Queyras en Tharaud breken een lans voor Marin Marais
Transcripties van Marais en Schubert voor cello en piano, Cellosonate van Poulenc. Gehoord:17/1, Kleine Zaal, Het Concertgebouw, Amsterdam
Door Wenneke Savenije
Alexandre Tharaud (54): briljante en eigenzinnige Franse pianist, dansende vingers op de toetsen, originele en hyperintelligente durfal, nooit een vleugel in zijn huis uit angst voor gewenning, studeert bij vrienden, muzikale onderzoeker, avonturier. Jean-Guihen Queyras (55): veelzijdige alleskunner op de cello, het Franse zondagskind onder cellisten, laat muziek in alle stijlen en genres tot de verbeelding spreken, intelligent en ondernemend, verlegger van grenzen, sublieme techniek en toonvorming, ontdekkingsreiziger in de muziek.
Wat beide musici, die al dertig jaar een geweldig duo vormen, verenigt is passie, humor, een open mind, muzikale ontdekkingsdrift en esprit. En niet te vergeten een gedeelde passie voor transcripties. Als twee troubadours bestormden ze dinsdagavond de Kleine Zaal van Het Concertgebouw om de harten van het publiek te stelen met schitterende bewerkingen van de viola da gamba-muziek van Marin Marais (1656- 1728), die een groot deel van zijn leven sleet als gambaspeler aan het decadente hof van de zonnekoning Lodewijk XIV in Versailles. Als de koning de slaap niet kon vatten, moest Marais hem in slaap komen spelen. Met betoverende composities als zijn La Reveuse, de droomster, zal hem dat zeker gelukt zijn.
De ‘ordinaire de la chambre du roy pour la viole’ Marais schreef honderden suites voor viola da gamba, die hij in 5 Livres publiceerde als ‘Pieces de viole’. Voor wie wil weten hoe het eraan toeging aan het buitenissige hof van Lodewijk XIV, dat muzikaal gedomineerd werd door Jean-Baptiste Lully (1632-1687), is de film Le Roi Danse (2000) van Gérard Corbiau een absolute aanrader. Terwijl de kunstminnende koning in de fraaiste uitdossingen danst, naar muziek luistert of toneelspeelt, vliegen de rauwe emoties door het paleis. Liefde, jaloezie, hartstocht, machtsbelustheid, hebzucht, sensualiteit, verraad, ziekte en dood kleuren het dagelijkse leven. En ook al waren de weelderige tuinen van Versailles nog zo gestileerd, de zonnekoning en zijn gevolg werden verteerd door emoties. Voor wie meer wil weten over Marais is de film Tous les matins du monde (1991) van Alain Corneau een geweldige aanrader. Hierin gaat de jonge Marais in de leer bij de vermaarde en mysterieuze viola-da-gambaspeler Monsieur de Sainte-Colombe, die zich na de dood van zijn vrouw volledig heeft teruggetrokken op het Franse platteland. Het is de lievelingsfilm van Queyras: ‘Toen ik die film zag was dat echt een shock. De soundtrack wordt meesterlijk gespeeld door Jordi Savall. Door die film ontstond er in Frankrijk een ware hausse voor de terugkeer van Marais en de viola da gamba, waarvoor hij zo’n 600 stukken heeft geschreven. De viola da gamba stond in zijn tijd veel hoger in aanzien dan de cello, die nog voornamelijk diende als basso continuo-instrument. Maar terwijl Marais de zonnekoning op zijn viola da gamba vermaakte, bouwde de Italiaanse instrumentenbouwer Gioffredo Cappa mijn cello uit 1696, waarop ik nu Marais speel.’
Dertig jaar lang hebben Queyras en Tharaud nagedacht en gediscussieerd over hun Marais-project, voordat ze onlangs een Marais-album uitbrachten bij Harmonia Mundi. Kun je zijn ingenieuze stukken voor viola da gamba en basso continuo wel bewerken voor een moderne cello en, op de cd, een Yamaha CFX Concert Grand Piano, zonder deze barokmuziek geweld aan te doen? Als je naar de sprankelende, elkaar opzwepende vertolkingen van Queyras en Marais luistert, die ook de lyriek, de poëzie en de intimiteit in deze viola da gamba stukken niet uit de weg gaan, is het antwoord: Ja! De hoes van het album is ontworpen door Queyras’ zoon Jérémie, die opteerde voor craquelé in bloedrode kleurschakeringen. Terecht, want de expressieve barokmuziek van Marais is volgens Tharaud en Queyras van alle tijden en geschreven met passie en vuur.
Veel van de stukken op het Marais-album zijn gebaseerd op dansvormen, zoals de gavotte, de gigue, de courante en de sarabande. Queyras: ‘Het zijn ‘suites van de dans’, afkomstig uit het Grande Ballet en vergelijkbaar met wat Bach in zijn Cello Suites heeft gedaan. Wij proberen de ‘groove’ van die dansbewegingen te gebruiken om de retoriek van Marais optimaal tot leven te wekken. Daar heb je als musicus contact met het lichaam voor nodig, een gevoelsmatige verbinding met de dans en de manier waarop het lichaam beweegt.’ Wilde het duo de gambamuziek van Marais minder stijfjes en rekenkundig laten klinken, dan moest er meer aandacht worden besteed aan de onderliggende dansbewegingen. Queyras: ‘Franse muziek neigt naar formele abstractie, omdat hij vaak zo ordelijk geconstrueerd is. Maar de muziek komt pas tot leven als je bijvoorbeeld acht gelijke noten niet alleen keurig netjes verdeeld in lang-kort, maar jezelf bij het spelen ervan ook minimale maar essentiële onregelmatigheden toestaat. Door de dansbeweging van de muziek spontaan met je stok te volgen, zonder iets te forceren, begint de muziek als vanzelf te swingen. Het is een kwestie van energie en richting. Marais daagt de Homo Sapiens uit tot vrijheid en improvisatie.’
