Drie virtuoze zigeunerviolisten in Splendor en Boerderij Kamps
Gehoord: 4/9, 16.00 uur. Boerderij Kamps, Rolde
‘Zonder emoties kun je geen muziek spelen. Men noemt mij overal ‘the devil’s fiddler’, maar ik vind dat een verschrikkelijke bijnaam. Het is niet de duivel die mij inspireert maar God. Hij brengt die gevoelens naar boven, uit het diepste van mijn hart. En hij zorgt er ook voor dat het publiek geraakt wordt.’
Roby Lakatos, 2010
Inspiratie
Roby Lakatos, de Hongaarse zigeunerviolist die in 1986 naar België kwam om ‘ontdekt’ te worden in restaurant ‘Les Ateliers de La Grande Ile’ in Brussel, waar Yehudi Menuhin vaak naar hem kwam luisteren om hem vervolgens overal aan te bevelen, is op dit moment misschien wel de beroemdste vioolvirtuoos uit Boedapest. Hij leerde vioolspelen op de zigeunermanier van zijn vader en studeerde viool ‘zoals het hoort’ aan het Béla Bartók Conservatorium in Boedapest. Daarna ontwikkelde hij zijn eigen stijl, die hij ‘unorthodox gipsy fusion’ noemt. Lakatos maakte wereldwijd tournees, speelde in Het Concertgebouw (waar ik hem ooit interviewde op een van de zijbalkons, want Lakatos wilde sigaretjes roken) en werkte samen met violisten als Vadim Repin, Maxim Vengerov en Stéphane Grapelli. Zijn virtuoze spel berust op een nomadische vrije muzikale geest en een degelijke klassieke vioolopleiding, die het hem mogelijk maken overal waar hij komt nieuwe elementen in zijn muziek op te zuigen. Want Lakatos kan alles spelen, van razend virtuoze vioolstukken en zigeuner ‘classics’ tot aan geïmproviseerde vogelgeluiden en het ruisen de wind.
Hij is dan ook een regelrechte afstammeling van Janos Bihari (1764-1872), de bekendste Hongaarse zigeunerviolist van zijn tijd, de Paganini van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Bihari was zeer geliefd aan het keizerlijke hof, speelde op het Congres van Wenen in 1814 en werd met zijn orkest uitgenodigd voor talrijke openbare en particuliere feesten en banketten. Bihari creëerde een muzikaal idioom, de verbunkos-stijl, die nog steeds een onderdeel is van de Hongaarse muziektraditie. Hij heeft veel nieuwe muziek geschreven, en nieuwe dansen geïntroduceerd in Wenen, waaronder palotás en csárdás, die in feite variaties waren van de oude verbunkos, muziek die oorspronkelijk werd gebruikt om jonge mannen naar het leger te lokken. Veel zigeunerviolisten zaten in het leger. Ze trokken mee ten strijde om de andere soldaten te entertainen. Hun muziek werd in de eerste plaats gespeeld om op te dansen, zodat de soldaten ‘dansende doders’ werden.
Franz Liszt bewonderde Bihari enorm en heeft veel over hem geschreven in zijn boek ‘Des Bohémiens et de leur musique en Hongrie.’ Ook Beethoven en Brahms kwamen vaak naar de zigeunerviolist luisteren en ze kenden elkaar persoonlijk. Bihari’s invloed is o.a. hoorbaar in de Hongaarse dansen van Brahms en de Hongaarse rapsodieën van Franz Liszt, het gros van de thema’s van die werken komen uit zijn gipsy-koker, net als veel thema’s in de Slavische muziek van Dvorak. Op hun speurtocht naar de volksmuziek van de Balkan stuitten Hongaarse componisten als Bartók en Kodaly ook weer op de zigeunermuziek, waar ze zich ritmisch, harmonisch en melodisch door lieten inspireren. En wat te denken van de Tzigane van Ravel en de virtuoze vioolmuziek van De Sarasate en Wieniawski? Zo zijn zigeunermuziek en klassieke muziek al eeuwen nauw met elkaar verbonden met de viool als kloppend hart.
Miklos Laktos
Magyar Nóta
Maar helaas, in Boedapest gaat het inmiddels niet meer zo goed met de eens zo geliefde zigeunermuziek, die uitwaaierde over de hele wereld. In de laatste decennia van de vorige eeuw vond je op elke straathoek in Boedapest een restaurant met levende zigeunermuziek. Zigeunermusici vormden de elite van de Hongaarse Roma-gemeenschap en verdienden in binnen- en buitenland genoeg om hun achterban te kunnen onderhouden. Een fantastische zigeunerviolist als Károly Puka (1963) won prijzen vanwege zijn virtuoze spel, gaf wereldwijd concerten en maakte platen die nu nog als cd te verkrijgen zijn. Hij had zijn vaste stek in Boedapest, maar naarmate de levende zigeunermuziek uit de gratie begon te raken, raakte Puka aan lagerwal door armoede, met alcohol en schaamte als gevolg. Reden: gipsy muziek live is te duur geworden.
