Een weekend in Dortmund met Martha Argerich, Lahav Shani, Kian Soltani en Renaud Capuçon
Gehoord: Konzerthaus Dortmund, 23 april 2023
Door Willem Boone & Wenneke Savenije
Argerich en Shani halen het beste uit elkaar naar boven
Ze loopt wat voorzichtiger, ze tilt haar rok op, waarschijnlijk uit angst om erover te struikelen, maar eenmaal gezeten aan de vleugel is Martha Argerich wat ze altijd al geweest is: een onnavolgbare pianiste op wie de tijd geen vat lijkt te krijgen. En gelukkig maar, want ook in tijden waarin jonge collega’s met het grootste gemak spelen, blijft ze een hele aparte plaats innemen. Bij iemand van bijna 82 vraag je je toch heel voorzichtig af of de motorische vermogens niet terug beginnen te lopen, waarbij de vingers gaan haperen, om nog maar te zwijgen over het geheugen. Die angst lijkt bij haar ongegrond, want haar techniek lijkt nog even geolied als voorheen. Ook aan het repertoire doet ze tot nog toe geen concessies, al gaf ze laatst aan het Eerste pianoconcert van Tschaikofsky niet meer te willen spelen: ‘Dan komt het publiek alleen maar kijken of die oude vrouw nog snelle octaven kan spelen!’. Veel van de stukken die ze tijdens haar duorecital met Lahav Shani uitvoerde, zijn voor haar bekende kost. Het zijn echter wel stuk voor stuk composities die qua techniek het uiterste vergen en ze speelde deze bijna allemaal in de van haar zo bekende snelle tempi.
Pianotrio’s
Lahav Shani verzorgt een ‘residency’ in Dortmund, waarbij hij de dag ervoor op verbluffende wijze Pianotrio’s van Mendelssohn en Tschaikovski had gespeeld met violist Renaud Capuçon en cellist Kian Soltani. Daarbij ging het ook al om muziek die zeker van de pianist het uiterste aan virtuositeit vroegen en die multitalent Shani uitvoerde alsof hij net zo veel tijd aan de piano doorbrengt als voor een orkest. Kennelijk maakt het voor hem niet uit in welke rol hij naar voren treedt en ademt hij zodanig muziek dat het resultaat altijd even indrukwekkend is. Ondertussen vraag je je af waar hij de tijd vandaan haalt om zulke ingewikkelde partituren te studeren. Vooral Shani en de onvergelijkbare Kian Soltani, die met zijn vloeiende streek en zijn pure, rijkgeschakeerde en vervoerende cellotoon elke melodie laat openbloeien als lentebloesem, vormden binnen het gelegenheidstrio een Gouden Duo. Wat een fijnzinnig samenspel, noblesse, diepgang en expressiviteit! De nogal academische en ‘dunne’ viooltoon van de Franse violist Capuçon stak daar wat magertjes bij af. Zijn spel getuigde van een minder uitgesproken ‘oer muzikaliteit’, verbeeldingskracht, spontaniteit en bevlogenheid. Dat stond de ideale pianotriobalans in de weg in Mendelssohns Pianotrio nr. 1 in d, op. 49, al weerde de violist zich dapper en gelukkig ook ietsje vrijmoediger in het Pianotrio in a op. 50 van Tsjaikovski.
Prokofiev en Rachmaninoff
Shani heeft al eerder samengewerkt met Argerich, zowel in duo-optredens als met orkest en de komst van deze beroemde collega had ervoor gezorgd dat de zaal van het Konzerthaus nagenoeg uitverkocht was. Zij begonnen hun recital met de buitengewoon aardige bewerking van Prokofievs Symphonie classique voor twee piano’s door Rikuya Terashima. Beide musici zijn aan elkaar gewaagd en delen een bijzondere eigenschap: zij nemen zonder veel vertoon plaats, duiken in de muziek en zitten er direct in. De muziek klonk speels, fris en hun opvatting was eensgezind. In het Larghetto luisterden de pianisten echt naar elkaar: de onnavolgbare manier waarop Argerich een akkoord of soms een enkele noot kan laten klinken werd weerspiegeld in het spel van Shani. In subtiliteit deden beiden niet voor elkaar onder. In de Gavotte kwam het sprookjesachtige van deze muziek goed naar voren, ook in een bewerking voor twee piano’s. In de Finale moto vivace lag het tempo wederom hoog, waarbij Argerich repeterende noten speelden met een snelheid die iedere beschrijving tartte. De daaropvolgende Suite voor twee piano’s opus 17 van Rachmaninoff was een van de glansstukken die zij vaak met haar overleden vriend en collega Nelson Freire speelde. Zij waren een duo dat gedurende vele jaren met een bepaalde regelmaat samen optrad en beide musici vulden elkaar aan. Het was des te opmerkelijker dat de tempi van vooral de Wals en de Tarantella vrijwel identiek klonken in deze uitvoering met Shani als partner. Hier was sprake van dezelfde natuurlijke flow en dat is alleen maar een groot compliment aan Shani. Hij is een voortreffelijke partner die op dezelfde natuurlijke manier zijn partijen speelt als de betreurde Nelson Freire dat deed. Kennelijk voelt de Argentijnse pianiste zich ook bij haar veel jongere collega op haar gemak, waardoor ze met hem tot eenzelfde eenheid in opvatting komt en waardoor haar naturel nog beter naar voren komt. Beide musici stimuleren elkaar over en weer en halen het beste uit elkaar naar boven.
Ravel
Na de pauze speelden zij allereerst vierhandig de suite Ma mère l’oie van Ravel, alweer een partituur die ook in een orkestversie bestaat. Hier ging het net als bij Prokofiev om sprookjesachtige muziek. De eenvoud ervan kwam treffend naar voren, waarschijnlijk kon Ravel zich zijn suite niet beter gespeeld voorstellen. Argerich speelde de primo-partij, waarbij zij haar affiniteit met deze componist nog eens kon onderstreepte. Zij kan als geen ander een toon met focus spelen en deze heel precies projecteren. Bij het afsluitende La Valse van dezelfde componist zal het zeker wat uitgemaakt hebben dat zij deze versie voor twee piano’s (die overigens de originele versie is en die voor de veel bekendere orkestversie ontstond!) met een dirigent uitvoerde. Ook in deze oerversie behield het stuk zijn hypnotische werking. Argerich kreeg tijdens het spelen last van een hoestbui, maar het belette haar niet om ‘gewoon’ door te spelen: het is tekenend voor haar professionaliteit of concentratie zo men wil. Als altijd was het slot met twee glissandi over het gehele toetsenbord spectaculair, al speelde Shani deze of het de gewoonste zaak van de wereld was.
Na een ovatie door een ongewoon enthousiast Duits publiek speelden beiden een ontroerende toegift: Bachs Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit in de bewerking van Kurtag. Het klonk als een gebed en na een turbulent stuk als La Valse was het daardoor misschien nog meer op zijn plaats. Er volgde nog een tweede toegift: de Dans van de suikerfee uit De Notenkraker van Tschaikovski, bewerkt voor twee piano’s door de vroeg overleden Cypriotische pianist Nicolas Economou. Ook dit was een magisch moment, doordat Argerich door kleuring in de bovenstem prachtig de celesta wist te suggereren. Daarmee kwam helaas een eind aan het optreden van dit indrukwekkende gelegenheidsduo, waarvan je alleen maar kunt hopen dat beide pianisten de smaak te pakken hebben gekregen en waarvan meer optredens te verwachten zijn!
Info:
https://www.konzerthaus-dortmund.de/de