Hartmut Haenchen dirigeert sublieme Bruckner 7
Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Hartmut Haenchen in werken van Wagner, Larcher en Bruckner. Gehoord: 18/3, Het Concertgebouw. Herhaling: 19/3 TivoliVredenburg, 15.00 uur, Utrecht & 20/3, Het Concertgebouw 20.15, Amsterdam.
Door Wenneke Savenije
‘Dirigeren is een ervaringsberoep’ zegt Hartmut Haenchen in de documentaire die Hans Haffmans in 2019 over hem maakte in Dresden, de stad waar Haenchen als jongetje van twee het vernietigende bombardement door de geallieerden meemaakte en op zijn tiende zag en hóórde hoe de Russische tanks op 17 juni 1953, tijdens de eerste grote volksopstand in de DDR, over de demonstranten heen walsten. ‘Zoals op de beelden die we kennen uit Peking. Die mensen werden doodgereden, ik heb ze horen schreeuwen. Door dergelijke ervaringen weet je pas echt wat dat lelijke moment in de hoge houtblazers in de Achtste symfonie van Sjostakovitsj betekent’, legt Haenchen uit: ‘Het is een schrééuw.’
Consequentie van deze gedachte is dat dirigenten naarmate ze ouder worden en als mens meer ervaringen opdoen, alleen maar kunnen groeien. ‘Als ze tenminste gewerkt hebben’, voegt Haenchen daaraan toe. En gewerkt heeft Haenchen, die volgende week 80 jaar wordt, zijn leven lang. Keihard en gepassioneerd, uiterste discipline eisend van zichzelf en de musici. Op maandag a.s. dirigeert hij in Het Concertgebouw zijn 800steconcert op het feestconcert met het Nederlands Philharmonisch Orkest (NedPHO), waarop de voormalige chef-dirigent zal worden benoemd tot ere-dirigent van het orkest waarmee hij sinds 1986, het jaar dat Haenchen naar Nederland kwam, zo’n bijzondere band heeft opgebouwd.
Met een list wist hij uit de DDR te ontsnappen. Dankzij een cultureel uitwisselingsproject dirigeerde Hans Vonk op dat moment in Dresden, wat het aannemelijk maakte dat Haenchen op verzoek van Jan Willem Loot, de toenmalige directeur van het NedPHO en het Nederlands Kamerorkest (NKO), op zijn beurt een tijdje in Nederland zou mogen dirigeren. In dezelfde periode ging Honneger op staatsbezoek naar Nederland, waarbij koningin Beatrix een goed woordje voor Haenchen heeft gedaan. De truc werkte, op voorwaarde dat de 42-jarige dirigent een groot deel van zijn salaris moest afstaan aan de DDR. Haenchen kwam met zijn gezin naar Amsterdam en werd benoemd tot chef-dirigent van het NedPHO, het NKO en de Nederlandse Opera. Hem wachtte de zware taak om drie orkesten (het NedPHO, NKO en het opgeheven Amsterdams Philharmonisch Orkest) samen te voegen tot één orkest, een taak waar hij zich moedig, rechtvaardig en uiteindelijk met succes van gekweten heeft.
Hoewel Haenchen in het begin zo arm was, dat hij geen huis kon huren of kopen – ‘Mijn vrouw moest het brood aftellen en bepalen wanneer er water gebruikt mocht worden. Ik schoof vaak aan in de kantine van de opera omdat ik de hele dag nog niets gegeten had. Ik kreeg op grond van mijn driejaarcontract geen lening bij de bank’ – wist een op muziek verzotte bankmedewerker die de waarde van Haenchen als dirigent onderkende, tenslotte toch een lening voor hem te regelen. Haenchen vond een huis in Amsterdam Zuid, waar de Joodse gemeenschap hem herinnerde aan de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Zijn buurman Simon Levi, destijds directeur van het Rijksmuseum, werd een goede vriend. Haenchen maakt als ‘tüchtige’ dirigent veel indruk met zijn integere en soliede uitvoeringen van overwegend Duits orkestrepertoire en van opera’s van o.a. Verdi, Puccini, Bartók, Tjsaikofski, Sjostakovitsj, Szymanowski, Berlioz en Saint-Saëns. In 1996 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In nauwe samenwerking met Pierre Audi voerde hij in 1999 de complete vierdelige Ring des Nibelungen van Wagner uit, een uiterst spraakmakende en succesvolle productie, waarna hij zijn functie als chef-dirigent neerlegde.
Haenchen, die inmiddels voor alle Nederlandse orkesten had gestaan (destijds waren het er 20, nu nog maar 8!) en die over de hele wereld succes oogstte als geliefde gastdirigent bij operahuizen en orkesten, keerde weer terug naar Dresden, maar kwam nog regelmatig naar Nederland als gastdirigent. In 2015 werd Der Himmel über Dresden, een documentaire over zijn leven, bekroond met een Gouden Palm. In 2017 riep het tijdschrift Opernwelt hem uit tot dirigent van het jaar en in 2018 nam hij de Richard Wagner-prijs van de Richard Wagner Foundation Leipzig in ontvangst. In 2022 werd Haenchen benoemd tot vaste gastdirigent bij het Noord Nederlands Orkest en vanaf volgende week is hij dus ook ere-dirigent van het NedPHO. En daarmee mag Nederland zich gelukkig prijzen, want sinds 1986 heeft Haenchen, zo bleek gister in Het Concertgebouw, zich ontwikkeld van een oerdegelijke, gewetensvolle en enthousiasmerende dirigent tot een waarlijk grote topdirigent en een subliem musicus.
