Denis Matsuev opent de nieuwe serie Grote Pianisten met powerplay
Gehoord: 3/10 Grote Zaal Concertgebouw Amsterdam
Hij is het alfamannetje onder de pianisten. Hij straalt kracht, energie en macht uit. Als een behendig roofdier zet hij zelfs de meest weerbarstige noten zelfverzekerd en trefzeker naar zijn hand. Niemand loopt sneller en strijdlustiger de rode trappen af dan hij en omhoog gaat hij als een onoverwinnelijke gladiator met twee treden tegelijk. Als hij optreedt zit de zaal vol Russen en na afloop bieden geblondeerde Russinnen hem vanuit de zaal enorme bossen bloemen aan. Hij speelt bij voorkeur in een half verduisterde zaal, met een spotlight op de vleugel. Even wacht hij tot het publiek doodstil wordt en dan begint het oorverdovende tumult, waarbij hij nog net weet te voorkomen dat de vleugel doormidden breekt.
Denis Matsuev, bijgenaamd de ‘Siberische Beer’ en altijd op weg naar een volgend concert, is een megapianoster, die voor de duvel niet bang is. Of hij nu Beethoven, Tjsaikovski of Liszt te lijf gaat, hij speelt met de noten zoals een hyperactief kind verrukt met zijn blokkendoos speelt. Hij smijt de noten steeds harder en verder in de rondte en geniet van de herrie, de vormen en de kleuren. Hij kiest tempo’s die de geluidsbarrière doorbreken, leeft zich uit in extreme contrasten die groter zijn dan het verschil tussen licht en donker, koketteert met virtuoos kanonnenvuur, schudt moeiteloos octavenpassages uit zijn mouw en vliegt heen en weer tussen driedubbele fortissimo’s en (wat minder vaak) fluisterzachte pianissimo’s, waarbij zijn gepolijste lyriek de luisteraar heel even op adem laat komen. De met Gergiev en Poetin bevriende Matsuev is ook een aardige kerel, een slimme en goedlachse gesprekspartner, die zich met hart en ziel inzet voor jong talent en talloze vleugels naar afgelegen kleine dorpjes in Rusland helpt brengen om de muziekcultuur te stimuleren. Matsuev kan alles, maar één ding kan hij niet: maathouden.
Simon Reinink, de directeur van het Concertgebouw leidde voorafgaand aan het recital vol trots de allereerste editie in van de door Anita Crowe geprogrammeerde Grote Pianisten Serie, die het vervolg moet worden op wat Marco Riaskoff met zijn tijdens de pandemie gesneuvelde Serie Meesterpianisten in drieëndertig jaar heeft bereikt: een internationaal gewaardeerde topserie, waarin de grootste pianisten ter wereld komen optreden voor een altijd volle zaal vol kenners en liefhebbers. Dat zal het Concertgebouw nog niet meevallen, want op het openingsconcert, waarbij ook Riaskoff aanwezig was, zat de zaal maar half vol. Mogelijk moet het publiek nog even wennen aan de versoepelingen alvorens weer massaal naar het Concertgebouw te gaan. Maar een pianoserie starten met Matsuev, die overigens ook wel eens voorbijkwam in de Serie Meesterpianisten, is artistiek gezien niet echt een handige zet. Want de gemiddelde muziekliefhebber gruwt van zijn oorverdovende krachtsvertoon en omschrijft hem als de ‘Rambo’ onder de pianisten. Niet geheel ten onrechte.
