Groot omroepkoor magistraal in Zaterdagmatinee
Gehoord: NTR Zaterdagmatinee, 6 april 2024, Concertgebouw, Amsterdam
Door Peter Schlamilch
‘We zijn het beste koor van het Gooi.’ Die grap is prominent te lezen op de site van het koor, natuurlijk ironie, want het Groot Omroepkoor is niet alleen het enige professionele omroepkoor in Europa, maar ook één van de allerbeste koren überhaupt. De ruim 60 leden van het koor vierden in 2020 nog het 75-jarig jubileum, en de klank waarmee deze topzangers meteen al in de eerste maten van Mozarts prachtige Kyrie in d KV 341 de grote zaal van het Concertgebouw vulden had een weldadige diepte en tegelijk een schittering die in de koorwereld ongeëvenaard is. Alle partijen klinken zoals ze bedoeld zijn: de bassen vol, diep en soms ronkend, de tenoren helder en vaak dramatisch, de alten warm en kleurrijk, en de sopranen helder waar het moet en emotioneel waar het kan.
Retorica
Die eerste koorinzet was dus al een juweel, hoewel veel te bescheiden aangegeven door dirigent Paul McCreesh, die ondanks zijn grote renaissance-ervaring niet kon laten horen dat Mozart zijn openingsaccoorden op een aangrijpende manier in de maat zette: het eerste accoord op de eerste tel, de volgende accoorden steeds op de tweede, waardoor dus zuchtende, dramatische uitroepen ontstaan, of, zoals dat in de barok heette, een combinatie van de sospiratio en de exclamatio.
De retorica was niet alleen in de barok van cruciaal belang, maar ook Mozart kende Bachs stijl door en door en bewonderde die: uit het tweede deel van Bachs Wohltemperierte Klavier bewerkte Mozart vijf vierstemmige Fuga’s voor strijkkwartet (KV 405).
Dirigent Paul McCreesh heeft aan retorica, aan tekstuitdrukking en zeggingskracht weinig boodschap. Hij richt zich, als vele Engelse collega’s, volledig op de klank, en mist daardoor de essentie van een Kyrie eleison: ‘Heer, heb medelijden’, de smeekbede van de gelovige in diepe nood.
Ook door het langzame tempo en de enorme, bijna machteloze dirigeerbewegingen, viel Mozarts muziek uit zijn verband: heerlijk gezongen, maar niet emotionerend, en dat lag niet aan koor of orkest: ook de vele dynamische contrasten werden door de dirigent steevast verzacht, in plaats van uitvergroot, zoals Mozart zo heerlijk vond.
Fabuleus spelend orkest
In Haydns Trauersymfonie leek McCreesh zich aanvankelijk beter thuis te voelen, hij dirigeerde losser en opeens zonder stok, maar die losheid nekte hem, en vooral Haydn. Deze Sturm und Drang-muziek moet het hebben van de flitsende tempi, puntige articulatie en heldere frasering, maar, hoewel de orkestklank subliem was, ontbraken juist die elementen. De tempi waren eerder sloom dan vlot, de articulatie eerder rond dan puntig (en er staat zó veel articulatie in de partituur!), en de frasering eerder stoffig dan sprankelend. Het Radio Filharmonisch Orkest speelde fantastisch, en volgde de dirigent overduidelijk in al diens wensen en opvattingen. Er was duidelijk grondig aan gewerkt, maar helaas werd het nergens, behalve misschien in het laatste deel, echt sprankelend, waarbij de eindeloze herhalingen, zelfs die van de doorwerking in het eerste deel, ook niet echt meehielpen.
Reikhalzend keken we dus uit naar het pièce de résistance van de middag: Cherubini’s niet vaak gehoorde Requiem uit 1816, en we werden niet teleurgesteld: het Groot Omroepkoor zong welluidend en intens, hoewel een andere dirigent er wellicht veel meer uitgehaald zou hebben, maar ook hier: het koor toonde zich, net als alweer het fabuleus spelende orkest, volledig loyaal aan de wensen van de dirigent, hoe weinig dramatisch die ook waren. En dat wrong ook hier weer, in juist zo’n dramatisch werk van nota bene een Italiaan, dat door grootheden als Beethoven, Schumann, Berlioz en Brahms werd bewonderd (het werd zelfs op Beethovens begrafenis gespeeld).
Hoewel de uitvoering nagenoeg vlekkeloos was, alles op zijn plaats stond, spatgelijk was en ronduit beeldschoon van klank, bleef zij steeds wat op afstand, kroop niet onder de huid en deed ons nergens huiveren bij de gedachte aan de eindigheid van het leven. Zelfs het Dies Irae, in alle requiems uit de muziekgeschiedenis toch het hoogtepunt van angst en terreur, werd prachtig gespeeld, geweldig gezongen, maar joeg nergens echt angst aan, zelfs niet bij de knetterende (althans, dat was de bedoeling van de componist) fortissimo-inzet van het koper, gevolgd door een angstaanjagende tam-tam slag (althans, dat was de bedoeling van de componist), daarna een sinister (althans, dat was ook de bedoeling van de componist) snel strijkers-tremoli in c-mineur, die op hun beurt weer gevolgd werden door een demonisch, laag zingend koor (sopranen en tenoren op hun laagste noot, de C). Koor en orkest leken te smeken om te mogen vlammen, woeden, zieden, briesen, brullen en razen, maar helaas: ook hier leek de dirigent angst te hebben voor het grote gebaar, de grote climax en de grote emoties. Kortom: koor en orkest op eenzame hoogte, een vuriger leidsman verdienend.
Peter Schlamilch
Foto’s: Hans van de Woerd, Ben Wright, Peter Schlamilch
Info:
https://www.omroepmuziek.nl/ntrzaterdagmatinee/