Een klinkend zelfportret door Piotr Anderszewski
Gehoord: 17/1, Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam
Door Wenneke Savenije
Unquiet traveller
In de documentaire Piotr Anderszewski, Unquiet Traveller (2008) van Bruno Monsaingeon reist de Poolse pianist per trein door Oost-Europa met zijn vleugel aan boord, waarop hij bij voorkeur Mozart speelt. Die Zauberflöte is zijn lievelingswerk omdat het werk volgens hem alles omvat, speelsheid en wijsheid, droefenis en vreugde, goddelijkheid en menselijkheid. Al spelend en zingend laat hij de mooiste passages uit de opera horen. Mozart is ook de componist die van hem ‘een andere pianist maakte’. Dat gebeurde toen hij 16 jaar was en er al tien jaar pianostudie bij diverse leraren op had zitten. Thuis werd hij aangewakkerd door zijn strenge Pools-aristocratische vader voor wie hard studeren nooit goed genoeg was. Maar toen hoorde Anderszewski het Requiem van Mozart. Hij werd verpletterd door de diepzinnige schoonheid en zeggingskracht ervan, en begreep dat het wezen van muziek niet samengaat met de ijzeren tucht en discipline die nodig zijn om een virtuoos pianist te worden. Vanaf dat moment wilde hij niet langer een klavierleeuw zijn, maar hooguit een waarachtig musicus.
Niet dat hij er nonchalant van werd, want volgens Monsaingeon lijdt Anderszewski aan een bijna pathologische zelfkritiek. Dat bleek onder meer toen de nu 54-jarige pianist in 1990 meedeed aan de Leeds Piano Competition, waar hij tijdens de halve finale voortijdig het podium verliet omdat hij niet tevreden was met zijn uitvoering van de Variaties op. 27 van Webern. Het gebeurt ook wel eens dat Anderszewski tijdens een recital besluit een compleet werk nog een keer te spelen, omdat hij zijn eerste uitvoering ervan beneden de maat vond. Die onvrede is ook de reden waarom Anderszewski, rusteloos op zoek naar volmaaktheid, vaak op zijn concerten dezelfde stukken speelt. Natuurlijk moet de partituur recht worden gedaan en de pianistiek zo volmaakt mogelijk zijn, maar zijn belangrijkste doel is: ‘Creating my own identity in music’… ‘One can only play what one loves. Passion is not a profession.’ En dat behelst een levenslange zoektocht. Een slechte uitvoering is als verraad aan de liefde.
Opzoek naar de essentie
In Monsaingeons documentaire vertelt Anderszewski, die ondanks zijn onconventionele aanpak toch succesvol carrière heeft gemaakt, over zijn worstelingen als concertpianist: ‘Als ik met orkest speel zeg ik soms tegen mezelf: “Ik speel nooit meer concerten. Te veel artistieke compromissen. Ik wil alleen nog maar recitals spelen.” Wanneer ik geconfronteerd word met de extreme eenzaamheid van een recital, de heroïek en ook de wreedheid die ermee gepaard gaan, dan denk ik soms dat ik nooit meer recitals ga geven. “Van nu af aan maak ik alleen nog maar opnames.” Maar als ik opnames maak en het werk zo vaak als ik wil kan herhalen om het beter te doen en er de best mogelijke uitvoering van vast te laten leggen, dan keert alles zich tegen me: de piano, de microfoon, de muziek en mijn eigen gevoel van vrijheid. Dan denk ik bij mezelf: “Ik ga nooit meer een studio opname maken, dat is nog wreder.” In feite is de ultieme verleiding stoppen met alles, gaan liggen luisteren naar mijn hartslag en stilletjes ervaren hoe die ermee ophoudt.’ Het moge duidelijk zijn: de pianist is op zoek naar de essentie van het leven en wil die tot uitdrukking brengen in zijn muziek.
Bach
Anderszewski is dol op Bach, maar verwacht van hem geen pogingen om recht te doen aan de academische regeltjes van de authentieke muziekpraktijk, verwacht geen pogingen om de vleugel als een klavecimbel te laten klinken. Zijn Bach is authentiek in de ware zin des woords, vormgegeven vanuit de weerklank die Bachs noten vinden in zijn eigen ziel, meer romantisch dan barok, meer zingend dan hamerend, fenomenaal in zijn heldere stemvoering, ontroerend door de expressieve en zangerige klank van de elegant in elkaar overvloeiende frases. De monumentale Zesde partita van Bach klonk als een vurige geloofsbelijdenis, die het Muziekgebouw in een theaterdecor veranderde. Anderszewski zette Bachs geniale noten uiteen in monumentale overpeinzingen en levendige dansbewegingen, waaraan hij door het natuurlijke verloop van zijn rubato en het aanbrengen van subtiele dynamische schakeringen een fascinerende dieptewerking verleende. De spirituele intentie van zijn spel deed denken aan de zoektocht van de ‘meesters van het licht’ uit de schilderkunst, die zich in navolging van Caravaggio bezighielden met de kunst van het chiaroscura, het bereiken van dramatische effecten door het aanbrengen van extreme contrasten tussen donker en licht.
Szymanowski & Bartók
Zo omarmde Bachs majestueuze Zesde partita en de lichtvoetiger Eerste partita, beiden glashelder gespeeld met een even persoonlijke als emotioneel gekleurde zeggingskracht, als een magische cirkel de beide andere werken op het programma: de karakteristiek en sfeervol verklankte Mazurka’s van zijn landgenoot Karol Szymanowski (1882-1937), wiens muzikale Wanderlust niet moet hebben ondergedaan voor die van Anderszewski zelf, en de levendig, expansief en onstuimig verklankte 14 Bagatelles van Bartók, die in deze reeks pianostukken voor het eerst brak met de romantische traditie van Liszt en Brahms, door te experimenteren met elementen van de door hemzelf met een fonograaf vastgelegde Hongaarse volksmuziek. Het metafysische verlangen naar het ontsluiten van nieuwe muzikale horizonnen maakt ook Anderszewski, om Monsaingeon te citeren, tot ‘een van de boeiendste musici van deze tijd.
Wenneke Savenije
Info: