Jong talent in de spotlights in TivoliVredenburg
Yang Yang Cai (piano), Joost Willemze (harp), Rik Kuppen (piano), Jelmer de Moed (klarinet)
Door Suus Blanke
Aan het einde van de eerste maand van het nog nieuwe jaar 2023, stond vrijdag 27 januari jong talent op het podium in Utrecht. De alle vlak voor de millenniumwisseling geboren Nederlanders kregen een hele avond de grote zaal van Tivoli Vredenburg tot hun beschikking om zich met hun instrument te presenteren. Hoewel nog jong, hebben deze vier twintigers hun sporen al ruimschoots verdiend in de klassieke muziekwereld door het winnen van, dan wel participeren aan verschillende concoursen. Ook op festivals en soms in grote zalen, hebben ze hun gezicht al kunnen laten zien. Maar deelnemen en het eventueel winnen van een concours betekent nog niet dat de klassieke muziekwereld aan je voeten ligt.
De avond werd verzorgd door AVROTROS en viel onder de serie AVROTROS Vrijdagavond Concert. Dat betekende ook meteen dat het concert live te horen, en op de webcast ook te zien, was. Alle vier deelnemende musici hebben van deze omroep ruimschoots steun gekregen, doordat ze konden deelnemen aan ‘Geef om de toekomst van klassiek’. Een programma waarin jong aanstormend talent wordt begeleid en gesteund. Zo werd het publiek in de hal van de concertzaal die avond opgevangen door deze omroep. Wanneer men lid werd van ‘Geef om Klassiek’, kon men de boekjes, inclusief de door hun gefinancierde cd van de musici, meenemen. Een geweldige promotie voor deze jonge mensen (van deze avond).
Bij binnenkomst in de grote zaal hing er een wat gespannen, maar verzorgde sfeer. Het werd meteen duidelijk, dat aan dit evenement hard en zorgvuldig was gewerkt. Helaas had het publiek het behoorlijk laten afweten. Misschien bang voor het toch nog onbekende, of de musici hadden last van ‘de Nacht van de Viool’, die zich tegelijkertijd in Tivoli Vredenburg afspeelde.
Op het podium lagen aan beide kanten drie grote lampen. Achter de musici hingen een soort grote lamellen, waar tijdens het concert beelden op geprojecteerd zouden worden. In het bij binnenkomst uitgedeelde programmaboekje stond dat Noralie de ‘Visuals’ verzorgde. Verder was er geen introductie of uitleg in het geschrift te vinden. Toch een beetje raar, wanneer je er als publiek de hele avond naar moet zitten kijken. Tenzij je met je ogen dicht naar de muziek luistert.
Het is de laatste jaren wel vaker het geval dat klassieke concerten worden bijgestaan door beeld. Misschien vanuit de gedachte dat men niet zonder een avond televisie kan, of dat beeldtaal bij de jeugd of deze tijd hoort, of dat het meer (jong) publiek zou trekken. Hoe dan ook verdient, wat mij betreft, de beeldend kunstenaar, die daar toch ook uren mee bezig is geweest, aandacht in de programmatoelichting. Gelukkig kreeg ze aan het einde van de avond wel een bloemetje.
Toen de musici het podium betraden, werd het licht in de zaal zodanig gedempt, dat je niet meer in het programmaboekje kon lezen wat er gespeeld zou gaan worden. Ook een mode van de laatste tijd, die volgens mij niets met energiebesparingen te maken heeft. En in dit geval was het zeker niet handig, omdat er een heel gevarieerd programma, met allemaal korte losse stukjes, gespeeld zou gaan worden. En dan ook nog van componisten die niet iedereen op het netvlies heeft.
Als eerste speelde de vier musici gezamenlijk heel zacht, liefelijk en intens Prélude à la nuit: Très modéré van Maurice Ravel in een arrangement door Toek Numan (1971). Wanneer ik de titel van dit werk had kunnen lezen, had ik begrepen waarom het licht uit ging.