Het fascinerende is hoe in de directie van de gerijpte Haenchen alle elementen van zijn integere, genuanceerde, gedifferentieerde, doorleefde en doorvoelde uitvoeringen als vanzelf in elkaar overvloeien tot één waarachtige gouden stroom van fijnzinnige klanken, waarin de muziek gesublimeerd wordt tot iets hemels en transcendents vanuit de diepste essentie van het notenmateriaal. Neigde de jonge Haenchen door zijn gezonde fanatisme en zijn gewetensvolle behoefte aan kennis en controle, misschien nog wel eens naar enige ‘starheid’, die het gevolg was van een zekere discrepantie tussen verstand, gevoel en intuïtie, de rijpe Haenchen is hier artistiek mijlenver bovenuit gestegen en maakt, gebaseerd op zijn diepgaande kennis en jarenlange ervaring, glashelder, vrij, lichtvoetig en beweeglijk muziek vanuit zijn ziel. Zijn trefzekere en gedetailleerde gestiek is ontdaan van iedere overbodigheid, zijn integere gebaren stralen overgave aan de muziek en volledig vertrouwen in de musici uit, die als gevolg daarvan uit zijn hand eten en het allerbeste geven dat ze in huis hebben.
Zo klonk het Vorspiel uit ‘Tristan und Isolde’ uit Wagners gelijknamige opera, die opent met het fascinerende Tristan-akkoord, onder Haenchens bezielende leiding als een metafysische stroom van liefdeswanhoop en verlangen, waardoor het tragische liefdesverhaal van Tristan en Isolde een universele betekenis kreeg en het moeilijk, zo niet onmogelijk werd om er niet door geraakt te worden. Wat een verfijning in klank, wat een schitterende opbouw en timing om Wagners liefdesepos ‘Langsam und smachtend’ bezit te laten nemen van de Grote Zaal!
Er volgde een meer aardse, nuchtere en tot in de kleinste details uitgewerkte première van Time-Three movements for orchestra (2022) van de Oostenrijkse componist Thomas Larchner, in zijn jeugd een groot bewonderaar van Mozart en nu schepper van kosmische composities in een heldere, expressieve, explosieve, ‘filmische’ en kleurrijke stijl die direct tot de verbeelding spreekt, of je er nu van houdt of niet. In Time onderzoekt Larchner het fenomeen dat muzikale tijd iets heel anders is dan kloktijd. Tijdsbeleving in de muziek is een subjectieve waarneming in het hier en nu. Door verschillende ritmische lagen en tempi over elkaar te leggen, suggereert Larchner in originele orkestrale kleurschakeringen – zo schrijft hij in deze compositie onder andere vellen (noten)papier als slaginstrument voor – versnellingen en vertragingen, spanningen en ontspanningen binnen zijn overkoepelende constructie. Haenchen en het NedPHO leverden zich minutieus voorbereid uit aan het ingewikkelde klankuniversum van Larchner, en wisten daarmee van het begin tot het eind te boeien.
Daarna volgde het absolute hoogtepunt van de avond: Haenchens magistrale interpretatie van Bruckners Zevende symfonie, die doorgaans als een indrukwekkende aaneenschakeling van monumentale ‘klankblokken’ door de Grote Zaal dendert en daarmee eerder beklemt en bedrukt, dan blijmoedig en hoopvol stemt. Bruckner was in 1883 van plan met zijn in E groot gecomponeerde Zevende een vrolijk en lichtvoetig werk aan zijn oeuvre toe te voegen, maar toen zijn grote held Wagner in Venetië stierf terwijl hij net aan het tweede deel begonnen was, ontaarde het Adagio alsnog in een droevige klaagzang van ongekende intensiteit. Haenchen loosde de musici van het orkest zo precies door Bruckners rijke en zwaarwichtige partituur heen, dat het bijna leek alsof hij elk instrument zèlf bespeelde terwijl hij dirigeerde. Het beweeglijke, holistisch vloeiende en sonore klankresultaat was van een fascinerende en aangrijpende schoonheid, waarbij alle delen in hun essentie werden gekarakteriseerd en uitgelijnd. Zwaarmoedig en lyrisch, of juist energiek, galopperend of sidderend, maar altijd met het vizier gericht op het hogere. Voor de diepgelovige Bruckner was dat de hemel, voor Haenchen misschien de hemelse schoonheid die op onze verschroeide aarde mogelijk is. Zelf heb ik van Bruckners Zevende symfonie nooit eerder zo’n schitterende uitvoering gehoord!
Wenneke Savenije
Info:
https://orkest.nl/nl/agenda/349/hartmut-haenchen-dirigeert-bruckners-symfonie-nr-7
Documentaire over Hartmut Haenchen van Pauk Cohen & Martijn van Haalen: