Hélène Grimaud: vaardig maar niet altijd verfijnd spel
Gehoord: Grote Zaal, Concertgebouw, 12 mei 2024
Door Willem Boone
Hoekig
Zo’n dertig jaar geleden hoorde ik de Franse pianiste Hélène Grimaud, tevens oprichter van het Wolf Conservation Center in South Salem, NY, voor het eerst in Utrecht, toen zij Bach/Busoni, Beethoven en Brahms speelde. Gisteravond trad zij in Amsterdam op met wederom werken van deze drie componisten, voor een deel zelfs hetzelfde repertoire. Ze is niet de enige pianiste met een beperkt repertoire, maar het lijkt erop dat iemand niet echt een artistieke ontwikkeling doorgemaakt heeft als ze steeds in hetzelfde kringetje blijft ‘ronddraaien’. Je zou van zo’n bekende pianiste verwachten dat ze een bepaalde nieuwsgierigheid heeft, zeker als je zoveel verschillende stukken tot je beschikking hebt. Zo begon zij gisteren met Beethovens Sonate nr. 30 in e opus 109 en ik kon de gedachten ‘had je nou niet eens een andere sonate kunnen instuderen’ niet onderdrukken, hoe subliem dit stuk ook is. Het eerste deel, Vivace ma non troppo-adagio, klinkt soms bijna als een improvisatie, maar het werd ontsierd door het toucher van Grimaud. Dat is helaas vaak kaal en scherp van karakter en het lijkt tussentinten als ‘dolce’ en ‘cantabile’ te ontberen. Ook het tweede deel, Prestissimo, was voornamelijk luid. In het derde deel, Thema met variaties, speelde zij in een constant tempo, maar ook hier was haar benadering vaak hoekig. De genoemde kaalheid van haar toucher wreekte zich vooral in haar fortissimospel, waardoor de coda niet de extatische werking kreeg die het kan hebben.
Brahms
De Intermezzi van Brahms heeft ze veelvuldig uitgevoerd en opgenomen, desondanks had ik bij het eerste Intermezzovan opus 117 mijn twijfels over haar tempo-opvatting. Deze luidt ‘Andante moderato’ wat een gematigd tempo suggereert, maar haar tempo was aan de vlotte kant. Het is buitengewoon ingetogen muziek die aan een berceusedoet denken. Een pianist moet hier de andere kant van het spectrum laten horen, namelijk cantabilespel. Ook hier viel op dat haar toucher een scherpe kern behield en maar zelden lieflijk klonk. Wel was er af en toe een bepaalde ‘ruigheid’ hoorbaar, die ook kenmerkend voor Brahms is, maar meer past bij de Intermezzi opus 116, die zij na de pauze uitvoerde. Het bewees eens te meer dat deze Intermezzi nog zo makkelijk niet zijn, wel makkelijker dan de Haendel- en Paganinivariaties want ze bevatten minder noten, maar tegelijk vereisen ze veel aanslagverfijning. Overigens werd Grimaud niet geholpen door de soms doffe klank van de vleugel (vooral in de bassen) en al helemaal niet door het abominabele gehoest tijdens de hele avond, vaak zonder ook maar enige moeite om storende geluiden te smoren in een zakdoek. Je zou daarnaast verwachten dat je gehoest vooral moet ‘bewaren’ voor de luidere gedeeltes, maar gisteravond klonk dat juist vooral op de meest tedere momenten.
Na de pauze lagen de Intermezzi opus 116 de pianiste beter, dat wil zeggen vooral de ‘ruigere’ gedeeltes, zoals de nummers 1, 3 en 7. In de ‘even’ nummers was haar toon nog steeds niet erg verfijnd en miste er tederheid. Na het slotakkoord van het laatste intermezzo sloot zij direct aan met het beginakkoord van de Chaconne van Bach in de transcriptie van Busoni, zonder dat duidelijk werd waarom zij hiervoor gekozen had. De rapsodische pianistiek van deze bewerking lag haar eveneens goed, zij liet in haar vertolking treffend de schaalvergroting door Busoni van Bachs sublieme muziek uitkomen. In deze uitvoering klonk echter vooral Busoni en minder Bach.
Sylvestrov
Ik bedacht me hoe de Française de ‘echte’ Bach zou spelen, waar je je niet achter allerlei pianistische kunstgrepen kunt verschuilen. Bewonderenswaardig was de voortgaande beweging in haar spel, dat aan het eind echter enigszins gehaast overkwam. Overigens vroeg ik me af of deze pianiste linkshandig is, want haar linkerhand klinkt nogal eens overheersend. Het publiek toonde zich na afloop zeer enthousiast en kreeg twee toegiften, allereerst de Bagatelle C à vous van Sylvestrov, wiens muziek Grimaud kortgeleden opgenomen heeft. Ondanks het nogal repetitieve karakter ervan imponeerde zij hiermee, omdat haar spel eigenlijk voor het eerst die avond vrij en niet geforceerd overkwam. Het scanderende publiek kreeg ten slotte nog Rachmaninoffs Etude tableau opus 33 nr. 2 te horen, waarbij haar toucher helaas weer verfijning ontbeerde en de voor deze componist zo typische nostalgie niet optimaal over het voetlicht kwam.
Willem Boone
Info: