Delft Chamber Music Festival: Aangrijpende aria’s van Mozart en Gluck beeldschoon vertolkt
Portret Barbara Kozelj, Foto: Andreas Terlaak
Gehoord: Het Orkest van de Achttiende Eeuw o.l.v. David Bates samen met mezzosopraan Barbara Kozelj en sopraan Katharine Dain. 2/8 Oude Kerk, Delft.
Door Lucien Knoedler
Groeide ‘Delft’ al gauw uit tot een jaarlijks gedurende hoog zomer terugkerend kamermuziekfestival van internationale allure, in deze 26e editie was er woensdagavond 2 augustus voor het eerst het Orkest van de Achttiende Eeuw te bewonderen. Mozart sloeg er de klok, in de Oude Kerk tegenover Museum Prinsenhof waarin de Van der Mandelezaal, het centrum van dit festival. In onder meer vroege, in Italië gecomponeerde werken van Mozart, flankeerde dit orkest onder leiding van de Britse barokmuziekspecialist David Bates mezzosopraan Barbara Kozelj en sopraan Katharine Dain. Beloofde ook dit een memorabele avond te worden, zo gebeurde. De zangeressen, beiden van internationale naam en faam alsook nota bene gevestigd in Nederland, glorieerden met flair en pure passie.
Is het festivalthema dit jaar ‘Op reis’ – “naar plaatsen en sferen die componisten inspireerden”, om met artistiek leider Nino Gvetadze te spreken -, de drie reizen die de tiener Mozart met zijn vader Leopold in de jaren 1769-1773 door Italië voerden, sluiten daar niet te missen trefzeker bij aan.
In de harde winter eerst naar Milaan, vervolgens naar Rome en Napels – uiteraard bij een bezoek aan onder meer Pompeï tegen de Vesuvius opkijkend – , met de postkoets via Rome terug en weer naar Milaan. Was Leopolds doel naast wellicht een profijtelijke aanstelling vinden en uiteraard ook geld te verdienen met concerten geven, ook wilde hij Wolfgang aan den lijve de opera en symfonische toonkunst naar Italiaanse snit laten ondervinden – de bakermat van de ‘Classical Style: Haydn, Mozart and Beethoven’, zoals de pianogigant Charles Rosen (1927-2012) dit hoogtepunt in de Europese toonkunsttraditie kenschetst in zijn onovertroffen boek met deze titel (1971, rev. 1998).
In april 1770 in Rome aangekomen, voltooide Mozart onder meer de driedelige Symfonie nr. 10 KV 74. Met deze compositie opende het Orkest van de Achttiende Eeuw dit concert. Tegen het einde van de avond stond op het programma de vierdelige Symfonie nr. 13 KV 112, tijdens de tweede Italië-reis voltooid in december 1771 in Milaan. Leg het oor te luister: in de tussentijd onderging Mozart een nog altijd verbazend grote sprong in zijn ontwikkeling, om niet te spreken een metamorfose, mede dankzij de onweerstaanbare invloed van en aanvankelijk warme vriendschap met de Tsjechische componist Joseph Mysliveček (1737-1781) die zich in 1763 definitief in Italië had gevestigd en er een vrijgevochten bestaan leidde.
Is Mozarts KV 74 van conventionele aard, behendig elegant, KV 112 van anderhalf jaar later getuigt al van een rijpheid en gevoel voor ‘suspense’ doorheen Italiaans geaarde opera seria. Het wonderkind Mozart was en is niet uitzonderlijk, wel dat hij zich, pas vijftien jaar oud, al had ontpopt tot een componist van betekenis. Zijn evenknie is evengoed wat dit aangaat Felix Mendelssohn een zeventig jaar later.
Treffend was vervolgens het laatste van de zes zogeheten Milanese strijkkwartetten KV 159 (1772) mee te maken en van Mysliveček de ouverture tot diens opera ‘L’Olimpiade’. In een programma als dit spreekt de aanwezigheid van Gluck (1714-1778) vanzelf, een van de belangrijkste operacomponisten van de achttiende eeuw immers en van grote invloed op Mozarts ontwikkeling.
Katharine Dain
Terzijde, Mozarts Singspiel ‘Die Entführung aus dem Serail’ KV 384 (1780) is ontegenzeggelijk ingegeven door Glucks ‘La rencontre imprévue, ou Les pèlerins de la Mecque’, een opéra comique uit 1763 en al gauw overal in Europa ten tonele gevoerd. De bekendste opera van Gluck, ‘Orfeo ed Euridice’, stamt uit 1762. Daaruit zongen Barbara Kozelj (Orfeo) en Katharine Dain (Euredice) wonderschoon het duet ‘Vieni, appaga il tuo consorte!’ – Ga mee, alsjeblieft, mijn metgezel! – en vervolgens Kozelj de onsterfelijke, intens en smartelijk gezongen aria ‘Ahime, dove trascorsi? – Cha faro senza Euridice: – Ach, wat heb ik gedaan? Wat moet ik zonder Euredice.
De première van Mozarts opera seria ‘Lucio Silla’ was op 26 december 1773 in Milaan. Daaruit vertolkte Katharine Dain de aria ‘Ah se morir mi chiama’ – Ach, de dood roept mij.
Tot besluit van dit concert Dains ‘Exsultate, jubilate’ KV 165 zo fier en verrukkelijk virtuoos, dat schrijver dezes zich compleet verbijsterd nog eens afvroeg: hoe is het in ’s hemelsnaam mogelijk, deze superieure, tijd en territorium overstijgende toonkunst van de hand van een jongeman van nog pas 16 jaar oud?
Foto Melle Meivogel
Eerlijk gezegd was dit briljante slot eens te meer een groot geluk in de tjokvolle Oude Kerk, aangezien de akoestiek er van een aard is waarin de balans van een instrumentaal ensemble nagenoeg dadelijk zoekt raakt. Diagonaal opgesteld in het midden, de Viering, met oog en oor gericht op tegelijk het Schip en het Transept links verhielp dit niet. Een voordeel was ook de ‘feeling’ die dirigent David Bates aan de dag legde. Oorspronkelijk zanger alsook operaregisseur, begreep hij wat hem in zo’n setting te doen staat: eerlijk gedreven, nauwgezet en toch genereus.
Bates is een grappige kerel die het bestond op een papiertje turend zijn gehoor eerst in hakkelend Nederlands toe te spreken. Orkestdirecteur Kate Rockett vertelde na afloop dat zij hem kent van de jaren die zij beiden aan de Schola Cantorum Basiliensis en de Royal Academy of Music in Londen studeerden. Dat is maar goed ook.
Lucien Knoedler
Info: