In Memoriam Menahem Pressler (1923-2023)

Menahem Pressler: pianist op zoek naar levenslange schoonheid in muziek

Door Willem Boone

 

Als er een woord is dat de op 6 mei overleden pianist Menahem Pressler ten voeten uit tekent, dan is het ‘liefde’: voor de muziek, lesgeven, studenten, toehoorders, voor het leven in het algemeen. Hij is op een haar na 100 jaar oud geworden en als het aan hem lag, had hij wel tot zijn 120e willen musiceren. Ik herinner me dat ik hem in 2008 tijdens zijn afscheidstournee van het Beaux Arts Trio voor de laatste keer in Arnhem hoorde en hem na afloop ging bedanken. Kennelijk ging het toen kort over zijn toekomstplannen en, met een twinkeling in zijn ogen, vertelde hij dat de pianist Miezyslaw Horszowski zijn voorbeeld was: die was tot zijn 100e doorgegaan met optreden en was (aldus Pressler) ‘tot zijn 90e een goede pianist, maar daarna werd hij excellent!’.

Die liefde was hoorbaar in zijn pianospel, want dat was vooral liefdevol van klank. Hij kon als geen ander ‘spreken’ door middel van de piano, in dialoog met zijn partners, maar ook in de manier waarop hij fraseerde. Hij kon prachtige lange legato bogen spelen en dat maakte zijn spel herkenbaar. Ooit hoorde ik in een winkel een Pianotrio van Mozart en door de manier waarop de pianist het langzame deel speelde, dacht ik: dit kan maar één iemand zijn en uiteraard was hij het ook. Voor hem was liefde voor wat je doet het allerbelangrijkste: ‘Als je niet houdt van wat je doet, ga je alleen voor een beloning. Applaus betekent bijvoorbeeld helemaal niets, wat je wilt horen is dat iemand na afloop zegt: ‘Ik wist niet dat dat stuk zo mooi was!’

Hij hield hartstochtelijk van het leven: op YouTube staat een indrukwekkend filmpje waarin hij in gesprek is met dokter Virenda Patel (https://www.youtube.com/watch?v=GTVKHO_7P6g&t=267s) die hem in 2014 met een leven besparende operatie het leven redde nadat hij een aneurysma had gekregen. De meesten overleven zoiets niet en eens te meer bleek wat voor een wondersignor de toen 91-jarige pianist was omdat hij de operatie goed doorstond. In de film legt de arts uit wat hij precies gedaan heeft en dat was zo’n ingewikkelde ingreep dat er sprake van een dubbel wonder was. Het is roerend om te zien hoe dankbaar Pressler was (al liet hij zich ontvallen dat 91 ‘geen slechte leeftijd was om de aarde te verlaten’) als hij aan het eind de handen van de arts kust. Zes maanden daarna trad hij weer voor publiek op.

 

 

Hij noemde zichzelf herhaaldelijk een ‘optimist’ en een ‘geluksvogel’: hoewel diverse van zijn familieleden tijdens de Tweede Wereldoorlog werden vermoord, heeft dat hem nooit zijn levensvreugde ontnomen of hem weerhouden om datgene te doen wat hij het liefst wilde doen.  Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleef hij in Israël en daar merkte hij dat pianospelen bijzonder voor hem was en hem zelfvertrouwen gaf: ‘Het bood een kans om te ontsnappen naar een wereld waar ik wilde vertoeven.’ Hij was iemand die onvermoeibaar werkte: als hij niet optrad, gaf hij les of studeerde hij. Dat je voor een carrière op hoog niveau veel op moest offeren, realiseerde hij zich goed, maar ‘dat maakte hem gelukkig, want het stelde hem in staat om zijn hoogste potentieel te bereiken.’ Hij geloofde er sterk in dat er geen routine bestond, of het zou moeten zijn dat je voor dat ene uur op het podium je focus moet richten op datgene waar je je gedurende je hele leven op hebt toegelegd. Dat ene wat je geluk brengt en waarover je zegt: ‘Dit is waar ik voor leef.’

Het is bewonderenswaardig dat iemand die door zijn toewijding en decennialange studie al zo’n hoog niveau bereikt heeft en zo diep tot de essentie doorgedrongen was, bleef streven naar nieuwe ontdekkingen. Hij bleef op zoek naar wat hij ‘de blauwe vogel van geluk’ noemde. De laatste violist van het Beaux Arts Trio, Daniel Hope, zei daarover dat de pianist tijdens de vele uren studie probeerde ‘een verbinding met elke frase van de partituur tot stand te brengen.’ Verder zei de violist dat Pressler op zijn best was als hij muziek met anderen kon delen. Over die zoektocht zei de pianist dat ook hij het geheim niet kende en dat je niet altijd weet of je tevreden zult zijn met het uiteindelijke resultaat.

Pressler werd min of meer bij toeval de leider van het beroemde Beaux Arts Trio. Nadat hij al veel solo-opnames voor het label MGM had gemaakt, gaf hij aan graag een opname van Mozarts Pianotrio’s te willen maken. Dat vond men goed, mits hij zelf een violist en een cellist zou vinden. Dat gebeurde in de vorm van violist Daniel Guilet, die als tweede violist in het Quatuor Calvet en als soloviolist onder dirigent Arturo Toscanini gespeeld had, en cellist Bernard Greenhouse. Ze zouden de bewuste opnames maken, zeven concerten verzorgen en dan weer uit elkaar gaan. Kort daarna zou er in Tanglewood, waar het Boston Symphony Orchestra, in de zomer een ‘residency’ verzorgde, een pianotrio tijdens een Beethoven-festival optreden dat verhinderd was. De drie musici kregen de vraag of ze als vervangers konden optreden en dirigent Charles Munch van het Boston Symphony Orchestra was zo enthousiast dat hij niet alleen tot het einde bleef (hij had aangegeven tijdens de pauze te zullen vertrekken!), maar bovendien aankondigde dat hij het trio ieder jaar uit zou nodigen.

 

 

Al gauw kreeg het zo’n 70 concerten aangeboden en daarmee was het Beaux Arts Trio geboren. Het zorgde ervoor dat Pressler zijn solocarrière onderbrak en zich geheel op kamermuziek richtte. De pianist noemde het een ‘avontuur’ dat de moeite waard was om te ondernemen door de chemie tussen de drie musici. Hij vertelde verder hoe leerzaam het was om met twee strijkers samen te werken: ‘Normaal slaat een pianist een toon op een directe manier aan, maar ik ging hoe langer hoe meer de piano als een strijker benaderen, op de manier waarop hij zijn strijkstok op de snaren zet en soms zijn inzet nog ‘uitstelt’. De Franse cellist Paul Tortelier zei hierover ooit: ‘Je benadert de piano met een strijkersarm.’ Het zorgde voor zijn kenmerkende manier van spelen, waarbij hij vaak opzij keek om de violist en cellist te zien en hun frasering te volgen.

Het Beaux Arts Trio veranderde een aantal keren van samenstelling: zo waren gedurende de 52 jaar dat het ensemble bestond vijf violisten en drie cellisten. Met name de violisten waren niet altijd van een constant niveau: het spel van Isidore Cohen die Daniel Guilet opgevolgd had, was voordat hij het trio verliet nogal krasserig geworden en ook van violiste Ida Kavafian herinner ik me dat haar spel een beetje aan een laserstraal deed denken en een bepaalde warmte ontbeerde. Het maakte uiteindelijk niet veel uit doordat Pressler altijd de bindende factor was. Uiteindelijk werd het trio in 2008 opgeheven, niet vanwege ‘ouderdom’, maar doordat violist Daniel Hope een steeds drukkere solocarrière kreeg en de pianist niet opnieuw een violist wilde inwerken. Het Beaux Arts Trio heeft in de muziekgeschiedenis een bepalende rol gespeeld doordat het duidelijk maakte dat je ook voor deze bezetting op hoog niveau muziek kon spelen. Tot die tijd werd er op pianotrio’s neergekeken en werden ze beschouwd als ‘armeluisorkestjes’(waarbij de piano door slechts twee strijkinstrumenten werd begeleid) of ensembles waarbij de piano twee solisten begeleidde. De opnames die gedurende hun hele bestaan bij Philips verschenen, gelden als de gouden standaard voor zo ongeveer het complete pianotriorepertoire.

 

 

Hij begon toen op zijn 85e alsnog aan een solocarrière, waarbij hij niet alleen recitals gaf, maar ook met grote orkesten optrad en verlaat bij het Concertgebouworkest en de Berliner Philharmoniker zijn ‘debuut’ maakte. Dat met laatstgenoemd orkest beschouwde hij als het hoogtepunt van zijn carrière, wat een opmerkelijke uitspraak is voor iemand die zoveel in de muziek bereikt heeft.

Met Presslers overlijden is een van de grootste kamermuziekspelers ooit heengegaan, een legendarische pianist die gedurende zijn hele leven op zoek was naar schoonheid in de muziek en die de wereld door zijn onvermoeibare energie en toewijding een stuk mooier gemaakt heeft.

Persoonlijke herinneringen

 

