Debussy van Jean Yves Thibaudet mist warmte
Door Willem Boone
Gehoord: 20 november 2022, Concertgebouw Amsterdam
Ruim dertig jaar geleden speelde de pianist Krystian Zimerman in Amsterdam op dezelfde avond beide boeken Préludes van Debussy. Als je daar nu nog herinneringen aan hebt, dan kan je alleen maar vaststellen dat het heel bijzonder was. Gisteravond speelde de Franse pianist Jean Yves Thibaudet hetzelfde programma. Natuurlijk spelen geen twee pianisten hetzelfde, maar zeker met een Fransman – die bovendien het complete pianowerk van Debussy vastgelegd heeft – zijn de verwachtingen hooggespannen. Wat mij betreft was het recital van gisteravond niet helemaal van dezelfde orde. Een concert met alle Préludes is bepaald geen gemakkelijke opgave, niet voor de luisteraar en zeker niet voor de pianist. Hoewel het net als bij Bach, Chopin, Rachmaninov en Sjostakovitsj om 24 préludes (al dan niet gevolgd door even zovele fuga’s) gaat, vormen die van Debussy geen geheel. De componist gaf zelf aan dat ze niet als cyclus gespeeld hoefden te worden. Door de titels krijg je nog meer het gevoel dat de uitvoerende iedere keer een beeld in klank moet schetsen, het gaat steeds om korte stukken van enkele minuten. Deze titels zijn soms concreet (Le vent dans la plaine, Feux d’artifice), soms abstract (Les fées sont d’exquises danseuses) of dubbelzinnig (Voiles dat zowel ‘sluiers’ als ‘zeilen’ kan betekenen). De uitvoerende moet niet alleen over verbeeldingskracht beschikken, maar ook raad weten met de voor Debussy zo typerende ‘plans sonores’, ‘lagen of niveaus in klank’. Ten slotte is het pedaalgebruik een punt van aandacht. Een misverstand is dat impressionistische muziek vooral met veel pedaal gespeeld zou moeten worden. Overigens had Debussy weinig op met de term ‘impressionisme’.
Direct bij de eerste prélude uit Boek 1, Danseuses de Delphes, viel op dat de piano van Thibaudet veel ‘présence’ had met een kernachtige toon. In het daarop volgende Voiles viel echter ook het overvloedige pedaalgebruik op dat er vooral in de levendige stukken als Ce qu’a vu le vent d’Ouest soms toe leidde dat passages gevoileerd klonken en kortstondig ontaardden in ‘klankwolken’. Soms had de pianist meer gevoel voor de typische halftinten kunnen tonen, zo miste bij Des pas sur la neige of La fille aux cheveux de lin het uiterste raffinement in klank. Een pianist als Zimerman ging in Ce qu’a vu le vent d’Ouest ver in dynamiek, in dit geval qua fortes, maar hij realiseerde ook uitersten in zijn pianissimo’s. Bij Thibaudet bleven de uitersten in dynamiek wat meer afgevlakt, zo was de climax van La cathédrale engloutie minder majestueus dan deze kon klinken. Overigens viel op dat de discant van de vleugel soms dof klonk. Verder werd de pianist niet geholpen door het regelmatige gehoest, terwijl er vooraf nog wel om stilte gevraagd was in verband met film-en geluidsopnames. In technisch opzicht was de Debussy van Thibaudet uitstekend, maar als je deze in muzikaal opzicht zou moeten samenvatten, dan zou je zeggen dat er warmte miste.
Bij Boek 2 vielen in grote lijnen dezelfde punten op: naast het al genoemde gebrek aan raffinement in klank hadden sommige préludes als Feuilles mortes of La terrasse des audiences au clair de lune mysterieuzer kunnen klinken. Soms gaat het dan maar om een enkel motief, maar ze zijn wel bepalend voor de sfeer. Het enige stuk uit de reeks dat qua titel en inhoud aan een etude doet denken, Les tierces alternées, kwam moeiteloos uit Thibaudets vaardige vingers, evenals het laatste en meest virtuoze van de hele reeks, Feux d’artifice. In technische zin was het zeker virtuoos met een spectaculair glissando, maar ook hier hadden de opbouw naar de climax en vooral het stille slot daarna nog indrukwekkender kunnen zijn.
Als geheel liet dit recital een wat onbevredigend gevoel achter. Thibaudet is een uitstekende pianist die zich zeker in Franse muziek ruimschoots bewezen heeft, maar kennelijk is dat niet per definitie een voorwaarde voor een geslaagd concert of in dit geval, een geslaagde Debussy. Daarnaast is het ook niet vanzelfsprekend dat een Franse pianist altijd overtuigt in muziek uit zijn eigen land. Dat beeld is in een tijd van globalisering allang achterhaald en er zijn momenteel genoeg voorbeelden te geven van Duitse, Russische of Koreaanse pianisten die een net zo geloofwaardige Debussy kunnen neerzetten. Laten we daarbij overigens grote voorbeelden uit het verleden (waaronder onze ‘eigen’ Hans Henkemans die alle pianowerken van Debussy speelde en opnam!) niet vergeten.
Na het applaus wendde Thibaudet zich kort tot het publiek en riep een bijzonder moment in herinnering: het jubileumconcert ter gelegenheid van 25 jaar serie Meesterpianisten in 2013. Daar traden toen diverse pianisten op, waaronder Thibaudet zelf en zijn leermeester, de eerbiedwaardige 88-jarige pianist Aldo Ciccolini. Zij speelden toen gezamenlijk de Fantaise in F voor piano vierhandig van Schubert en Ciccolini speelde zijn eigen arrangement van Elgars Salut d’amour, een ontroerend moment voor hen die erbij waren. Als hommage speelde de Franse pianist nu deze encore van Elgar en daar gebeurde alsnog wat de hele avond enigszins ontbroken had: er klonk warmte door in zijn vertolking.