Maar niet getreurd. Hierna verscheen presentator Leonard Evers op het podium om dit uit te leggen. Daarna stelde hij de musici aan het publiek voor als een soort jazzmuzikanten met de spotlights op hun gericht, waarop iedereen begon te klappen. Helaas verdwenen daardoor de haast etherische klanken van Ravel meteen uit je geheugen en kreeg je het gevoel dat het concert daarna pas écht zou gaan beginnen. Vervolgens vroeg de presentator, om niet tussen alle delen te gaan klappen, wat die avond voor veel verwarring zou gaan zorgen.
De eerste solo was van Yang Yang Cai (1998). De uit Chinese ouders geboren pianiste, heeft vanaf haar tiende jaar, tien jaar lang bij de in 2021 overleden bekende piano-pedagoog Jan Wijn gestudeerd. In 2020 heeft ze haar vleugels uitgeslagen door bij Enrico Page aan de Imola Piano Academy in Italië te gaan studeren. Sinds 2022 is ze weer terug in Amsterdam en daar zette ze haar studie voort bij Frank van der Laar.
Als eerste het spits afbijten valt natuurlijk niet mee. Helaas kwam de Tango (1940) van Igor Stravinsky niet helemaal uit de verf. Het was, zoals heel vaak door Yang Yang Cai heel mooi en goed verzorgd spel, maar voor een tango veel te braaf gespeeld. Helaas waren de warmte van de Argentijnse avonden en zinderende spanning niet voelbaar.
Heel anders werd het toen Joost Willemze (1996) ten tonele verscheen. Hij speelde Cadenza Libramente capriccioso-Vivace uit het Harpconcert opus 25 (1956) van Alberto Ginestera. Deze harpist speelt vanaf zijn zevende harp en is grotendeels opgeleid door Erika Waardenburg en Edward Witsenburg en heeft vele prijzen op zijn naam staan. Dit is geen compositie met liefelijke harpklanken, maar de harp wordt eerder gebruikt als een slaginstrument met jazzy invloeden. En dat deed Wllemze met grote overtuiging. Met zijn zeer lange imponerende solo nam hij Yang Yang Cai (die de orkestpartij op de piano speelde) mee in een door haar zeer goed neergezette begeleiding.
De toon was gezet, maar het publiek mocht niet klappen van de presentator. Daar vroeg de uitvoering wel om, waardoor er een heel onwennig moment bij zowel de musici als het publiek ontstond.
Daarna was het woord aan Claude Debussy in Première Rhapsodie (1910) voor klarinet en piano. De klarinet werd indrukwekkend fluweelzacht gespeeld door Jelmer de Moed (1995). Dit aanstormend talent heeft de kunst van het klarinet spelen aan het conservatorium van Amsterdam geleerd en heeft zich daarna verder bekwaamd aan de Hochschule für Musik Hanns Eisler in Berlijn. Helaas was het na het overdonderend geweld van Ginestera moeilijk voor beide musici om met Debussy de aandacht vast te houden.
Toen greep de presentator in. Hij kwam op het podium om te zeggen dat we wel degelijk mochten klappen, wanneer wij als publiek het mooi vonden, of de musici een hart onder de riem wilden steken. Daarna vervolgde hij met een kort interview met Jelmer de Moed en zijn begeleider op de piano, Rik Kuppen, die al jaren een vast duo vormen.
Uit het korte interview bleek dat het idee van de avond was dat wij ons als publiek in de sferen van het mediterrane Europa zouden wanen. ‘Wie wil dat nou niet?’, reageerde de klarinettist. De andere basis van de avond was dat alle gekozen componisten in Parijs gestudeerd of gewerkt moesten hebben. En dan kan je meteen kiezen uit vele grote en wat minder grote namen, omdat zeker tijdens de eerste helft van de vorige eeuw, Parijs het walhalla voor klassieke componisten was.