Ik herinner me dat mijn ouders een abonnement op de Arnhemse Vereniging voor Kamermuziek hadden en in 1978 naar een optreden van het Beaux Arts Trio gingen. Daar was met name mijn vader zo enthousiast over dat ik als beginnend liefhebber dacht dat het hier (terecht) om iets heel bijzonders ging. Mijn vader kocht steeds meer platen van dit ensemble en langzaam maar zeker raakte ik vertrouwd met dit repertoire. Een paar jaar later, begin 1982, bezocht ik samen met mijn vader een concert in Muziekcentrum Vredenburg, waar dit trio vrijwel jaarlijks te gast was. Hun concerten werden een jaarlijkse traditie, waar ik met mijn ouders naartoe ging. Pressler was in die jaren op zijn best en gold als de motor van het beroemde trio. Soms was hij ook in het land voor optredens met orkesten, zo speelde hij Mozarts Pianoconcerten KV 453 en 595 met het Amsterdams Sinfonietta. Zoals dat van hem te verwachten was, benaderde hij ze als kamermuziek, wat goed strookte met het karakter van deze stukken. In 2002 organiseerde het Concertgebouw een weekend rondom de pianist, waarbij hij een masterclass gaf, een recital speelde, met orkest optrad en twee kamermuziekconcerten verzorgde. In die tijd gaf hij nog niet zo vaak recitals en dat was een bijzonder gebeuren: de sonate in bes D 960 van Schubert overtuigde mij niet helemaal, maar de Preludes van Chopin waren indrukwekkend en uit een rots gehouwen.

Zijn masterclasses waren altijd een bijzonder gebeuren: ik herinner me nog hoe ik onder de indruk was en hoe het ook voor toeschouwers lessen voor het leven waren. Hij kende werkelijk ieder detail van de partituur: je zou verwachten dat hij alleen zijn eigen partijen kende, maar hij wist ook precies wat er in de viool- en cellopartij gebeurde. Hij was een strenge leermeester, die weliswaar met humor en vriendelijkheid lesgaf, maar die het uiterste van zijn studenten eiste. Het indrukwekkende was dat hij over ieder detail, iedere frasering, zelfs ieder boogje in de partituur nagedacht had. Hij kon musici op de schoonheid van bepaalde passages wijzen, zo herinner ik me in het eerste deel van het Tweede pianotrio van Mendelssohn, ongeveer in het midden, een buitengewoon moment, een passage waar de muziek haast op lijkt te ‘stijgen’ en waarover hij zei: ‘Dit zijn de momenten waarom je musicus geworden bent.’ Verder kon hij aangeven waar de piano het voortouw moest nemen en juist weer terug moest nemen. Lesgeven was duidelijk naast spelen een grote passie, behalve wereldwijd had hij zijn eigen klas in Bloomington, waar hij zeker 50 jaar lesgaf. Zijn hand is herkenbaar bij veel van zijn leerlingen: ook zij hebben die bijzondere sprankeling in hun spel en aandacht voor hun medespelers.

 

 

Na een optreden in Muziekcentrum Vredenburg in 2004 vroeg ik hem na afloop of ik hem mocht interviewen. Daar reageerde hij welwillend op en ik was verbaasd hoe een 80-jarige musicus snel per e-mail reageerde. We hadden een afspraak gemaakt die op het laatste moment afgezegd werd door zijn drukke en vermoeiende agenda. Ik begon al te wanhopen dat het er niet meer van ging komen, terwijl hij zelf optimistisch aangaf dat er ‘in de toekomst vast nieuwe mogelijkheden zouden volgen’. Na vier pogingen probeerde ik het een laatste keer en toen ik daar na een concert voorzichtig naar verwees, zei hij: ‘Dat was een ontroerende mail, dit keer doe ik het!’. Hij hield woord en ik sprak ruim een uur met hem in Hotel Washington, een intiem hotel waar destijds veel musici logeerden. Een van zijn dochters was aanwezig en heeft het gehele interview gefilmd, dus er moet ten minste een gefilmd interview van mij circuleren! (1). Ik vergeleek hem tijdens het interview met Gerald Moore, die al net zo’n icoon was. Pressler toonde zich duidelijk verheugd over deze vergelijking.

Na zijn 90e woonde ik nog twee concerten van Pressler bij: in 2016, met het Kelemen Quartet in Tivoli Vredenburg, waarbij ze Dvoraks Pianokwintet speelden. De pianist was toen erg frêle en moest door zijn partner Lady Annabelle Weidenfeld tot de piano begeleid worden, maar aan zijn spel was het niet te merken. Dat klonk even geïnspireerd als altijd. In 2018 speelde hij in dezelfde locatie met het Schumann Quartet het Pianokwintet van Franck, dat hij speciaal voor deze gelegenheid had geleerd. Dat was een bewonderenswaardig intiatief, maar de uitvoering was naar mijn idee geen succes. De pianist ontbeerde de kracht die er voor dit werk vereist is en hij kwam niet goed boven het kwartet uit. Ik vond het een enigszins pijnlijke ervaring dat iemand die jarenlang zo goed gespeeld heeft niet goed meer tot zijn recht kwam. Het deed naar mijn mening afbreuk aan zijn legendarische reputatie als kamermuziekspeler. Je wilde je het liefst aan iemand in zijn glorietijd denken, maar bij zoveel mooie herinneringen vergeef je hem ook veel.

Willem Boone

 

You May Also Like

Bart Schneemann wint Blijvend Applaus Prijs

Muziekgebouw aan ’t IJ maakt duidelijk waarom Schönberg ertoe doet

Thomas Prechal wint concours Cellobiënnale 2024

Vier ‘verboden’ cellisten