduction verklaart waarom de auteur, een Amerikaanse musicoloog, met zevenmijlslaarzen door de materie loopt. Grote lijnen interesseren hem meer dan uitgewerkte details, maar de verscheidenheid en overdaad van de voorbeelden illustreert zijn behoefte aan te geven hoezeer muziek en technologie met elkaar verweven zijn, nog sterker, hoezeer de twee niet zonder elkaar kunnen.
Het eerste hoofdstuk Music as technology zet de toon. Katz gaat in op de eerste reacties bij de massale aanwending van technologie rond 1900. De muziek zou, meenden sommigen, worden bedreigd en ontheiligd door de inmenging van zoveel techniek, terwijl tegelijk, vonden anderen, de technologie musici ongekende nieuwe mogelijkheden verschafte die al spoedig op grote schaal werden aangewend. Die dubbele reactie is de eerste reactie. Daarna is al zeer snel sprake van alom geaccepteerde economische exploratie en nieuwe artistieke mogelijkheden. De techniek is zeer spoedig het debat voorbij, een vanzelfsprekend en een in zichzelf neutraal element in het muziekleven. De toepassingen kunnen goed en slecht zijn, boeiend en saai, verrassend en voorspelbaar, dicht bij huis en ver weg, artistiek en onartistiek, nuttig en ergerniswekkend. Integratie is geen discussiepunt meer, maar een gegeven. Met eerdere en latere technische vernieuwingen ging het precies eender. Stilistische puurheid is een sprookje, assimilatie gaat permanent alle kanten op.
De titels van de volgende hoofdstukken zijn veelzeggend voor de brede aanpak van het onderwerp: Bodies and senses, Time, Space, Community en Noise. Ze hebben het karakter van een verre van complete opsomming waarbij Katz zich bij de muziek bepaald niet beperkt tot één genre. Wisselwerking tussen muziek en technologie is voor Katz ook de wisselwerking tussen genres. Katz lijkt niet uit op oordelen en veroordelen, maar hij beseft de morele lading van dit onderwerp. Gezien de titel verwacht men wellicht dat de voorbeelden afkomstig zijn de periode vanaf 1900, maar Katz neemt technologie zeer ruim. In wezen ziet hij alles dat niet van de mens komt als techniek. Die definitie is weliswaar zeer ruim, maar het betekent onder meer dat hij de ontwikkeling van muziekinstrumenten even relevant acht als de toevoeging van technisch gereedschap.
Het laatste hoofdstuk heet Five theses about music and technology en die vijf ‘theses’ zijn overduidelijk: All music is technological, Our relationship with music technology is fundamentally collaborative, All uses of musical technologies reveal power relationships, The mass mediation of music has not eliminated cultural differences, The study of music technology is the study of people. Deze titels geven aan dat achter de wisselwerking zowel artistieke als andere motieven kunnen zitten. Over die andere motieven is hij net zo kort als over andere aspecten, maar het boekje bevat een uitvoerige literatuurlijst plus een register. Als overzicht is het boek uitstekend, mede door de goed beschreven verbanden, oorzaken en gevolgen. Als het aan Katz ligt liever de wisselwerking met alle leuke en minder leuke aspecten van dien dan het sprookje. Voor hem is de keuze er niet.
Mark Katz: Music and technology – a very short introduction
Oxford University Press
ISBN 978-0-19-994698-3
135 blz.