Grote Pianisten in de Kleine Zaal: Pavel Kolesnikov adoreert Proust
Pour Proust. Werken van Schubert, Couperin, Hahn, Fauré en Franck.
Gehoord: 1/4, Kleine Zaal, Concertgebouw, Amsterdam
Hij profileert zich graag als een excentriekeling, die zich zielsverwant voelt met Proust, ‘literaire’ programma’s samenstelt en bij wijze van hobby vintage parfum verzamelt. Soms wordt hij wel eens aangeduid als de Russische Glenn Gould, maar dat slaat nergens op want zijn introverte en dromerige pianospel is in alle opzichten niet te vergelijken met het spel van de Canadese legende en hij heeft zich ook niet afgewend van de wereld om alleen nog maar in zijn studio opnames te maken. Integendeel, de uit Siberië afkomstige Kolesnikov, die tegenwoordig in Londen woont, speelt veel en graag en doet dat bij voorkeur op modieuze witte sneakers, waarboven een pak waar hij wel twee keer inpast en een trendy wijde witte blouse. Vaak met brilletje en liefst zonder lach op zijn gezicht. Want dat is cool en dus bijzonder. Hij laat zich bij zijn vertolkingen graag leiden door het principe van Stanislavski’s Method Acting, net als overigens zijn wat oudere collega Alexander Gavrylyuk en andere musici. Achterliggende gedachte is dat de acteur of vertolker zijn eigen ervaringen gebruikt om een ‘karakter’ zo waarachtig mogelijk uit te beelden.
Is Kolesnikov echt zo bijzonder? Dat valt wat mijzelf betreft wel mee, al kan hij zonder twijfel goed pianospelen. Dat hij in 2012 winnaar werd van Honens International Piano Competition in Calgary, Canada, volgens hemzelf (of zijn pr-medewerker) de ‘largest Piano Prize’ ter wereld, werd een mooie opsteker voor zijn inmiddels geslaagde pianocarrière. Er hangt iets mysterieus om hem heen, zeker ook nadat hij in 2019 met choreografe Anne Theresa De Keersemaker een project deed rondom Bachs Goldberg Variaties, waarin hij met haar op zoek ging naar een nieuwe taal waarin ‘structuur, vrijheid en emotie samenvloeien.’ Nou ja, een vernieuwende danstaal dan, want in de muziek van Bach gebeurt dat alles al eeuwen. Ook maakte hij een aantal goed ontvangen albums, met o.a. muziek van Tsjaikovski, Chopin, Beethoven, Bach en Couperin. En bij die laatste componist begint mijn ontegenzeggelijke irritatie: ook al benoemt Kolesnikov op zijn website eerlijk de integrale Rameau-opnames van Marcelle Meyer uit 1953, dat ze ook Couperins klavecimbelwerken op de vleugel opnam staat er dan weer niet bij, zodat Kolesnikov min of meer suggereert dat hij als eerste deze inventieve klavecimbelmuziek uit de Franse barok ‘vertaalt’ naar de moderne vleugel. Totale nonsens, want dat hebben al veel pianisten voor hem gedaan en heel goed ook, waaronder Grygory Sokolov, Alexandre Tharaud, György Cziffra, Kit Armstrong en vele anderen.
Ook het gekoketteer met Proust en de Franse componist, pianist, dirigent en muziekcriticus Reynaldo Hahn (1874-1947), die er samen een intieme relatie op nahielden, komt een beetje dweperig over. Want Kolesnikov zoemt niet echt in op zijn inspiratiebronnen. Hij zet gewoon ‘Pour Proust’ boven zijn programma, en wisselt korte pianostukken van Hahn af met walsjes, Deutsches en losse delen uit Schuberts Pianosonate in G, D 894, afgewisseld met werken van Couperin, Fauré en Franck. Zonder pauze tussen de werken en al met al tamelijk chaotisch aaneengeregen. Maar dat dan wel met veel pretentie. Want Kolesnikov verzet zich tegen ‘nietszeggende’ concertprogramma’s met ‘publieksfavorieten die de pianist toevallig goed in zijn vingers heeft zitten’. Hij wil programma’s brengen die tot de verbeelding spreken, vragen oproepen en tot nadenken stemmen. En dus zoekt hij muzikale tegenstellingen op, zet hij ogenschijnlijk onverenigbare werken naast elkaar en speelt hij losse delen van een Schubert-sonate in de verkeerde volgorde, met andere werken ertussenin. Kolesnikov, voor wie het maken van afwijkende concertprogramma’s een tweede hobby is – ‘een combinatie van degelijk onderzoek en spel waardoor de luisterervaring op een ander niveau kan worden gebracht’ – werkt graag met muzikale tegenpolen, want ‘die zorgen voor het ontstaan van verschillende energetische velden, die de beleving van de muziek kunnen veranderen.’
Bla bla bla. Zo knoopte Kolesnikov afgelopen vrijdag van alles aan elkaar met de romans en essays van Proust als inspiratiebron zijn favoriete Schubert-sonate als pièce de résistance, helaas in losse stukjes opgebroken en met opzet in de verkeerde volgorde, wat het droevige verhaal en de spanningsopbouw van het werk allesbehalve ten goede kwam. Kolesnikov begon met het langzame Molto moderato e cantabile, dat zo doordacht en bedachtzaam klonk, dat het nogal saai werd, temeer daar hij de afzonderlijke noten van de weemoedige melodieën te veel verticaal benaderde zodat de frases stokten in plaats van eindeloos te zingen richting de metafysische wereld. Er volgde een enigszins chaotische vertolking van Couperins Prelude non-mésuré nr. 4 in g, gevolgd door prettig in het gehoor liggend Frans gezwijmel in Les deux écharpes van Hahn, direct overlopend in een folkloristisch dansende Atzenburger Deutsche van Schubert. Zwierig en elegant klonken Ninette en Valse noble van Hahn, die weer overvloeiden in Schuberts Wals in b, D 145/6. Daarna klonk nogmaals het Proustiaanse muzikale gemijmer van Hahn in La Feuille, gevolgd door een tweede Schubert-Deutsche, Narghilé van Hahnn en de complexe en onstuimige Nocturne nr. 12 in e, op. 107 van Gabriel Fauré. Dit alles achter elkaar gespeeld, als een brij zonder pauzes, technisch gaaf, muzikaal dromerig en introvert, soms gedreven en heel soms een beetje luchthartig. Gelukkig werd het nu pauze om het hoofd weer even leeg te kunnen maken.
Na de pauze brak er iets van de Russische klavierleeuw los in Kolesnikov, die vurig aanviel op de Prélude, chroal e fugue op. 21 van César Franck, ijzersterke muziek die weinig ruimte laat voor pseudo-gevoeligheden en artistieke raadselachtigheden. Met Hahns mysterieuze en fijnzinnig gespeelde Ouranos verloor Kolesnikov weer aan masculiene zeggingskracht, maar het klonk wel betoverend. Daarna volgden het Andante, Menuetto: Allegro moderato en Allegretto uit Schuberts indrukwekkende Sonate in G, D 894, best overtuigend gespeeld, maar enigszins ontdaan van haar authentieke zeggingskracht door de versnippering ervan, al maakte de intens verklankte toegift van Debussy weer veel goed. Onder het programma stond te lezen: ‘Met dank aan de begunstigers van het Fonds Hemelbestormers.’ Zelf zou ik de talentvolle Kolesnikov daar niet toe rekenen, al verkeert hij graag in hemelse sferen.
Info:
Steun De Nieuwe Muze. Lees ons, like ons, volg ons en neem een abonnement.