Zo dreigt er een fantastische viooltraditie verloren te gaan. Jongere zigeuners kiezen omwille van het geld voor een orkestbaan, de ouderen kwijnen weg. Een trieste situatie, want het mooiste en meest inspirerende vioolspel komt van gipsy’s als Toky Horvath (1920-1971), de Roemeense zigeunerband Taraf de Haidouks, Boross Lajos, de Koning van de Hongaarse primassen (1925-2014) en de fascinerende Géza Hosszú- Legocky (1985), die de sterren uit de zigeunerhemel speelt, o.a. optreedt met Martha Argerich, de Hongaarse Halgato op altviool ‘her-uitvond’ en in 2021 het Vioolconcert van Sibelius uitvoerde met het Radio France Orchestra o.l.v. Theirry Fischer en dat alles steengoed!
De Nederlandse jurist Frido Diepenveen en de muzikant en organisator Willem Gülcher, beiden groot liefhebber van de Hongaarse zigeunermuziek, besloten een aantal jaren geleden actie te ondernemen, niet in de laatste plaats omdat ze zagen dat de levende zigeunermuziek die aan het begin van de vorige eeuw nog zo populair was in Nederland en door heel Europa, nu ook in Hongarije zelf van het toneel dreigt te verdwijnen. Ze richtten de stichting Magyar Nóta op in de hoop uitsterving te voorkomen. In hun optiek is de vaak melancholieke zigeunermuziek ‘vrolijk, meeslepend en virtuoos.’ In mijn optiek zouden de grote vioolhelden van de klassieke viooltraditie – waaronder Fritz Kreisler, Yehudi Menuhin, Jascha Heifetz, de eigenzinnige Ivry Gitlis en Maxim Vengerov – het nooit tot zulke grote hoogten hebben gebracht als ze hun oor niet te luister hadden gelegd bij de gipsy’s.
Lajos Sárközi jr.
Boerderij Kamps
En zo komen de Hongaarse zigeunerviolisten, misschien wel de laatste der Mohikanen, de laatste jaren regelmatig met hun gipsybands – minimaal bestaande uit een cimbalon, 2e viool, altviool, bas en soms een klarinet of accordeon- naar Nederland om op te treden in Splendor in Amsterdam (doorgaans georganiseerd door Ernest Loot) en Boerderij Kamps, de prachtige locatie van Willem Gülcher, in het Drentse Rolde. Zijn boerderij brandde in 2012 volledig af, maar zijn liefde en passie voor de zigeunermuziek gaf hem de moed en inspiratie om de boerderij – die wordt omringd door Kampsheide, grasland met koeien, prehistorische akkerlanden met uien, een meertje en hunebedden – weer in traditionele stijl op te bouwen, met in het hart van de boerderij een mooie concertzaal.
Daar speelden afgelopen weekend drie bijzondere primassen uit Boedapest: Miklós Lakatos, ondanks zijn ‘pokerface’ een charismatisch violist met een zinderende diepe toon, die o.a. optrad in Carnegie Hall, het Ritz Hotel in Parijs en het Emke Restaurant in Boedapest, en de ingetogen en sophisticated musicerende vader en razend virtuoos violerende zoon Lajos Sárközi sr. en Lajos Sárközi jr., die op dit moment doorgaat voor de beste violist van Boedapest. Ze speelden om beurten adembenemend solo en 2e of 3e viool en hadden een geweldige cimbalist meegenomen, die werd ondersteund door een uitstekende gipsybas en een ervaren altviolist, die je in vele YouTube-fimpjes over zigeunermuziek ziet ‘napikken.’
Twee dingen waren niet alleen opmerkelijk, maar ook enorm enthousiasmerend: hoewel alle musici uit dezelfde vijver van eeuwenoude zigeuner-traditionals visten en met dat repertoire volledig vergroeid waren, hielden ze er als solist alle drie een volkomen eigen stijl op na, zonder de muziek te verloochenen. Lakatos excelleerde in muzikale intensiteit, Sárközi sr. klonk meer filosofisch en elegant en zijn zoon Sárközi jr. deed qua virtuositeit niet of nauwelijks onder voor Robby Lakatos. De musici van de gipsyband waren al even diep verbonden met de zigeunermuziek die ze speelden en voelden feilloos aan welke kant de primassen uit wilden, want ook al ligt de zigeunermuziek in grote lijnen vast, het mooie eraan is dat elke primas en in feite ook ieder ensemblelid de volledige vrijheid heeft om er binnen de hoofdlijnen op los te improviseren, zonder elkaar daarbij uit het oog te verliezen. Zo krijg je een muzikale samenhang die doet denken aan de dynamiek en de flexibiliteit van een zwerm spreeuwen. Willem Gülcher speelde traditiegetrouw op zijn klarinet ook een 19e eeuwse traditional van Cinka Panna (een van de weinige vrouwen in zigeunermuziekland!) mee en sloot dankzij zijn enthousiasme moeiteloos aan bij de band. Luisteren naar echte zigeunermuziek uit de Balkan is magisch, dus hopelijk houdt de stichting Magyar Nóta (met o.a. Simon Reinink, directeur van Het Concertgebouw in het bestuur) het nog jaren vol!
Wenneke Savenije
Info:
https://boerderijkamps.nl/14-mei-2023-radio-budapest-met-melodien-uit-budapest/
https://splendoramsterdam.com/agenda/640551/miklos-lakatos-lajos-sárközi-lajos-sárközi-sr-orkest