Igor Levit onwennig in Bartok
Gehoord: 7/4, Concertgebouworkest o.l.v. Joana Mallwitz m.m.v. Igor Levit, piano, Amsterdam, Grote Zaal.
Door Willem Boone
Druk en beweeglijk
Kort geleden vond er een concours in Parijs voor uitsluitend dirigentes plaats. Tijdens het concert van gisteravond dat geleid werd door de Duitse Joana Mallwitz vroeg ik me af hoe ver ze het geschopt zou hebben als ze daaraan meegedaan had. Direct bij aanvang van Kodaly’s Dansen uit Galanta viel op dat zij een drukke, beweeglijke slag heeft, vooral in haar rechterhand. Zodra het volume toeneemt, maakt ze met haar linkerhand weidse gebaren. Onwillekeurig moest ik ook denken aan het onlangs verschenen boek Violist van Marc Daniel van Biemen waarin hij zich onder meer uiterst openhartig uitlaat over bepaalde dirigenten waar het orkest mee gewerkt heeft. Een van de musici waar het orkest naar zijn zeggen niet onverdeeld gelukkig mee was, was de Amerikaanse Barbara Hannigan. Ze dirigeert nog niet zo lang en heeft vooral een reputatie als zangeres opgebouwd. Van Biemen schreef over haar dat het orkest niet zoveel aan kon met haar gebaren en daardoor niet goed begreep wat ze over wilde brengen. Ik was heel benieuwd hoe hij en zijn collega’s de gebaren van Mallwitz interpreteerden: ik zou er als orkestmusicus in elk geval nerveus van worden als er iemand voor het orkest stond die zo druk gesticuleerde. Ondertussen wist ze het orkest wel aan te zetten tot spannend en secuur spel. Het bewees eens te meer hoe wendbaar en flexibel het orkest is en waarschijnlijk is het niveau van samenspel zo hoog dat men ‘hoe dan ook’ tot een ‘zeer respectabele prestatie’ komt, ongeacht de dirigent die ervoor staat. De Dansen uit Galanta vormen een kleurrijke partituur, die best eens wat vaker mag klinken. Kort voor het eind leek het wel of Kodaly uit de Eerste Roemeense Rapsodie van Enesco citeerde, een fantastische compositie, waarvan je zou wensen dat het KCO deze eens uitvoerde!
Onderdeel van het orkest
Tot mijn verbazing kwam pianosolist Igor Levit met een tablet met de partituur van Bartoks Derde pianoconcert op. Of hij deze echt gebruikte vroeg ik me af, want hij sloeg geen bladzijden om en het ging volgens mij om de partituur en niet om een tablet met de muziek. Hoe dan ook, het verbaasde omdat het niet om een buitensporig moeilijk pianoconcert gaat, het is in elk geval een stuk minder veeleisend dat het Eerste en Tweede pianoconcert van dezelfde componist. Levit is een bepaalde eigenzinnigheid niet vreemd en dat kan tijdens zijn concerten en opnames tot fascinerende resultaten leiden. Bij de inzet van het eerste deel, Allegretto klonk zijn solo niet vragend, zoals vaak het geval is bij collega’s, maar staccato en ook nogal terloops. Zijn bijdragen waren steeds tamelijk klein en ingehouden, alsof hij onderdeel van het orkest in plaats van solist was. Gedurende het gehele eerste deel straalde zijn spel een zekere onwennigheid uit, waarbij hij niet tot een hechte eenheid met orkest en dirigente kwam. Dat veranderde enigszins bij het tweede deel,Adagio religioso, het emotionele zwaartepunt van dit concert. De inzet van het orkest was mooi en de klank bloeide op. De eerste solo van Levit was sober en expressief, hier hoorde ik het pianissimo waar hij de eerste keer dat ik hem hoorde zo’n indruk mee gemaakt had. Het is aangrijpende muziek die tegelijk troostend en ‘bitter sweet’ is: het is een zwanenzang die vergelijkbaar met Mozarts laatste Pianoconcert in bes (nr 27) KV 595 is. Ook daar vraag je je af of de stijl alleen geresigneerd of ook enigszins bitter en melancholisch is. Zonder onderbreking volgde het derde deel, allegro vivace, dat levendiger van karakter was en waar solist en orkest/dirigente elkaar meer leken te vinden.
Toch straalde de gehele uitvoering iets ‘onvolledigs’ uit: ik had bij vlagen het gevoel dat de pianist dit stuk nog maar kort speelt of zelfs dat hij het à vue speelde. Dat zal ongetwijfeld niet het geval geweest zijn, maar van orkestrepetities is bekend dat daar lang niet altijd stukken in zijn geheel doorgespeeld worden. Levit speelde nog een toegift: een walsje van Shostakovitsj, een wat flauw stukje dat vaag herinnerde aan De muzikale snuifdoos van Liadov. Daarbij was zijn pianissimo wel betoverend.
Revolutionaire Beethoven
Na de pauze volgde de Zevende symfonie van Beethoven, waarbij direct aan het begin de onberispelijke hobosolo van Alexei Ugrintchouk klonk. Ook hier leek het erop alsof de dirigente alles in de partituur wilde aangeven. Zeker in de snelle delen hebben haar gebaren vaak iets stereotieps. Soms stond zij half gekromd voor het orkest om het te verleiden tot pianissimospel. Net als bij Kodaly reageerde het orkest alert op haar aanwijzingen. Het tempo van het tweede deel, Allegretto, was tamelijk snel, maar werd gespeeld in een mooi pianissimo. Het orkest speelde strak in de maat en er was, zeker van de kant van de dirigente, ruimte voor enige rust. In het derde deel, Presto, was daar direct weer die nerveuze slag. Door haar drukke gebaren lijkt het erop dat ze het orkest heel strak leidt, maar het daardoor ook weinig ruimte geeft en dat kan je juist aan het Koninklijk Concertgebouw Orkest wel overlaten. Het overtreft misschien zelfs zichzelf wanneer er juist ruimte voor dat subtiele geven en nemen tussen orkest en dirigent is. Het laatste deel, Allegro con brio, lag haar goed door het rusteloze karakter ervan. Het spel was bewonderenswaardig en na ruim tweehonderd jaar (het werd in 1813 ten doop gehouden) is het muziek die nog steeds revolutionair is. Daniel Barenboim zei ooit over Beethoven dat hij ‘altijd modern’ is en dat geldt zeker voor deze Zevende symfonie. Je kan je zonder veel moeite voorstellen hoe verbijsterd het publiek destijds, zeker na deze Finale geweest moet zijn. Het vormde een enerverend slot van de avond.
Wilem Boone
Info:
https://www.concertgebouworkest.nl/nl