Interessante dwarsverbanden bij pianist Kozukhin
Gehoord: Tivoli Vredenburg, 20 januari 2023
Door Willem Boone
Schumanns Kinderszenen zijn verraderlijk om een recital mee te beginnen en als een pianist dat al doet, getuigt het van lef. Ze mogen dan technisch een stuk minder veeleisend zijn dan bijvoorbeeld Carnaval, de Etudes Symphoniques, Kreisleriana of de Fantasie, ze vereisen wel degelijk veel inlevingsvermogen en poëzie. Om dat direct na binnenkomst op het podium dertien keer neer te zetten is nog zo gemakkelijk niet. Het zijn, zoals terecht in de programmatoelichting te lezen stond, ‘geen kinderstukjes, maar volwassen bespiegelingen over de kinderwereld.’ De cyclus vormde een mooi begin van de avond. Technisch had Denis Kozukhin geen moeite met deze fraaie miniaturen. Hoewel hij zeker niet zonder gevoel voor poëzie speelde, klonk zijn toon wat te fors bij deze overwegend introverte stukken. Het leek net alsof de pianist een maat te groot voor de muziek was.
Dat veranderde geheel bij het volgende programmaonderdeel, Intermezzi van Joerg Wildmann. Ze dateren uit 2010 en zijn opgedragen aan de Hongaarse pianist Andras Schiff met wie de componist samenspeelt (hij is tevens klarinettist). Ik zou het graag een keer door Schiff willen horen uitvoeren, omdat je in de Intermezzi een paar keer behoorlijk moet uitpakken, wat ik niet direct associeer met de nogal ingetogen natuur van deze pianist. Het toucher van Kozukhin was meteen vanaf het begin rijkgeschakeerd met fraai pianissimo’s en venijnige fortissimo’s in de discant, die overigens naarmate de cyclus vorderde een enigszins voorspelbaar effect kregen. Deze eigentijdse muziek sloot goed bij Schumann, in het tweede deel, Mit dunkler Glut (agitato sempre) klonken flarden door die aan de Kinderszenen of Dichterliebe deden denken. In het derde deel, Wiegenlied (Ruhig fliessend) verwijst Widmann naar Brahms: het leek op een eigentijdse versie van een laat Klavierstück van deze componist. Het zorgde even voor een moment van verwarring, want het was net alsof de pianist al met het volgende onderdeel, de Intermezzi opus 117 van de ‘echte’ Brahms begonnen was. Zo bevatte deze cyclus een aantal interessante dwarsverbanden, maar het nam niet weg dat juist dit derde deel verhoudingsgewijs lang uitgevallen is: vierentwintig bladzijden tegenover een regel (!) voor het eerste deel, Zart singend.
Deze eigentijdse muziek vormde een mooie overgang naar de Intermezzi opus 117 van Brahms, waar Kozukhin volledig in zijn element was. De muziek stroomde, zijn toucher was warm en hij koesterde deze herfstige kleinoden waarin de componist met melancholie terugkijkt op zijn leven. Hetzelfde gold voor de afsluitende Sonate nr 21 in Bes D 960 van Schubert. Dat is prachtige, onvergankelijke muziek, maar toch zou ik wensen dat pianisten die een pianosonate van deze componist spelen, niet steeds weer bij dit stuk uit zouden komen.
Juist de voorlaatste Sonate in A D 959 wordt veel minder vaak uitgevoerd, terwijl deze meer verschillende facetten van de stijl van Schubert bevat: beurtelings lieflijk, dromerig, dramatisch en meeslepend tegenover lyrisch, bespiegelend en mild geresigneerd in de laatste Sonate. Het is maar net voor welke sfeer je als pianist kiest en hoe je je recital af wilt sluiten. Kennelijk wilde de Russische pianist dat met de sonate in Bes doen waar de Oostenrijkse componist zich al heel dicht bij de dood bevond en als het ware steeds meer onthecht raakte. Het komt overeen met het laatste Pianoconcert van Mozart, dat overigens in dezelfde toonaard geschreven is, en waarbij ook niet zo gemakkelijk vast te stellen is of de sfeer nu licht geresigneerd, bitter, argeloos of dromerig is. Een bijkomend ‘probleem’ bij dit D 960 is het tempo dat pianisten vooral voor het eerste deel, Molto moderato, kiezen. Soms valt dat erg traag uit, wat, zeker als de herhaling gespeeld wordt, dit deel net als bij de Negende symfonie, het gevoel van ‘himmlische Laenge’ geeft. Het tempo dat Kozukhin koos, was misschien aan de enigszins vlotte kant, maar wat mij hier goed aan beviel was dat het een sterke voorwaartse beweging had. Dat werd nog versterkt door het feit dat hij de herhaling van het eerste deel wegliet. Hij ontwikkelde een prachtige poëzie en zijn toucher was zangerig. Zeer fraai was ook de manier waarop hij het aangrijpende tweede deel, het Andante sostenuto, afsloot. Het derde deel, het Scherzo allegro vivace con delicatezza, klonk een beetje stijf van metrum en riep wat minder het gevoel van een muzikale speeldoos op. In het laatste deel, het Allegro ma non troppo, trof hij heel goed het argeloze karakter, zonder daarbij de dramatische momenten te schuwen. Daarbij stoorde een kleine ontsporing nauwelijks, zeker niet omdat hij deze ‘vakkundig’ opving.
Het enthousiaste publiek kreeg drie toegiften, waarvan de eerste twee afkomstig waren uit de Lyrische stücke van Grieg. Kozukhin speelde deze achtereenvolgens wervelend en met veel raffinement. Hij is duidelijk een pianist die een mooie sfeer kan neerzetten. De laatste toegift was waarschijnlijk van Tsjaikovski, een ingetogen, ernstige compositie waarmee dit fraaie recital tot een stemmig einde kwam.
Willem Boone
Info:
https://www.tivolivredenburg.nl/klassiek/