In de suites van Marais wemelt het volgens Tharaud en Queyras van de opera-achtige karakters, die vragen om een heldere articulatie en frasering. Dat betekent vrijzinnig laveren tussen een ‘sprekende’ en een ‘zingende’ Marais. Queyras: ‘In het eerste stuk op onze cd waarmee we ook ons recital beginnen, de Préludeuit de Suite in a klein – XI, voert Marais de luisteraar mee naar het theater. Het doek gaat open, de verteller verschijnt op het podium. “Dames en heren, dit wordt een dramatisch verhaal!” De Prélude omvat veel stemmingen en karakters, die vervolgens in verschillende delen verder uitgediept zullen worden, net als in de opera of het theater.’ Alleen al de Prélude omvat intrigerende wervelingen van talloze gemoedstoestanden en momenten van heftig drama, maar ook fluisterende passages vol tederheid en momenten van vreugde. Queyras: ‘Marais was een echte verhalenverteller en door die capaciteit van hem hebben Tharaud en ik ons volledig laten meeslepen. We hebben jarenlang aan onze arrangementen gesleuteld, omdat sommige dingen niet goed uitvoerbaar zijn op cello en piano. Zoals bepaalde akkoorden, die op de cello onspeelbaar zijn. Die laten we dan weg of we breken ze in stukjes. Het bijzondere is dat Marais al besefte dat de cello in opkomst was en mogelijk vroeg of laat de viola d gamba zou gaan verdringen. Om die reden heeft hij ook zelf een paar bewerkingen voor cello gemaakt. We zijn zo enthousiast over ons project, dat we hopen te bereiken dat veel meer mensen Marais gaan ontdekken.’
Die wens kwam alvast uit in het Concertgebouw, waar Tharaud en Queyras het publiek verrasten, ontroerden, bedwelmden en verbijsterden met de spontaniteit, vindingrijkheid, bijna improvisatorische vrijheid en levendigheid waarmee ze Marais aan de vergetelheid ontrukten. Woest en onstuimig, weemoedig en spiritueel, dansend en dromend, avontuurlijk en meeslepend en soms alsof ze klanken doorkregen vanuit de wereld van de geesten, haalden zij de viola da gamba-stukken van Marais onder het stof vandaan. Terwijl Tharaud er niet voor terugdeinsde om accenten te lanceren als bominslagen en de vleugel in muzikale razernij te laten hameren als een klavecimbel of juist te laten zingen in zijdezachte lyriek, liet Queyras de vaak wonderschone melodieën van Marais openbloeien als exotische bloemen. Zo gaf het stoutmoedige duo de vaak wat statig, stoffig en dogmatisch uitgevoerde viola da gamba-werken van Marais eigentijdse godenvleugels. De ooit zo succesvolle Franse barokcomponist herleefde en kwam ijzersterk, dynamisch en sensitief uit zijn werken naar voren. Zijn intrigerende viola da gamba-muziek was ineens weer full of life.
Na de pauze volgde op nieuw een eigen transcriptie van Schuberts Sonatine in D, D384 voor viool en piano, een geliefd stuk voor beginnende professionals die graag Schubert willen spelen. Zoals vaak bij Schubert staat of valt de kracht van zijn muziek met de uitvoering ervan en die laat op conservatoriumexamens nogal een te wensen over. Dan klinkt deze Sonatine braaf en een beetje tuttig, maar mijn hemel, zet Tharaud en Queyras op het stuk en Schubert komt ineens uit de Sonatine naar voren als de muzikale hemelbestormer die hij was. Elegant, geraffineerd en ontwapenend verleende het begenadigde duo Schuberts Sonatine de glans van een kostbaar juweel. Tot besluit sloegen Tharaus en Queyras als twee losgelagen muzikale schatgravers op hol in de Sonate van Poulenc, die er nooit in geslaagd is geliefd te worden. Ook Queyras moest aanvankelijk weinig van het stuk hebben, tot Tharaud hem duidelijk wist te maken dat er in Poulenc net zoveel rariteiten, stemmingswisselingen en verborgen schoonheden te vinden zijn als in de muziek van Marais. Met als resultaat dat het duo ook van deze vaudeville-achtige sonate in alle opzichten een feest wisten te maken.
Er volgde nog een wonderschone vertolking van misschien wel het meest poëtische stuk dat Marias ooit gecomponeerd heeft: La Reveuse, de droomster, bij wijze van virtuoze uitsmijter gevolgd door een geraffineerde bewerking van een Allegro van Haydn door de grote cellist Gregor Piatigorski.
Wenneke Savenije
Info:
https://alexandretharaud.com/me