Een Zondag in Den Haag

Op de Dag van de Aarde bezocht ik in Den Haag twee excellente concerten waarvan ik, wegens omstandigheden, wat later verslag doe. Natuurgewijde thematiek paste op deze dag. Daarbij kwam het tot interessante parallellen, die je vanuit de muziekhistorie niet direct zou verwachten. De voornaamste componisten Richard Strauss en Nicolas Medtner worden immers eerder als tegenpolen gezien. Toch delen ze klaarblijkelijk eenzelfde ontvankelijkheid voor de natuur en ook de interesse in het werk van Friedrich Nietzsche.

Daags tevoren was de residentie nog belegerd door boze boeren, milieuactivisten en bijkomende ordehandhavers. Maar toen ik zondagmiddag 12 maart op het Centraal Station arriveerde was van dat oproer nauwelijks nog een spoor te bekennen. Rondom het station zetten hardloopschoenen de toon vanwege de Halve Marathon. Het weer zal weinig problemen hebben geleverd. Moeder aarde glimlachte genadig: de temperatuur was uitgesproken mild. Al stak er nu en dan een stevige bries op.

Dat het concert van het Residentie Orkest met stip in mijn agenda stond had niet zozeer met het gekozen programma te maken, als wel met dirigent Jun Märkl. Zijn concerten met hetzelfde orkest waren begin december vorig jaar waren een hoogtepunt in 2022. Natuurlijk was mijn nieuwsgierigheid gewekt.

Voor muziek van Richard Strauss begeef ik mij wat minder snel naar de concertzaal – al beluister ik de Vier Letzte Lieder graag. Daaraan vooraf ging de Nederlandse première van het orkestwerk Uzu – draaikolk – van de Japanse componist Toshio Hosokawa. Ooit gecomponeerd voor de zestigste verjaardag van Jun Märkl, draaide misschien wat erg langdurig om hetzelfde tooncentrum. Hosokawa had de luisteraar bewust willen vangen in een muzikaal verbeelde cirkelbeweging, door het letterlijk te omsingelen met vijf orkestgroepen. Je waande jezelf in een oceaan van klank. Toch ontstond er naast het gewenste onbehagen na enige tijd ook wel wat ongeduld. Toen het eerste gekuch door het publiek begon te gaan, keerde het orkest echter terug naar de uitgangspositie en kondigde zich zo het slot van het werk aan. De componist werd uitgenodigd om het enthousiaste applaus van het opgeluchte publiek in ontvangst te nemen.

Het programmaboekje voor dit concert verhaalde over van de glorie van weleer, toen niemand minder dan Richard Strauss zelf op 26 november 1911 het Residentie Orkest leidde in een symfonisch werk dat ook deze zondag op de lessenaars stond: Strauss’ symfonisch gedicht Also sprach Zarathustra. Voor dat werk moet alles uit de kast. En meer nog, want Amare beschikt weliswaar over een schitterende akoestiek, maar nog niet over een daadwerkelijk orgel, zoals je dat nadrukkelijk na de wereldberoemde openingsmaten van dit werk kunt horen.

De kunst voor een dirigent is om aan die openingsmaten voorbij een grote boog over het hele stuk te zetten, waarin zowel spelers als luisteraars worden meegenomen. De laatste krijgen een overload aan muzikale gegevens, waar je zelfs als je het werk behoorlijk kent toch telkens weer opnieuw wijs uit moet zien te worden. Märkl nam de toehoorders bij de hand door vloeiende tempo-overgangen en een perfecte beheersing van de balans, zodat je temidden van het wild overwoekerde orkestgeweld, toch telkens de juiste wegwijzers aangereikt kreeg. De orkestleden maken een tamelijk hachelijke tocht, waarbij ze ondanks vermoeidheid en ongetwijfeld de nodige stress, steeds van grote tutti naar soli moeten schakelen, voortdurend alert op de zuiverheid die Strauss soms van de neteligste instrumentencombinaties vraagt.

Niet alleen bij het publiek, maar ook bij de musici was de euforie over de onder Märkl geleverde prestatie groot. Toen de dirigent voorafgaand zijn laatste buiging het Residentie Orkest nodigde om nog een keer op te staan, weigerden de musici unaniem onder luid snaarstokkengekletter en voetgestamp. Het was het enige ogenblik die middag dat het orkest Märkl niet volgde.

Waar Strauss zich in Also sprach Zarathustra niet alleen tot interesse voor het literaire werk van Friedrich Nietzsche bekent, maar ook tot zijn fascinatie met de natuur, komt dat laatste nog sterker tot uiting in de Vier Letzte Lieder. Dit hymnische afscheid van de vergankelijke aardse schoonheid werd gezongen door de relatief lichte sopraan Carolyn Sampson. Bij Strauss’ instrumentatie is dat niet zonder risico’s. Hij was een meester in de orkestratiekunst, maar dat betekende nog niet dat de menselijke stem het orkestvolume gewassen is. Zijn echtgenote, de sopraan Pauline de Ahna, beklaagde zich daar graag over.

Toch vond ook Sampson genade bij Jun Märkl die het orkest goed in toom hield wanneer Sampson de boventoon moest voeren. Waarbij hij vooral het begin van frasen vanuit de kleinst mogelijke dynamiek opzette, om telkens te focussen op de zangstem waardoor de aandacht van het publiek hier ook tijdens te luide orkestraties op gericht bleef. Sampsons zorgvuldig gearticuleerde, invoelzame tekstzegging deed de rest. Een grotere stem had allicht een breder kleurpalet kunnen bieden, maar deze uitvoering verdiende respect. De concertopname die een dag later op Radio 4 werd uitgezonden brengt de finesses van het samenspel tussen iets naar voren gehaalde sopraan en het orkest dankbaar uit.

https://www.nporadio4.nl/uitzendingen/avondconcert/afed0f6e-2e3e-468a-99ff-2864ef2b3d36/2023-03-13-avondconcert-residentie-orkest-speelt-richard-strauss

Toen het concert van het Residentie Orkest dus al enige tijd gepland stond, verraste sopraan Ekaterina Leventhal mij met de aankondiging van de presentatie van alweer de vierde cd in de allereerste complete rondgang langs het liedoeuvre van de Russische componist Nicolas Medtner: ‘Wandrer’s Nachtlied’ getiteld en geheel gewijd aan zettingen van Duitstalige poëzie.

 

 

De Germanofiele stroming was sterk in Rusland voor 1917. In de eerste plaats omdat men zich – zeker wat betreft de poëzie, de filosofie en de muziek – nadrukkelijk oriënteerde op Romantische idolen als Goethe, Nietzsche en Beethoven. En niet in de laatste plaats omdat zich in de tijd van industrialisatie talrijke Duitsers in Rusland hadden gevestigd. Ook Medtner was van Duitse origine en zijn nadrukkelijke keuze voor een expliciet Duitse transcriptie van zijn achternaam laat al zien dat de componist trots was op zijn komaf.

Tweede voertaal bij de Medtners was dan ook niet Frans, zoals in de meeste adellijke Russische families of Engels, maar Duits – zoals voornamelijk in handelskringen. Het mag dus geen verbazing wekken dat Medtner zelden Russische vertalingen van Duitstalige gedichten toonzette, zoals Rachmaninoff en Tsjaikovski dit voor hem deden, maar doelbewust de Duitstalige tekst als uitgangspunt nam.

Met pianist Frank Peters, liefhebber van Russische muziek van wie ooit het initiatief tot dit project was uitgegaan, stelde Ekaterina Leventhal een mooie selectie liederen samen, waarin natuurtaferelen aanleiding geven tot reflectie en projectie – zoals die eerder middag ook in Strauss’ Letzte Lieder.

Voorop gingen elf Duitstalige zettingen van Goethe en een van Heine die ook op de nieuwe cd te vinden zijn. Gevolgd door zettingen van vier gedichten van Fjodor Tjoetsjev en een van Afanassy Fet afkomstig van het eerste volume dat Leventhal en Peters opnamen. In een gesproken toelichting vestigde Frank Peters de aandacht op het subtiele verschil in Medtners muzikale benadering van de Duitse en de Russische taal. In geen van beide talen spreken Medtners liederen onmiddellijk tot de verbeelding. De Duitstalige gedichten leveren wat dat betreft nog iets weerbarstiger stof omdat tekst en melodie wat onwennig – niet zozeer vanuit de declamatie – verbonden zijn. En de piano daar nog ritmische en harmonische verwikkelingen aan toevoegt, die een luisteraar weliswaar pakken, maar niet eenvoudig kan verenigen. Zeker niet op het eerste gehoor. Met Russische teksten is Medtner minder strak, zodat de lyriek vloeiender en minder bedacht overkomt, soms zelfs rechtstreeks folkloristische bereiken aandoet en de stemmingscurve steviger is.

Ook de toewijding die Leventhal en Peters aan de dag leggen laat de luisteraar niet snel los. Beheersing is hun kracht. Waarbij Leventhals stem in de zaal warmer resoneert dan op cd. Het publiek dat de Paleiskerk op 12 maart vulde, beloonde het duo met gelijkgestemde devotie. En zo werd het een mooie, sfeervolle avond, die werd besloten met de zetting van drie gedichten van Nietzsche (en voor mij zo weer terugwees naar Also sprach Zarathustra). Gevolgd door Medtners Sonate-Vocalise waaraan vooraf de componist een getoonzet motto van Goethe stelt.

Als Medtner zich in dit laatste werk letterlijk los zingt van de inleidende tekst, merk je eens temeer hoe ernst en zorg om de poëzie de componist in zijn liedkunst bezwaarde. Want eenmaal in het non-verbale bereik vliegt zijn muze pas werkelijk uit. Peters en Leventhal grepen dit moment wel zo fenomenaal aan, dat je jezelf na de presentatie van deze cd niet alleen verheugt op nadere kennismaking met de liederen op dit vierde volume, maar al reikhalzend uitziet naar het …helaas laatste… vijfde.

Elger Niels

https://nikolaimedtner.com/

 

 

You May Also Like

De bijzondere passie van de Zwitsers-Nederlands componist Frank Martin

Op het Rachmaninoff-Pletnev Festival in De Doelen draait alles om klankschoonheid

Jonathan Fournel speelt meesterlijk in divers repertoire in Muziekgebouw Eindhoven

Prokofiev geeft violist Spacek en pianist Choni vleugels in Edesche Concertzaal