Jeroen Dupont speelt een fantastisch vioolrecital voor 30 mensen
Gehoord: Amsterdam, Waalse Kerk, 6 juni 2020
Het regent en er staat een stevige wind, maar in de Waalse Kerk op het Walenpleintje in Amsterdam is het knus en warm. Op de stoelen onder de goudverlichte kroonluchters ligt hier en daar een programma. Daar mag je als publiek gaan zitten, op tenminste anderhalve meter afstand van de anderen. Alleen huisgenoten of stelletjes mogen hier en daar naast elkaar zitten. Terwijl het publiek mondjesmaat de kerk inloopt, klinken er vanuit de pastorie virtuoos gespeelde toonladders. De sfeer is er een van blijmoedige opwinding: eindelijk mag het weer, een live concert, al is het maar voor slechts dertig mensen.
In de kerk bevinden zich enkele bekende personen uit het culturele leven, waaronder dirigent Ed Spanjaard en choreograaf Toer van Schayk. In afwachting van de violist, die het zichzelf al bij voorbaat niet makkelijk heeft gemaakt met een veeleisend soloprogramma, is het een paar minuten doodstil. Alsof iedereen zich ervan bewust is dat hier iets gewichtigs staat te gebeuren: als een profeet van de nieuwe tijden zal Jeroen Dupont (1987) ons binnen enkele ogenblikken duidelijk gaan maken dat de muziek uiteindelijk een langere adem heeft dan het Coronavirus. Dat gaat hij doen met de bijbel in de hand, want zijn programma omvat o.a. een keuze uit de Sonates & Partita’s van Bach en de Sonates van Ysaÿe, solowerken die in de ogen van alle violisten gelijk staan aan het Oude en het Nieuwe Testament.
Jeroen Dupont – die studeerde bij o.a. Coosje Wijzenbeek, Herman Krebbers, Vera Beths en Jean-Jacques Kantorow in Parijs – won in 2003 het Davina van Wely Concours en in 2007 het Nationaal Vioolconcours Oskar Back, toen nog onder de naam Jeroen van der Wel. Hij viel op omdat hij naast zijn buitengewone muzikaliteit en zijn uitstekende instrumentale beheersing ook als persoon iets bijzonders uitstraalde: eigenzinnigheid met een zweem van arrogantie, grote gevoeligheid, originaliteit, veelzijdigheid en een 19de-eeuws aandoende artisticiteit. In de jaren na het Oskar Back Concours soleerde Dupont bij het Bombay Philharmonic Chamber Orchestra, trad hij op met het Concertgebouw Kamerorkest en speelde hij met orkesten als het Rotterdams Philharmonisch Orkest, het Zürcher Chamber Orchestra en het Limburg Symfonie Orkest o.l.v. Ed Spanjaard. Hij begon te componeren en richtte het Charenton Ensemble op, waarmee hij o.a. zijn eigen Divertimento voor strijkorkest uitvoerde en veel optrad in het Pianola Museum. Dupont ging op tournee naar Tunesië en gooide hoge ogen met zijn vertolkingen van Ysaÿe’s Extase tijdens een choreografie van Toer van Schayk bij het Nationale Ballet in 2016. Ook maakte hij regelmatig zijn opwachting in de Kleine Zaal – zo speelde hij daar in 2019 eigen werken en de Tweede vioolsonate van Bartok- en op podia elders in het land.
‘Hij heeft wel iets van een engel’, fluisterde mijn vioolspelende oudste dochter, die mee was gekomen naar de Waalse Kerk. Maar vanaf het moment dat Dupont in uiterste concentratie de eerste klanken aanstreek van het Adagio uit Bachs Sonate voor viool solo nr. 1 in g klein, veranderde de violist in mijn ogen in een heldhaftige Samoerai: ‘hij die dient’ werd ‘hij die Bach dient’. Helemaal alleen, een beetje gespannen maar zeker niet bang, uitgerust mét alle in hemzelf besloten violistische wapentuig. De Eerste sonate van Bach ontvouwde zich als een architectonisch meesterwerk, waarvan Dupont met een bezielde viooltoon alle facetten probeerde te belichten: de harmonische steunpunten, de geniale meerstemmigheid, de ontroerende melodielijnen, de dansritmes. Het klonk majestueus, integer, misschien nog een tikkeltje onwennig, maar toch ook gul en krachtig, vol liefde en overgave, vurig en vooral loepzuiver en bloedserieus.
Helemaal op stoom kwam Dupont tijdens zijn vertolking van Ysaÿe’s Sonate voor viool solo nr. 2, op. 27 ‘Jacques Thibaud’, muziek waarmee hij een grote affiniteit lijkt te hebben. Nu getuigde zijn gepassioneerde vioolspel, méér nog dan in de ontzagwekkende noten van Bach, van een innerlijke urgentie en noodzakelijke gedrevenheid die tijdens de gedwongen thuisisolatie van de afgelopen maanden nog eens extra diep in Duponts innerlijk wortel had geschoten. Violistische vulkaanuitbarstingen, sobere melancholie, razende dubbelgrepen, warmbloedige passages en spooky pianissimo’s wisselden elkaar op organische wijze af, waarbij Dupont en zijn stralende viool de galm in de kerk meesterlijk wisten te benutten.
Er volgden twee Paganini Capricci, de nrs. 11 en 5, zoals alle 24 Capricci ijzingwekkend lastig om te spelen, zeker wanneer je er ook nog muziek van probeert te maken. Dat lukte Dupont behoorlijk goed, zonder dat zijn muzikaliteit hem in de weg stond om optimaal virtuoos te spelen. Na een kernachtig vertolkte langzame inleiding veranderde nr. 11 in een muzikale hordeloop waar Dupont zich in galop doorheen wist te manoeuvreren, gevolgd door de melodische achtbaan waarmee nr. 5 opent, om er vervolgens in een razendsnel perpetuum mobile vandoor te vliegen. Het deed denken aan het violistische stuntwerk op hoog niveau van legendarische violisten als Nathan Milstein of Michael Rabin, knap en toch muzikaal.
In de aan George Enescu opgedragen Sonate voor viool solo nr. 3 ‘Ballade’ van Ysaÿe fonkelde opnieuw een innerlijk vuur en een buitengewone onstuimigheid, waarbij de viool dienst leek te doen als klankkast van de ziel. Heel mooi klonken nu de ruimtewerking en de dynamiek in combinatie met de akoestiek in de Waalse Kerk. De onrust van het slot van de Ballade voerde regelrecht naar een nieuwe episode uit de muziekgeschiedenis, waarin de elektronica zijn intrede deed.
Ook in Nederland, waar de na de oorlog enigszins verguisde componist Henk Badings in 1959 een baanbrekend stuk componeerde voor viool solo en twee elektromagnetische klanksporen: Capriccio voor viool en elektronica. Dat Dupont dit werk al vaak met succes heeft uitgevoerd, bleek uit de quasinonchalante en zelfverzekerde manier waarop hij zijn elektronische ‘partners’ al knoppen draaiend aan de gang kreeg, om er vervolgens een spannende dialoog mee aan te gaan, die zich bewoog van onheilspellende onderwereld-geluiden via regendruppelachtige episodes naar heftige betogen, waarin Dupont en zijn viool met vurige expressie steeds weer de muzikale leiding namen.
Maar het allermooiste moest misschien nog komen: een sereen en hypergevoelig vertolkte viooltranscriptie van Stravinsky’sÉlégie voor altviool solo, waarin Dupont zich naar binnen keerde en misschien nog wel meer van zichzelf blootgaf dan in alle expressieve hectiek van het voorafgaande. Het concert eindigde in een vrolijke nazit in een café op de Nieuwmarkt, waar de anderhalve meter samenleving nog maar ternauwernood werd nageleefd.
Info: www.jeroendupont.nl
Klik hier voor een documentaire over Jeroen Dupont.