Joachim Eijlander toerde met Bach, Dall’Abaco en Piatti door Haarlem
Joachim Eijlander toerde met Bach, Dall’Abaco en Piatti door Haarlem
Haarlem Klassiek, een concertserie van Bruno Klassiek & Navis Classics
Doopsgezinde Kerk, 12 april, Haarlem
Een jaar geleden maakte cellist Joachim Eijlander (1975) de kopers van zijn veel geprezen album ‘Sequentia!’ op originele wijze duidelijk uit welk land hij muziek had opgenomen: een witte fiat met cello te midden van het groen symboliseerde Eijlanders verkenningsreis door het lommerrijke landschap van de Italiaanse muziek, eindigend in zijn geestdriftige en frivole maar ook oerdegelijke registratie van 11 Cappriccio’s van de uit Verona afkomstige cellist en componist Joseph Marie Clément Ferdinand Dall’Abaco (1710-1805) en 12 Caprices van de iets bekendere Italiaanse cellist en componist Carlo Alfredo Piatti (1822-1901) uit Bergamo.
Eijlander speelde deze virtuoze solowerken op een cello die hem in 2017, vlak voor de opname, door cellist Godfried Hoogeveen ter beschikking werd gesteld, nadat hij deze het repertoire voor zijn nieuwe solo-album had voorgespeeld. Tot dan toe had Eijlander met veel plezier kamermuziek en solorepertoire op zijn Gaetano Chiocchi cello (1870) gespeeld, die hem door het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds ter beschikking was gesteld. Op dat instrument beleefde hij niet alleen hoogtepunten met het door hemzelf opgerichte Rubens Quartet, dat in 2016 weer werd opgeheven, hij nam er ook de solosuites van Bach mee op.
Maar Joachim verlangde meer, of misschien gewoon iets anders, voor de nieuwe opnamen die hij zou gaan maken en raakte op slag verliefd toen Hoogeveen een instrument tevoorschijn haalde dat direct aanvoelde als een ‘gouden match’. Eijlander: ‘ Bij de eerste twee tonen die ik speelde op dit instrument wist ik het: ik heb de ware gevonden. Een stem uit duizenden…. Een briljante helderheid en geheimzinnige diepte, waarnaar ik al zo lang op zoek was maar steeds niet in een cello kon vinden, openbaarde zich in die twee tonen, die mijn leven veranderden. Ineens was het zoeken afgelopen en had ik het gevonden. Ik moest en zou blijven spelen en bij alles wat ik speelde lachte de cello mij toe en gaf mij vleugels.’
De cello bleek al honderd jaar in Nederland door topmusici bespeeld te zijn en nog samen met de legendarische Eduard van Beinum op een podium te hebben geklonken. Een verlangen, een droomwens maakte bezit van Eijlander en liet hem niet meer los. Net als zijn voorgangers wilde hij de klankrijkdom van de cello – die, zo bleek uit onderzoek door experts en een heuse scan, waarschijnlijk rond 1750 door een expert is gebouwd – exploreren en aan het publiek laten horen: ‘De traditie van dit instrument, deze oude ziel, voort te zetten… de volgende cellist in Nederland te mogen zijn die het instrument in zijn armen sluit en het instrument uitdaagt en in/op handen draagt.’ Hij deed een geslaagde crowdfunding actie op Voor de Kunst en is sinds ruim een jaar de gelukkige bezitter van de cello zonder naam, die tijdens de opnames van het zeer geslaagde album Sequentia! In de Doopsgezinde Kerk in Haarlem ook nog eens een ideale combinatie met de akoestiek in de kerk te vormen.
En nu waren ze er allebei weer, de cellist en zijn unieke cello, vorstelijk resonerend in de Doopsgezinde kerk in Haarlem, die door de moordende concurrentie van de Matthäus Pasion slechts half vol zat. En dat was jammer, want Bach, Dall’Abaco, Piatti, Eijlander, de cello en organist Aart Bergwerff, die een aantal van de gespeelde werken van verrassende mooi klinkende begeleidingen op het kistorgel voorzag, hadden beter verdiend. Alleen al vanwege hun meesterlijke uitvoering van Piatti’s bewerking van Bachs Cellosuite nr. 1 BWV 1007 voor cello en kistorgel, waarin kamermuzikaalachtige dialogen ontstonden binnen de veilige contouren van Bachs geniale meerstemmigheid en indrukwekkende harmonieën. Gesteund door de lichtvoetig resonerende klanken van het kistorgel, hoefde de cello zich minder te bewijzen dan bij de gebruikelijke soloversie, wat leidde tot een veel lichtere en af en toe zelfs zwierige solopartij waarin geen noot ontbrak van het origineel. Het klonk helder, gepolijst, prikkelend, lyrisch en verrassend, zonder dat Bach geweld werd aangedaan.
Er volgde een selectie van drie Caprices voor cello solo van Dall’Abaco, waarin Eijlander met ambacht en flair zowel de virtuoze, zangerige als humoristische mogelijkheden van zijn ‘geliefde’ uitbaatte in genuanceerde fraseringen. In hoeverre Bach en Dall’Abaco elkaar ooit ontmoet hebben is niet bekend, maar het kan haast niet anders of de Italiaan heeft wel eens werken voor cello solo van Bach gehoord, want er klonken passages waarin Bach duidelijk zijn sporen had nagelaten. Maar ook los daarvan bleek Dall’Abaco, niet voor niets een van de grote cellisten van zijn tijd, uiterst boeiend en muzikaal voor zijn instrument te hebben geschreven.
Hetzelfde kan gezegd worden van Piatti, wiens Caprices voor cello solo bekender zijn geworden. Ook hiervan liet Eijlander er een aantal horen, bijna nonchalnt virtuoos over het voetlicht gebracht met grote instrumentale behendigheid, een fraaie klank en aanstekelijke verbeeldingskracht. En toen volgde nog de plechtige Viola de Gamba Sonate in G BWV 1027 van Bach, in een bewerking voor cello en kistorgel, waarin Eijlander met een knipoog op de licht vibrerende en helder articulerende ‘barokke toer’ ging, waarbij Bergwerff hem met majestueuze ernst en een prachtige klankvorming op het kistorgel begeleidde in dansende bewegingen die een lust voor oor, hoofd en hart waren. Het geheel werd feestelijk besloten met een verdienstelijk deel uit een sonate van Pieter Hellendaal.
Wenneke Savenije
Info: