Dynamische Leonkoro Quartet overdondert door flair en dadendrang
Gehoord: 27/9, Kleine Zaal, Concertgebouw Amsterdam
Door Wenneke Savenije
Ze zijn jong, ambitieus, super dynamisch en bevlogen. Ze bestaan nog maar kort, maar wonnen sinds hun oprichting in 2019 in Berlijn al een indrukwekkende reeks prijzen op internationale concoursen in o.a. Italië en Frankrijk. De echte doorbraak van het Leonkoro Quartet kwam toen het strijkkwartet in 2022 in Londen de 14eeditie van het prestigieuze Wigmore Hall International String Quartet Competition won, al eerder de internationale lanceerbasis voor winnaars als het Tacács Quartet (1979, toen nog in Portsmouth), Hagen (1982), Wihan (1991, Casals (2000) en Arcadia (2012). Behalve de eerste prijs sleepten ze ook nog negen van de twaalf speciale prijzen in de wacht, waaronder die voor de beste vertolkingen van Haydn en Mozart en voor repertoire uit de 19e, 20e en 21 e eeuw. Hun naam was gevestigd en de pers was unaniem jubelend. De Frankfurter Allgemeine Zeitung schreef al voor de overwinning in Londen: ‘Het Leonkoro Quartet […] heeft een enorme podiumpresentatie, gloeit voor de muziek, neemt alle risico’s en verbaast met zijn empathie voor het eigen geluid van composities.’ De verwachtingen waren dus hoog gespannen.
Leonkoro betekent ‘Lionheart’ in het Esperanto, niet toevallig ook een verwijzing naar het kinderboek van Astrid Lindgren over de gebroeders Leeuwenhart, een boek dat het leven en de tragiek van het onvermijdelijke sterven omarmt door veel troost te bieden, zoals ook de muziek die het kwartet speelt vaak een verzachtende uitwerking heeft op deze existentiële materie. Het Leonkoro Quartet wordt gevormd door de broers Jonathan en Lukas Schwarz op 1e viool en cello, met Amelie Wallner op 2e viool en Mayu Konoe op altviool.
In het Concertgebouw maakte het Leonkoro Quartet afgelopen week voor het eerst hun opwachting, op de cellist na staand achter hun lessenaars en brandend van verlangen om de werken op het programma – de Langsamer Satz van Webern, het Derde Strijkkwartet van Sjostakovitsj en Beethovens Strijkkwartet in F, op. 59 nr. 1- vurig en bevlogen de Kleine Zaal in te slingeren. Dat lukte uistekend. Het was alsof het Leonkoro Quartet met elke noot een exclusieve vuurpijl afstak om het publiek er in vaak razende snelle tempi en meeslepende golfbewegingen van te overtuigen dat er niets, maar dan ook NIETS, mooiers en spannenders bestaat dan klassieke muziek.
En toch drong zich tijdens hun beweeglijke, explosieve en expressieve vertolking van Weberns Langszamer Satz onvermijdelijk de aristocratische en ingetogen lezing van het Quartetto Italiano aan me op, als een soort ‘oer-vertolking’ van dit stuk waar bijna geen andere interpretatie tegenop kan. Toegegeven, het leuke aan muziek is nu juist dat muziek (ook oude muziek) met zijn tijd meegroeit en altijd weer anders kan, mag en ook moet klinken, maar sommige uitvoeringen zijn zó grandioos en hebben zich zo diep vastgebeten in je muzikale geheugen, dat het soms lastig is om niet bevooroordeeld te zijn door te luisteren vanuit je verwachtingspatroon in plaats van in het nu. Tegen de muzikale ongenaakbaarheid en voorname ingetogenheid van Quartetto Italiano stelt het Leonkoro Quartet in Weberns Langsamer Satz Weense allure, romantische rubato’s en een zwelgende samenklank. Best indrukwekkend, maar ik kreeg het gevoel dat Webern, als hij erbij was geweest, wel eens gezegd zou kunnen hebben: ‘Jongens, kan het misschien ietsje minder geëxalteerd?
Er volgde een geanimeerde, energieke en indringende uitvoering van het Strijkkwartet nr. 3 in F, op. 73 van Sjostakovitsj, net naar de oorlog gecomponeerd in 1946 en doorspekt van dubbelzinnigheden die doen vermoeden dat de componist heimelijk protesteerde tegen Stalin en zijn terreurbewind. Aanvankelijk lieten de titels van de vijf delen hier ook geen twijfel over bestaan: 1) Luchthartige onwetendheid van een gewelddadige ramp, 2) Gerommel van onrust en anticipatie, 3) De krachten van de oorlog ontketend, 4) Ter nagedachtenis van de doden en 5) De eeuwige vraag: Waarom? En voor wat? Wijselijk veranderde Sjostakovitsj deze titels in: Allegretto, Moderato con moto, Allegro non troppo, Adagio en Moderato. Net als bij Webern imponeerde het hoge niveau van de individuele spelers van het Leonkoro Quartet, waarbij de Duits-Japanse gebroeders Schwarz niet voor elkaar onderdeden in onstuimige muzikaliteit, tweede violiste Amelie Wallner zorgde voor oerdegelijke stabiliteit en de uit Nederland afkomstige altvioliste Mayu Konoe met haar aandachtige flexibiliteit en buigzame muzikaliteit als een rots in de branding de vier partijen steeds met elkaar wist te verbinden. Als een dolgedraaide oorlogsmachinerie denderde de muziek door de zaal, gespeeld met een jonge honden-achtige bravoure en levenslust. Maar er waren ook meer intieme momenten, waarin de aanstekelijke dadendrang van het kwartet even plaats maakte voor lyriek en bezinning. Het klonk allemaal krachtig en indrukwekkend, loepzuiver en genuanceerd, fel en geraffineerd. Dat het technisch briljant musicerende Leonkoro Quartet een enorme potentie heeft om ook muzikaal nog te groeien is duidelijk.
Toen volgde wat muzikaal gezien het hoogtepunt van de avond had moeten worden, maar het niet werd: het Strijkkwartet in F, op. 59 nr. 1 van Beethoven. Het openingsdeel werd wederom dynamisch en geëxalteerd ingezet, met een enorme drive en uitzonderlijk veel energie. Daardoor werd er vaak te snel over details, motieven en thema’s heen gerausd, zodat Beethoven een beetje als een popster begon te klinken. Effectbejag laat zich echter slecht rijmen met de bloedserieuze en filosofisch getinte muziek van de maestro, zodat het Leonkoro Quartet voor mijn gevoel in zijn enthousiasme te veel heenwalste over de diepere betekenissen in Beethovens partituur. Heel fijntjes werd het tweede deel ingezet, maar al gauw nam de dadendrang het weer over van de inhoud. Het kwartet plonsde als het ware in de genialiteit van Beethoven, maar deed dat met zoveel enthousiasme dat het allemaal een beetje oppervlakkig begon te klinken. Razend knap gespeeld, maar niet altijd even wijs, smaakvol en diepzinnig. Prachtig klonk de cellosolo in het Adagio molto e mesto, als een liefdeslied vol herkenbare emoties. En zo ging het verder, waarbij het verbluffende spel van het Leonkoro Quartet zeker getuigde van veel respect voor Beethoven. Maar de behoefte om te scoren won het nog teveel van het verlangen om te doorgronden, zodat hier ondanks de hoge instrumentale kwaliteit van de uitvoering muzikaal en inhoudelijk nog veel te winnen viel. Dat neemt niet weg dat het talentvolle Leonkoro Quartet zonder twijfel een grote toekomst tegemoet gaat. Bij wijze van originele toegift klonk nog een plotseling verrassend serene en ingetogen uitvoering van een Fantasie van Purcell.
Wenneke Savenije
Info: