Hamelin: onopvallende pianoreus

Gehoord: Muziekgebouw aan het IJ, 19 februari 2024

Door Willem Boone

 

Weergaloze techniek

Onder pianisten neemt Marc-Andre Hamelin een bijzondere plaats in: ‘aficianado’s’ spreken met ontzag over zijn optredens en roemen vooral zijn weergaloze techniek. Deze stelt hem in staat om de grootste hordes met gemak te nemen. Wie een blik werpt op zijn discografie zal versteld staan van zijn veelzijdigheid: er loopt op dit moment waarschijnlijk geen pianist rond met zo’n groot repertoire. Hij nam zo’n zeventig cd’s bij het Engelse label Hyperion op en daaronder bevinden zich zeldzame composities van onder andere Medtner, Alkan, Catoire, Dukas, Reger, Kapustin, Rubinstein, Godovsky, Dohnanyi en Barber, naast standaardrepertoire van Haydn, Mozart, Schubert, Chopin, Schumann, Liszt, Brahms en Rachmaninoff. Het is te hopen dat deze niet allemaal uit de handel verdwijnen nu Hyperion vorig jaar ‘opgekocht’ is door Universal Music Operations Limited en een ‘sister label’ van DGG en Decca geworden is. (Deze hoop geldt uiteraard voor de gehele catalogus van het Engelse label!).

 

Charles Ives

Wat Hamelin ook tot een bijzondere musicus maakt, is dat zijn optreden eigenlijk ‘a-spectaculair’ en eerder uiterst gefocust dan ‘opwindend’ is. Hij is gezeten aan de vleugel een toonbeeld van concentratie en zijn techniek lijkt zo ‘geolied’ en vanzelfsprekend dat deze nauwelijks de aandacht op zich vestigt. Je moet hem ook nageven dat hij niet alleen onbekend repertoire op cd opneemt – waarbij je indien nodig met extra ‘takes’ gedeeltes over kan doen – maar het ook voor recitals durft te programmeren, waarbij je deze kans uiteraard niet krijgt. Daar krijg je maar één gelegenheid en dan gaat het goed of niet goed. Het was dan ook bijzonder dat hij de monumentale Pianosonate nr. 2 ‘Concord Mass, 1840-1860 van Charles Ives durfde op te nemen in zijn huidige programma. Al net zo bijzonder, maar passend in het beleid van deze zaal, was dat het Muziekgebouw aan het IJ dit durfde te programmeren, want het is niet repertoire waarvoor liefhebbers zich massaal zullen verplaatsen. Ik zie dat in het Concertgebouw in de bestaande pianoseries nog zo snel niet gebeuren, dus het was interessant dat dit onbekende stuk alsnog uitgevoerd werd.

 

Gigantische proporties

Genoemde sonate van Ives is met 45 minuten een van de langste ooit, samen met een aantal andere werken als de Pianosonate van Dukas, de Pianosonate van Godovsky, de ‘Night wind sonata’ van Medtner en de Eerste pianosonatevan Rachmaninoff is het een werk van gigantische proporties dat zowel technisch als muzikaal handenwringend gecompliceerd is. De Concord Sonata ontstond tussen 1909 en 1915, werd in 1920 voor het eerst gepubliceerd en in 1947 in gereviseerde vorm opnieuw uitgegeven. Pianisten voeren het gewoonlijk in deze laatste versie uit. In de jaren ’20 voerden een aantal pianisten er gedeeltes van uit, in 1927 was John Kirkpatrick zo geïntrigeerd door de partituur dat hij er een kopie van opvroeg bij de componist en deze ook prompt ontving. Daarna studeerde hij er tien jaar (!) op en voerde haar in 1938 in haar geheel op. In 1939 volgde de première in New York, waarbij het publiek zo enthousiast reageerde dat Kirkpatrick een deel moest herhalen. Een maand later bij een tweede concert in de Town Hall moest hij zelfs de gehele sonate opnieuw spelen. Hij speelde de Sonate daarna in diverse steden verspreid in de Verenigde Staten.  Volgens de componist was het werk ‘een impressie van de geest van het transcendentalisme zoals dat door velen wordt geassocieerd met Concord (een stadje in Massachusetts) meer dan een halve eeuw geleden.

 

 

Schrijvers en denkers

De vier delen werden vernoemd naar Amerikaanse schrijvers: in de eerste twee delen gaat het om Emerson en Hawthorne, in het scherzo om Alcotts en in het vierde deel om Thoreau. In deze vier delen ‘behandelt’ Ives de vier schrijvers en denkers die met Emerson als hun middelpunt een literaire gemeenschap, de transcendentalisten, vormden. Direct bij het eerste deel, Emerson, riep de muziek herinneringen aan laatromantische muziek als de Pianosonate opus 1  van Berg op. Het idioom klonk mooi van harmonie en was bij vlagen verstild. Het is muziek die in alle vier de delen eindeloos ‘meandert’ en het is bijna niet te bevatten hoe een musicus deze uit zijn hoofd kan uitvoeren, een taak die Hamelin met het grootste schijnbare gemak vervulde. Dat alleen al is een ontzagwekkende prestatie waarvoor niets dan groot respect past. Het tweede deel, Hawthorne, deed qua harmonieën soms aan Messiaen denken. Het was een van de weinige momenten waarbij Hamelin technisch enorm ‘uithaalde’, en waarbij je duidelijk werd dat hij inderdaad een surplus aan techniek in huis heeft. Het scherzo vormde een rustpunt in een verder turbulente compositie en het vierde deel, Thoreau,  was verhoudingsgewijs het rustigste deel, dat Hamelin uiterst kalm speelde.

Naakte essentie

Na de pauze en vooral na een werk van reusachtige proporties deden de Waldszenen van Schumann zo mogelijk nog pretentielozer aan dan ze normaal al doen. Het was even wennen aan de korte, poëtische miniaturen van de Duitse componist. De programmatoelichting rekende deze stukken tot zijn late composities, maar qua sfeer staan ze nog dicht bij de pianowerken die hij zo’n tien jaar daarvoor schreef. De Canadese pianist bracht ze terug tot hun naakte, kale essentie, waarbij hij in sommige delen als Freundliche Landschaft enigszins over de muziek heen speelde. Ook viel toen op dat het timbre van de vleugel een beetje schel klonk. Het bekendste deel, Der Vogel als Prophet, klonk subtiel, terwijl het afsluitende Abendlied wederom wat tederheid miste.

Ravel

Als laatste officiële onderdeel volgde een tweede uitdaging van formaat, namelijk Ravels Gaspard de la nuit. Hier bleek wederom dat Hamelin zich in het virtuoze repertoire uitstekend thuis voelt. Zijn spel had meer présence dan in Schumann en in Ondine wist hij goed de sfeer van kabbelend water op te roepen. In het spookachtige Le gibet was zijn spel wederom kaal, maar ditmaal kwam het overeen met de aanduiding ‘sans expression’ die Ravel expliciet voorschrijft. Daarmee riep hij de desolate sfeer op die het hele deel uitademt. Het laatste deel, Scarbo, dat bij sommige collega’s verwordt tot een over-opgewonden, ‘hijgerig’ deel was bij hem wederom uiterst beheerst. Ook deze muziek, waarbij de componist qua moeilijkheidsgraad Islamey van Balakirev wilde overtreffen, leek hem nauwelijks moeite te kosten.

 

 

Encores

Er volgden twee toegiften, waarvan de eerste het Rondo in C klein van Carl Philip Emanuel Bach was. Hamelin voerde het met een schelle klank uit, alsof hij de muziek met een scherp mesje etste. Hij speelde met de grilligheid en de bruuske accenten die het handelsmerk van deze zoon van Bach vormen. Als tweede volgde een Ragtime (?)  van de Amerikaanse componist William Bolcom, een virtuoos, jazzy stuk, waarbij hij weer een geheel andere klank uit de vleugel haalde. Al met al een uiterst interessant recital door een pianist met een techniek die alles vermag, maar waar hij zich nooit op voor laat staan.

Willem Boone

Info:

www.muziekgebouw.nl

You May Also Like

Katia en Marielle Labeque in magische en holle muziek

Napels – Elektra verzuipt in trage tempi

  Nikola Meeuwsen benadert Mendelssohn als fijnzinnige kamermuziek

Wereldpremière Techno IV – Concert voor Piano en Orkest van Karen Tanaka