Recensies
Grosvenor en Soltani veel sterkere spelers dan Park en Ridout
Onevenwichtige uitvoering van pianokwartetten
Gehoord: 8/10, Kleine Zaal, Concertgebouw Amsterdam
Door: Willem Boone
Een pianokwartet bestaat zelden uit een vaste combinatie van vier musici: in het gunstigste geval gaat het om een pianotrio waar een altviolist bij komt (en een enkele keer om een strijktrio met een pianist). Maar meestal – ook gezien het redelijk beperkte repertoire voor deze bezetting – is er sprake van vier musici die bij elkaar komen, repeteren en dan een optreden geven. Dat kan spontaan tot een verrassend resultaat leiden, maar soms hoor je eraan af dat de musici niet echt de tijd gehad hebben om grondig te repeteren en tot een diepgravend resultaat te komen. Zo verging het mij bijvoorbeeld een paar jaar terug bij het kamermuziekfestival van Janine Jansen en langer geleden bij het muziekfestival van Martha Argerich in Lugano.
Het optreden gisteren in het Concertgebouw door vier jonge musici riep aanvankelijk het beeld van vier tomeloos jonge honden op, die zich met overgave op de muziek stortten. Zoiets heeft onmiskenbaar iets hartveroverends, maar al tijdens het eerste stuk dat zij speelden, het eendelige Pianokwartet van Mahler, bleek dat het ensemble nogal ongelijk van samenstelling was. Het bestond uit twee musici die zich al als erkend solist gevestigd hebben, pianist Benjamin Grosvenor en cellist Kian Soltani, en twee minder bekende spelers, violiste Hyeyoon Park en altviolist Timothy Ridout.
Laatstgenoemde twee strijkers deelden helaas niet de verfijnde musiceertrant van Grosvenor en Soltani. De pianist speelde de hele avond uitstekend: hij stelde zich dienend op en overstemde geen moment de drie strijkers, terwijl de klep van de vleugel geheel openstond. Dat is een verdienste van formaat, zeker bij de lastige combinatie van piano met strijkinstrumenten. Het gevaar dat continu op de loer ligt, is dat de piano in forte passages de andere instrumenten overstemt. Dat was gelukkig gisteravond niet het geval: de pianist speelde de hele avond (zonder bladomslaander maar met iPad) uitstekend en bracht geen moment de balans in gevaar. Bij een pianotrio, kwartet of kwintet denk je onwillekeurig op een bepaald moment aan Menahem Pressler, de legendarische pianist van het vroegere Beaux Arts Trio. Hij verstond als geen ander de kunst om het voortouw te nemen wanneer de muziek daarom vroeg of om juist een stap terug te doen en de strijkers te ondersteunen. Zo goed als zijn oudere collega was Grosvenor niet: hij speelt bij mijn weten relatief weinig kamermuziek, maar zijn verrichtingen waren steeds overtuigend.
Cellist Kian Soltani is een supertalent, die in korte tijd naam gemaakt heeft. Uit zijn spel spreekt vervoering, maar ondanks de intensiteit ervan blijft het steeds geaard.Het was genieten van ieder solomoment voor de cello in de drie gespeelde pianokwartetten. Violiste Park leek zich aanvankelijk in het geheel te voegen, maar al tijdens haar eerste solo in het donkere Pianokwartet van Mahler viel zij uit haar rol door nogal rapsodisch spel en overdrijving van de dynamiek. Dat bleef de rest van de avond zo. Ook altviolist Ridout deed in natuurlijk spel onder voor dat van de pianist en cellist. Het beeld dat ontstond bij het applaus was enigszins symbolisch: pianist en cellist stonden aan de buitenkant en vormden als het ware de basis van het ensemble, de twee andere spelers die daar enigszins bij achter bleven stonden in het midden. Tijdens het concert drong de gedachte zich aan me op dat de pianist en de cellist samen een interessante combinatie gevormd zouden hebben: het meeslepende spel van Soltani zou een interessante combinatie kunnen opleveren met het verfijnde, genuanceerde spel van Grosvenor.
Het pianokwartet van Schumann leed onder hetzelfde euvel, maar het was in elk geval plezierig om dit stuk eindelijk eens in de concertzaal te horen. Het is samen met het Pianokwintet een van zijn beste werken, in beide composities viert de romantiek hoogtij. Het publiek leek de stukken niet al te goed te kennen en barstte vrolijk na ieder deel in applaus uit, al kan het nog erger. Een paar jaar geleden woonde ik een zangrecital van Diana Damrau in de Grote Zaal bij, waarbij het publiek de merkwaardige gewoonte had om na ieder afzonderlijk lied te applaudisseren tot een luisteraar geërgerd opmerkte dat er bij een liedrecital alleen na een aantal liederen van een componist geklapt hoort te worden.
Als laatste werk klonk het Pianokwartet opus 13 van Richard Strauss, een laatromantisch werk dat hier en daar verwees naar het symfonisch gedicht Till Eulenspiegels lustige Streiche. Het is een enigszins embryonaal stuk, hier en daar geëxalteerd klonk, bijvoorbeeld in het langzame deel, maar zonder duidelijk herkenbare melodieën, zoals wel vaker bij Strauss. Ook deze compositie werd voortvarend uitgevoerd, maar helaas met de hier en daar de genoemde overdrijving in dynamiek en een niet altijd even subtiele toonvorming bij Park en Ridout, die bovendien de neiging hebben al aan het begin van een frase gelijk hun kruit te verschieten door een overmaat aan expressief tumult.
Overigens was het bewonderenswaardig dat de musici dit veeleisende programma twee keer achter elkaar met een korte pauze ertussen speelden. Het is geen geringe opgave om twee keer dezelfde intensiteit te moeten opbrengen. Het is de vraag hoe lang het nog nodig is om hetzelfde concert te herhalen, nu bezoekers op vertoon van hun QR-code toegang tot een concert krijgen. Een voordeel is dat de stukken nu zonder pauze gespeeld worden, wat de concentratie van zowel musici als luisteraars zeker ten goede komt!
Info:
www.concertgebouw.nl
Steun De Nieuwe Muze! Volg ons, like ons en neem een abonnement!