Jonathan Fournel: terechte winnaar Elisabethwedstrijd 2021

Door Willem Boone

Eigenlijk had deze jonge, 27-jarige Franse pianist mij in de voorrondes al overtuigd van zijn klasse toen hij het Pianoconcert KV 456 van Mozart speelde. Meestal moeten deelnemers een Mozart-concert uitvoeren en dat is een uitstekende graadmeter voor iemands muzikaliteit. Niet voor niets noemen veel virtuozen diens concerten ‘moeilijk’, terwijl het daarbij niet om de hoeveelheid noten kan gaan. Die is immers bij een pianoconcert van Tschaikofsky, Rachmaninoff, Brahms of Bartok vele malen groter. Maar de subtiele noten die Mozart schrijft ‘hoor’ je allemaal en dat maakt dat een pianist zich bij deze muziek naakter voelt.

Fournel speelde het genoemde 18e Pianoconcert met veel stijlgevoel en je had geen moment het idee dat hij zich in hoefde te houden. Ook bij zijn recital in de halve finale stal hij mijn hart door te komen met een repertoirekeuze die er niet op mikte om te epateren. Behalve het verplichte werk, Nocturne van Pierre Jodlowski, speelde hij de Nocturne opus 62/1 van Chopin en – tot mijn grote vreugde – de Händelvariaties van Brahms, een van mijn favoriete stukken van deze componist en een van mijn geliefdste variatiecycli. Wat mij betreft was dat laatste stuk een verstandige keuze, want hoewel het geen primair virtuoze compositie is (in tegenstelling tot de Paganinivariaties), moet je er wel heel goed voor piano kunnen spelen. De technische eisen zijn niet gering en Brahms jongleert er zo kundig met het thema van Händel, dat je je er als pianist ook een ware kameleon in moet tonen. Wat mij direct opviel in het spel van deze jonge Fransman: het klonk zo muzikaal. Hier was iemand aan het werk die echt muziek maakte en ondertussen wel de benodigde techniek in huis had.

Die indruk wist hij bij de finale-avond alleen maar te versterken. Het blijft een uiterst sinister gezicht om een solist en orkest te zien spelen voor een nagenoeg lege zaal, waar hen en der verspreid de juryleden zaten. Ook op het podium zaten de orkestleden ver uit elkaar, waarbij alleen de blazers niet die vreselijke mondkapjes voor hadden. Een gezicht waar ik niet snel aan kan wennen, al is het natuurlijk beter dan helemaal geen muziek. Het is bewonderenswaardig dat musici de concentratie op kunnen brengen om in zulke lastige omstandigheden te spelen.  Ze moeten nu de steun ontberen die een volle zaal hun geeft door intensief te luisteren.

Fournel had voor zijn slotoptreden wederom voor Brahms gekozen: diens Tweede Pianoconcert. En net als bij zijn solorecital was dit een verstandige keuze. Dit pianoconcert is een geval apart, het is een van de langste uit het repertoire, na dat van Busoni. Tegelijk is het geen briljant virtuozenconcert, zoals het Eerste van Tschaikofsky, het Derde van Rachmaninoff of het Tweede van Prokofiev, die alledrie tijdens de finale klonken. De piano is bij Brahms primus inter pares, maar moet meer nog dan bij diens 1e Pianoconcertvoortdurend de ‘strijd aanknopen’ met het orkest. Ondertussen is de pianopartij, zeker in de eerste twee delen, buitengewoon lastig geschreven en de solist moet op een niet opvallende manier nogal wat staaltjes van acrobatie laten zien.

Dat was gisteravond goed te volgen toen de camera zicht op de handen van de pianist gaf. Evenals bij de Händelvariaties kon de solist met dit concert een fraaie staalkaart van zijn kunnen afgeven. Zijn interpretatie was fijnzinnig, maar daar waar nodig liet hij ook zijn klauwen zien. De beruchte pianissimo dubbeloctaven in het tweede deel klonken vloeiend en in het derde deel viel de tederheid van zijn toucher op. Hij wist mooi een ‘echte’ Brahms-klank te laten horen (Ik moet ineens denken aan de Franse pianist Samson François die over Brahms zei: ‘Alleen al bij het horen van zijn naam krijg ik pijn in mijn handen!’). Het vierde deel klonk werkelijk ‘grazioso’ en sloot op overtuigende wijze deze vertolking af. Eigenlijk hadden Fornels Mozart en Brahms-pianoconcerten dezelfde transparantie en muzikaliteit. Hij speelde op een intense manier met het orkest en dirigent Hugh Wolff samen, je zag de emotie op het gezicht van de pianist.

Deze editie van het Koningin Elisabeth Concours, dertig jaar na de overwinning van zijn Franse collega Frank Braley, was een symbolische. Beide pianisten hebben met elkaar gemeen dat ze de eerste prijs wonnen met een niet uitgesproken virtuoos pianoconcert en dat ze meer met verfijning dan met virtuoos krachtvertoon overtuigden.  Daarnaast was het bijzonder dat Braley in de voorrondes aanwezig was, ditmaal als dirigent van het kamerorkest dat de pianoconcerten van Mozart begeleidde.

De Franse pianist Dominique Merlet zei ooit dat de jury zich bij dit concours ‘zelden vergist’ en ‘dat de eerste drie prijswinnaars de meest bijzondere zijn.’ Dat klopt wat mij betreft voor deze editie zeker, al had de volgorde anders mogen zijn. Het verschil tussen de eerste en tweede prijs was ‘groot’ en maakte duidelijk dat er ondanks het hoge niveau verschillen in excellentie zijn.  De tweede prijswinnaar, Sergei Redkin, is een uitstekende pianist. Dat is het minste wat je over hem zeggen kunt: hij heeft een virtuoze, moeiteloze techniek waarmee hij net zo makkelijk Mozart als Rachmaninoff speelt.  Zijn uitvoeringen van diens Derde pianoconcert en ook van Schuberts Wandererfantasie waren vlekkeloos, maar wisten mij niet mee te slepen. Je zou er veel voor over hebben om een keer in je leven zo te kunnen spelen, maar dan graag met de emotie en verfijning van een Fornel erbij…

 

Derde prijswinnaar Keigo Mugawa had voor mij de tweede prijs mogen krijgen. Hij is een bijzondere pianist die absoluut veel te zeggen heeft: zijn uitvoering van Mozarts laatste Pianoconcert nr. 27 KV 595 was prachtig en hij maakte iets heel bijzonders van Prokofievs Tweede pianoconcert. Met dat laatste stuk hebben al veel voorgangers het concours gewonnen (Malcolm Frager, Abdel Rahman el Bacha, Severin von Eckardstein, Anna Vinnitskaja). Mugawa ging het stuk minder vurig te lijf dan sommige collega’s in het verleden, maar hield de spanning tot het einde toe vast. Hij is een pianist die ik graag nog eens zou willen horen en dat geldt uiteraard ook voor de eerste prijswinnaar!

Info & terugkijken:

https://koninginelisabethwedstrijd.be/cgi?lg=nl

 

 

 

 

 

 

 

 

You May Also Like

Katia en Marielle Labeque in magische en holle muziek

Napels – Elektra verzuipt in trage tempi

  Nikola Meeuwsen benadert Mendelssohn als fijnzinnige kamermuziek

Wereldpremière Techno IV – Concert voor Piano en Orkest van Karen Tanaka