Enthousiast orkestspel met geblesseerde Pires als sprankelende pianosoliste
Neojiba o.l.v. Ricardo Castro m.m.v. Maria Joao Pires, piano
Gehoord: Concertgebouw Amsterdam, 19 september 2022
Door Willem Boone
Het concert van gisteravond leek aanvankelijk met slecht nieuws te beginnen getuige de opkomst van directeur Simon Reinink. Nogal eens gaat dat gepaard met de aankondiging van een afzegging, maar dat viel gelukkig in dit geval mee. Hij vertelde ‘slechts’ dat pianiste Maria Joao Pires bij een val haar knie bezeerd had en daardoor moeizaam liep, maar dat ‘ze net zo mooi als anders speelde.’ Daarna gaf hij het woord aan dirigent Ricardo Castro, de initiatiefnemer van – zoals hij het zelf uitdrukte – ‘de kids uit Bahia’. Het bleek om de achtste tournee te gaan, al bestond het ensemble daarbij steeds uit andere musici. Castro memoreerde dat het hen om ‘een boodschap van vrede’ te doen was en dat de leden van het orkest ‘verantwoordelijk voor de komende generaties zijn’.
Hij hield zich verder aan zijn eigen woorden – ‘U komt als publiek niet om musici te horen praten, maar om ze te horen spelen!’- en daarna klonk het eerste werk, de Ouverture uit Il Guarany van de Braziliaanse componist Antonio Carlos Gomes. Deze compositie deed enigszins aan Italiaanse operamuziek denken: als geheel kwam het echter onsamenhangend over. De melodieën, hoewel niet vrij van dramatische momenten, liepen niet door en werden steeds door andere invallen onderbroken. Over de uitvoering bestond geen twijfel: het orkest (waar overigens niet alleen maar jongeren in speelden!) bracht de ouverture met veel geestdrift.
In dit verder geheel Braziliaans getinte programma deed Beethovens Derde pianoconcert als vreemde eend in de bijt aan, maar wie kon daar bezwaar tegen maken met soliste Maria Joao Pires in de hoofdrol? Nadat de vleugel op zijn plaats gezet was, bleek zij samen met de orkestmusici en de dirigent via een van de zijtrappen het podium betreden te hebben. Zij wachtte rustig haar beurt af en toen het zover was, bleek haar spel nog niets aan sprankeling en alertheid verloren te hebben. Hoewel zij de enigszins gevorderde leeftijd van 77 bereikt heeft, is haar spel technisch gaaf met parelende loopjes en trillers. Wat vooral de aandacht trok, was haar pure en zangerige toon. Deze is misschien niet heel krachtig, maar wel kernachtig. Zij deed denken aan haar grote voorgangster Clara Haskil – evenals Pires een befaamd Mozart-interpretator – die ditzelfde pianoconcert ook zo gedenkwaardig speelde. Beiden deden het tempo voorschrift ‘allegro con brio’ mogelijk niet optimaal recht, maar zij wisten dat te compenseren door op de juiste manier hun toon te projecteren. Zo wist de Portugese pianiste op knappe manier te voorkomen dat haar spel als ‘niet krachtig genoeg’ over zou komen. Bovendien maakte zij in Beethovens eigen, schitterende cadens in het eerste deel duidelijk dat zij een dwingend betoog kon opbouwen, waarin je als luisteraar alleen maar mee kunt gaan. Niet minder overtuigend was zij in haar ontroerende inzet van het Largo, waar de componist met weinig noten akkoorden voorschrijft die alle warmte en menselijkheid van de wereld lijken te bevatten. De pianiste speelde haar partij weliswaar dromerig en poëtisch, maar ook hier behield haar spel zijn kern.
De dialogen met vooral fluit, hobo en fagot waren fraai, net als de strijkers aan het eind van het langzame deel. De inzet van het Rondo, die echt ‘atacca’ klonk zoals Beethoven dat verlangt, was dartel en het slot met die wonderlijke overgang naar majeur kwam niets aan sprankeling tekort. Na een staande ovatie keerde dirigent Castro tijdelijk naar zijn eigen instrument, de piano, terug om samen met Pires een toegift te spelen: een deel uit Peer Gynt van Grieg, waarbij de pianiste gelukkig de primo-partij voor haar rekening nam.
Het gedeelte na de pauze was geheel aan Braziliaanse muziek gewijd, allereerst Kamaramusik, concert voor berimbau, percussie en orkest van Jambere Cerqueira. Dit uit 2022 daterende, speciaal voor het orkest gecomponeerde stuk is bedoeld als ode aan de berimbau, maar ook aan de Braziliaanse dans en sport nummer één: de capoeiera. De berimbau bestaat uit een stok, vaak gemaakt van beribahout, een ijzeren snaar, meestal van een autoband, en een uitgeholde kalebas. Door ritmisch met een stokje tegen de snaar aan te slaan ontstaat een zingend geluid. De muzikant kan de toonhoogte beïnvloeden door een steentje of een munt tegen de snaar aan te houden en daarmee de lengte van het trillende gedeelte te verkleinen. Door de kalebas tegen de buik aan te drukken of hem ervan af te houden wordt de galm bepaald.
Een aantal orkestleden kwam net als de dirigent in het wit gekleed op en nam plaats tussen de andere musici. De niet nader in het programmaboekje genoemde solist op de berimbau speelde aanvankelijk solo op haar instrument en betrok het publiek met ritmisch geklap bij de uitvoering. Het gaat om een instrument dat niet meer dan drie of vier klanken kan produceren, waardoor het snel eenzijdig klonk. De orkestpartij, hoewel nogal traditioneel van karakter, was in dat opzicht spannender. Solisten, orkest en dirigent brachten dit recente stuk met veel enthousiasme.
Ten slotte stond de Bachianas Brasileiras nr 4 van Villa Lobos op het programma, daar waar Bach in het Preludio nog om de hoek leek te kijken, was de muziek in de Aria juist vooral Braziliaans getint. Het orkest speelde de muziek van zijn landgenoot met veel flair. Het was mooi om te zien hoe de leden van het ensemble al spelend bijna heen en weer ‘deinden’. Al met al leverden zij, samen met de dirigent, een uitstekende prestatie. Hopelijk doen zij samen met Pires over niet al te lange tijd Amsterdam opnieuw aan!
Info:
https://www.neojiba.org/neojiba.php?lang=en