Igor Levit excelleert in pianissimo’s
Gehoord: 14/11, Concertgebouw, Amsterdam
Door: Willem Boone
Het was tegen mijn principes: amper een uur muziek voor de volle prijs (50 euro): ik blijf het absurd vinden dat het Concertgebouw zo weinig biedt voor een concert waar je buiten Amsterdam in elk geval tegen minder betaling (vaak rond de 35 euro) 1,5 of 2 uur muziek voor krijgt. Toegegeven, het is corona en het Concertgebouw heeft het ook niet makkelijk (wie wel in deze dagen?), maar dit lijkt me niet echt de manier om publiek terug te winnen.
Enfin, ik had al zoveel positieve berichten over pianist Igor Levit gehoord dat ik me over bovengenoemde bezwaren heen gezet heb. En daar had ik na afloop allerminst spijt van, want Levit is inderdaad een heel bijzondere pianist met een eigen dwingende visie op de muziek die hij speelt. Hij begon zijn recital in de behoorlijk donkere Grote Zaal op enigszins ongebruikelijke wijze: met twee Preludes en Fuga’s (nrs 1 en 14) van Sjostakovitsj. De pianist speelde ze van zijn iPad en benadrukte in zijn lezing het Bachiaanse karakter van deze muziek. Direct in de eerste twee stukken viel op tot wat voor ragfijn pianissimo hij in staat is, ook de tweede fuga begon met etherische pianissimo’s. Voor de rest vroeg ik me af of dit de meest geschikte manier was om een recital te openen: de ‘echte’ Bach was mij liever geweest dan deze grauwe, morbide stukken van Sjostakovitsj. Wat daarentegen goed en zelfs verrassend werkte, was de naadloze overgang naar de 3 Klavierstücke D 946 van Schubert. De pianist drukte met een bijna onopvallend gebaar zijn iPad uit en begon voorovergebogen (net als bij zijn collega Boris Giltburg hoop ik dat hij geen rugklachten aan zijn vaak gebogen houding over zal houden!) aan het eerste van de drie stukken van Schubert. Prachtig was daarbij zijn delicate toonvorming die gebaseerd was op echt cantabilespel. Ondanks deze kwaliteit schuwde hij het drama dat wel degelijk aanwezig was niet. Als gezegd, deze pianist is een echte muzikale vorser die op zoek is naar de essentie van de muziek die hij speelt. Het tweede Klavierstück klonk net zo overtuigend, bij het derde nam hij jammer genoeg een te snel tempo, waardoor de muziek gehaast klonk. Het lyrische intermezzo nam hij daarentegen wel in het juiste tempo. Hetzelfde viel me op toen ik delen uit zijn bij Sony uitgegeven cyclus van alle Pianosonates van Beethoven beluisterde: bij sommige delen had ik toen direct het gevoel: ‘Dit is te snel gespeeld’, bijvoorbeeld in het laatste deel van de Sturmsonate opus 31/2, waar het laatste deel geen allegretto maar een presto werd.
Het laatste werk tijdens dit helaas maar korte recital was de 7e Sonate van Prokofiev, de middelste van de drie ‘oorlogssonates’. In het eerste deel klonk in de rustige gedeeltes dezelfde kwetsbaarheid die zijn Schubert kenmerkte: ook hier wist hij goed het desolate karakter te benadrukken. Dat laatste stelde hij lijnrecht tegenover de andere kant van Prokofiev, het motorische karakter waarmee hij de verschrikkingen van de oorlog uitbeeldt. Ook in het tweede deel kwam dat mooi tot uiting: ronduit fascinerend was de etherische, dromerige sfeer die de pianist opriep aan het eind, met de herhalende obsederende motieven in de linkerhand. Het laatste deel van deze sonate, het Precipitato, leidt vaak tot grote verschillen in uitvoering, meer dan de eerste twee delen. Sommige pianisten benadrukken het gewelddadige van de muziek (bijv. Richter), andere het rusteloze, voortdenderende karakter ervan (pianist Vladimir Ashkenazy vergeleek dit deel ooit met een tank die op stoom komt!) zoals Pollini, weer andere collega’s zetten dit deel snel (Argerich), zeer snel (Katsaris) of te snel (Buniatishvili) in. Laatstgenoemde gaat in een concert uit Verbier op YouTube werkelijk over de schreef door op een gegeven moment zo snel te spelen dat er bijna meer foute dan goede noten klinken, waardoor het stuk aan het eind vrijwel onherkenbaar geworden is. Een aparte plek neemt Sokolov in, die ik het deel bijna langzaam in hoorde zetten, waarbij de nadruk niet op snelheid maar op klank lag. De Russische grootmeester bouwde een kathedraal van klanken op die aan het eind bijna overweldigend was. Levit begon het derde deel gisteravond enigszins ‘understated’ met een niet te snel tempo, maar het venijn zat duidelijk in de staart, want daar pakte hij alsnog uit. Op zo’n manier gespeeld miste dit deel zijn uitwerking natuurlijk niet en daar reageerde het publiek euforisch op. Gelukkig liet de pianist zich tot een toegift verleiden: het koraalvoorspel‘Ich rufe zu dir” van Bach/Busoni dat een passende, meditatieve afsluiting van een recital dat van mij veel langer had mogen duren!