Franz Liszt – Hongaarse Rapsodieën Nrs.1 & 2
Van de negentien rapsodieën waarmee Franz Liszt het Hongaarse volk van een ‘nationaal epos in noten’ wou voorzien, bespreek ik hier de eerste twee. Verschillende nummers uit de set druppelden de afgelopen jaren in de vorm van individuele Henle-uitgaven binnen. Voor een aantal van deze technisch uitdagende stukken was er voor het eerst, of voor het eerst in lange tijd, toegang tot de autografen.
Elke rapsodie bevat een voorwoord door Liszt-kenner Mária Eckhardt en toegevoegde vingerzettingen. In de Eerste rapsodie ontbreken er nog wel eens vingerzettingen waar je ze juist bij ingewikkelde passages graag zou willen zien. Ook de notatie van waardestrepen, triolen en rusten is niet altijd even duidelijk of consistent. Zeker in de passage van maat 62 tot 76 wordt het erg onduidelijk wanneer je nu wel triolen moet lezen of niet. Soms is het soort notatie een keuze uit historisch perspectief, maar het behouden van de door Liszt gebruikte incorrecte notatie als in maat 128 (er zitten niet genoeg rusten en noten in de maat om deze te vullen) is moeilijk verdedigbaar als de oplossing niet moeilijk te vinden is.
De veel bekendere Tweede rapsodie lijdt een stuk minder onder dezelfde problemen. De vingerzettingen zijn keurig en je krijgt er zelfs een uitneembaar vel bij met alternatieve passages en tussenvoegsels, die Liszt op zijn oude dag voor zijn pianostudenten schreef.
Op het drukwerk en de kwaliteit van het bewonderenswaardige onderzoekswerk van editeur Peter Jost is weinig aan te merken, maar als we de bronnen als nét iets minder heilig gaan zien ten behoeve van de verduidelijking van de notatie (zonder de muzikale intenties aan te tasten, uiteraard) is er na een kleine twee eeuwen nog steeds verbetering mogelijk – óók waar het een Urtext betreft.
Melle Heij
G. Henle Verlag HN 1598 & HN 1586
ISMN 979-0-2018-1598-5 & ISMN 979-0-2018-1586-2