Matsuev opende Beethovens magistrale laatste sonate, de Pianosonate nr. 32 in c, op. 11 met beukende openingsakkoorden en begon van daaruit aan een duizelingwekkend avontuur, dat meer associaties wekte met een helse rit in de achtbaan dan met een verlichte queeste door ‘een werk met ongeëvenaard drama en transcendentie… de overwinning van orde over chaos, van optimisme over angst,’ om met de pianist Robert Taub te spreken. Matsuev leefde zich uit in decibellen, extreme rubato’s en razendsnel contrapunt, maar gaf, eerlijk is eerlijk, bij momenten ook blijk van een rudimentair gevoel voor filosofie, poëzie en metafysische schoonheid. Liever echter wil Matsuev imponeren en zelfs shockeren, dus hij neemt niet de tijd om adem te halen en werkelijk stil te staan bij de diepere betekenis van Beethovens intieme en meditatieve passages. Matsuev is zo eager om met noten te scoren dat hij de grote lijn vaak uit het oog verliest, de spanningsbogen ondermijnt en luchtkastelen bouwt die elk moment in elkaar kunnen storten. Hij veroorzaakt chaos in orde in plaats van andersom en hoewel hij je, pronkend met zijn pauwenveren, soms laat glimlachen of weet te verbijsteren – neem die swingende ‘boogiewoogie’-variatie of die weergaloze trillers aan het einde- weet Matsuev geen snaar te raken en ontroert zijn virtuoze spel niet of nauwelijks. Het is alsof hij vlekkeloos een taal spreekt zonder de betekenis van de woorden te kennen. Er klinkt geluid, heel veel geluid, maar waar zijn ‘verhaal’ over gaat blijft een raadsel.
Gezegd moet worden dat Matsuev in de Méditation van Tjsaikovski (uit diens ‘Achttien stukken voor piano solo, op. 72), die hij ook in 2015 in de Serie Meesterpianisten – samen met de andere zeventien delen – ten gehore bracht (registratie van de Méditation is te vinden op YouTube), een andere kant van zichzelf liet zien. Dit is muziek die hij in Siberië met de paplepel kreeg ingegoten, want zijn beide ouders zijn pianist en er klonk altijd muziek bij Matsuev thuis. Tsjaikovski is hem duidelijk dierbaar, zodat hij in zijn muziek wegdroomt bij sprookjes van weleer en vergeet met donderend geweld te imponeren. Nog steeds een beetje oppervlakkig van expressie, wist Matsuev met zijn Tsjaikovki wel enkele snaren te beroeren, niet in de laatste plaats omdat hij zelf hoorbaar in deze muziek ‘thuiskomt’. De ondertitel van zijn ontwapende uitvoering zou ‘From Russia with love’ kunnen luiden.
Daarna knalde het hellevuur weer los in de monumentale Sonate in b van Liszt, die Matsuev op zijn grondvesten deed schudden. Enorme dynamische contrasten, beukende baslijnen, duizelingwekkende sprongen, imposante octavenpassages, soms gelardeerd met wat meer verstilde vergezichten, alsof hij acteerde in een taal waarvan hij de inhoud niet echt begrijpt. Geniaal was echter het gemak waarmee Matsuev ogenschijnlijk improviserenderwijs het virtuoze stuk veroverde. Maar ook hier ontbrak het aan opbouw, samenhang en balans, al waren er ook verrassende passages, die een belofte voor de toekomst leken in te houden.
Als een echte overwinnaar wierp Matsuev het razend enthousiast klappende publiek geroutineerd en behendig nog drie perfect getimede toegiften toe: de waarachtig mooi gespeelde Vocalise van Matsuevs held Rachmaninoff, een zowaar lieflijk en best elegant vertolkte Wals, op. 64 nr. 2 van Chopin en Grigory Ginzburgs razend virtuoos en tumultueus omspeelde arrangement van In de hal van de bergkoning uit Griegs Peer Gynt. Hierin liet de magistraal tekeergaande Matsuev, wiens vader altijd jazzmuziek draaide, méér dan in alle noten daarvoor horen dat er eigenlijk een groot jazzpianist aan hem verloren is gegaan. Al moet daaraan worden toegevoegd dat hij voor zijn plezier wel vaak jazz speelt, om Matsuev zelf te citeren: ‘Klassieke muziek is mijn huwelijk, jazz is mijn minnares.’
Wenneke Savenije
Info:
https://www.concertgebouw.nl/series/gezocht-op=Grote+Pianisten+I+en+II