Gautier Capuçon en Frank Braley: volstrekt gelijkwaardig duo in Beethoven
Gehoord: Tivoli Vredenburg, 18 maart 2024
Door Willem Boone
Beethoven compleet
Gautier Capuçon en Frank Braley speelden een genereus programma: alle Cellosonates van Beethoven tijdens hetzelfde concert. De enige concessie was dat ze niet de herhalingen speelden, omdat het daardoor waarschijnlijk een nog langere avond geworden was. Van Beethoven is bekend dat hij de eerste echte Cellosonates schreef en dat het instrument daardoor als het ware ‘emancipeerde’. Waren de eerste twee Sonates opus 5 nog geschreven voor piano en cello (in die volgorde), vanaf de Derde sonate opus 69 wordt deze verhouding steeds gelijkwaardiger, net als in de laatste Vioolsonates. Deze twee musici spelen al lang samen en hebben een tijd geleden het oeuvre van Beethoven voor cello en piano (inclusief de Variaties) op cd gezet. Zij zijn dus bepaald aan elkaar gewaagd en Capuçon toonde aan hoe ‘geëmancipeerd’ hij was door zich niet door de piano te laten overstemmen. In pianist Frank Braley had hij trouwens de best denkbare partner: een musicus die steeds luistert en op fijnzinnige wijze repliek geeft en waar nodig in de toetsen grijpt.
De tempi in de Sonate opus 5 nr. 1 waren aan de snelle kant en hun spel straalde levensvreugde uit. Aan het eind van het tweede deel, Allegro vivace, toonde Capuçon dat hij ook woest kan spelen. Als tweede volgde de Sonate nr. 4 opus 102 nr. 1, die zo’n twintig jaar later ontstond. Het begin van het Andante was liefdevol en in het Adagio liet de cellist zijn instrument zingen. Aan het eind van het laatste deel, Allegro vivace, bleek nog eens hoe goed beide musici op elkaar ingespeeld zijn toen zij de unisono loopjes precies gelijk speelden en fraseerden.
Blijmoedig samenspel
Het was een groot genoegen om voor de pauze ook de Tweede sonate uit opus 5 te horen, beide zijn vroege meesterwerken waar Beethovens genie al volledig tot wasdom gekomen is. Mooi was de manier waarop Capuçon de uitgebreide introductie van het eerste deel, Adagio sostenuto ed espressivo, speelde. Het deed aan een vergezicht denken, in het daaropvolgende Allegro voerden beide instrumenten een dialoog, waarbij de cellist zich als gezegd bepaald niet liet ‘wegdrukken’. Braley gaf hem daarbij soms krachtig partij, maar bleef steeds aandachtig naar zijn partner luisteren. Beide musici leken er plezier in te hebben, getuige blikken van verstandhouding van de cellist naar de pianist. Het thema van het Rondo allegro is zo’n typisch Beethoven-wijsje, of liever gezegd: motief. Heel veel meer is het vaak niet bij deze componist, een kernachtig motief dat hij op grootse wijze uitwerkt. Niettemin is het een wijsje dat daarna lange tijd in je hoofd blijft zitten. De twee musici speelden het licht en fraai was de wijze waarop cello en piano elkaars motieven overnamen en elkaar antwoordden. Het was de mooist denkbare manier van kamermuziek waarbij de interpreten elkaar de bal toespeelden. Voeg daarbij de levensvreugde die deze jonge Beethoven uitstraalde en het geluk was compleet. Capuçon en Braley leken zelf ook uiterst tevreden, want ze lachten blij na afloop.
Kennelijk was deze marathon toch een fysiek inspannende aangelegenheid, want tijdens de pauze volgde er een omroepbericht waarin verteld werd dat deze wat korter zou duren om ‘de spieren van de musici niet te veel te laten afkoelen.’ De Derde sonate die als eerste na de pauze volgde is al evenzeer een meesterwerk. Prachtig was de donkere inzet van Capuçon van het eerste deel, net als zijn passie. Ook hier was sprake van volstrekt gelijkwaardig samenspel. Deze Sonate bevatte een aantal typische ‘Beethoven-ingrediënten’ in de vorm van het tweede deel, Scherzo allegro molto, met een tamelijk weerbarstig ritme. Het eind ervan was een ander voorbeeld van een gelijkwaardige manier van fraseren van cellist en pianist. Het korte derde deel, Adagio cantabile, is ook typerend voor deze componist: een lieflijk deel dat door en door menselijk klinkt. Het doet qua sfeer aan de bekende ‘Frühling-sonate’ voor viool denken. Het is jammer dat het zo snel overgaat in het slotdeel, Allegro vivace, dat overigens uiterst speels klonk.
Zingende cello
Als laatste stond de sonate opus 102 nr. 2 op het programma. Hoewel de materie van het eerste deel, Allegro con brio, weerbarstig is, bleven de beide musici met elkaar in dialoog. Het tweede deel, adagio con molto sentimento d’affetto, was misschien wel het meest diepzinnige deel van de hele avond. Bij vlagen was het ook vreemde muziek, zoals de pianobegeleiding tegen het eind, terwijl er ook licht en hoop doorklonken. Dat laatste is des te schrijnender als je je bedenkt dat de componist nagenoeg doof was toen hij deze muziek opschreef. De frasering van het laatste deel, allegro fugato, achtereenvolgens van cello en piano, was alweer bijna identiek. Hoewel de programmatoelichting beschreef dat de critici in 1815 nogal moeite met juist dit deel hadden, was deze muziek nu ook weer niet zo ontoegankelijk als Beethoven soms aan het eind van zijn leven in andere stukken kon zijn. Het zal ongetwijfeld modern voor die tijd geklonken hebben, maar zo ontoegankelijk als hij in het vierde deel, Fuga, allegro resoluto van de Hammerklaviersonate opus 106 of de oorspronkelijke finale van het laatste strijkkwartet, de ‘Grosse Fuge’, was het niet. Bovendien zijn deze twee stukken aanzienlijk langer dan dit laatste deel. Het publiek toonde terecht grote waardering voor de prestatie van beide musici die als toegift de overbekende Méditation de Thais van Massenet speelden. Dit is eigenlijk voor viool geschreven, maar op een cello kan je ook zingen en dat deed Capuçon volop!
Willem Boone
Info:
https://www.tivolivredenburg.nl/agenda/