Daarna speelde Rik Kuppen (1994) XXI. Lento uit Músican Callada, boek III (1962) van de Spaanse Frederico Mompou. Deze lange blonde pianist werd opgeleid in Den Haag door Ellen Corver. Daarna heeft hij zich bij vele wat oudere, doorgewinterde pianisten en pedagogen verder bekwaamd in zijn spel. Dat was goed te horen in zijn heldere en metaalachtige spel, wat heel erg goed past bij de muziek van Mompou. Het zette daarmee een enorme eigenheid neer tegenover zijn collega’s Caspar Vos en Arcardi Volodos. En dat is een applaus waard!
Zijn spel werd zeer goed overgenomen door Joost Willemze op de harp. Hij speelde van de eveneens uit Spanje afkomstige Manuel de Falla Danza espanola nr.1 uit de opera La vida breve, in dit geval bewerkt door Marcel Grandjany (1891-1975).
Als laatste werk voor de pauze speelden de vier musici weer een bewerking van Toek Numan. Dit keer het beroemde Brazileria uit Scaramouche (1937) van Darius Milhaud. Door het enthousiaste spel van de twee pianisten en klarinettist, werd de harp hier helaas behoorlijk overstemd.
Na de pauze klonk er een solo voor klarinet, gecomponeerd door de enige vrouwelijke componist van deze avond: de uit Mexico afkomstige Gabriela Ortiz (1964). Met dit werk kon Jelmer de Moed eindelijk zijn ware kwaliteiten laten horen: de moderne muziek. Evenals bij de Dutch Classical Talent Finale wist hij in zijn eentje met een klarinet de hele zaal plat te spelen. Hij kon alle mogelijkheden op zijn instrument laten horen, van fluisterzacht, naar schel, van ritmisch naar melodische souplesse. Hij wist dan ook een spontaan applaus te ontlokken. Het is te hopen dat deze musicus de gelegenheid krijgt zich hierin verder in te specialiseren en zo de mogelijkheid krijgt vaker onbekend modern werk op het podium te laten klinken. Daarna speelde hij samen met Joost Willemze, die het geheel wederom goed overnam, een werk van Jacque Ibert: Entr’acte (1935). Het was een heel intiem moment.
Helaas werd toen het concert weer onderbroken door de presentator, die de harpist en Yang Yang Cai ging interviewen. Dit keer was het meer een reclame praatje voor AVROTROS ‘Geef om de toekomt van Klassiek’, wat ik toch behoorlijk storend vond. Wel grappig was dat Cai aangaf het heerlijk te vinden een cd op te nemen, terwijl Willemze het juist moeilijk vond, omdat hij zo kritisch op zichzelf is, zodat het wat hem betreft voor een opname nooit goed genoeg zou zijn.
Het interview vond op zich wel op een goed gekozen plek in het programma plaats, want daarna volgde de Finale: Allegro Molto uit het Concert voor 2 piano’s en orkest. (1932) van Francis Poulenc. Alleen was dit natuurlijk een versie zonder orkest. Rik en Yang Yang toonden een goed samenspel, een keurige timing, maar een belangrijk aspect ontbrak voor mij: de humor die vaak zo wezenlijk is in de muziek van Poulenc. Misschien hadden de twee geen repetitietijd genoeg gehad dit eruit te kunnen halen.
Hierna liet Willemze de liefelijke, verfijnde en betoverende harp horen in Granada uit de Suite espanola opus 47 (1886) van de Spanjaard Isaac Albéniz. Hiermee bewees hij, dat hij als musicus werkelijk alles kan. Komende maanden reist Willemze met zijn harp door het land in het kader van Dutch Classical Talent. Dus er is de komende tijd veel gelegenheid dit harptalent live in de zaal te kunnen horen. Daarna namen Rik en Jelmer het over en wisten dit keer wel het publiek de wereld van Debussy in te trekken met Petite Pièce (1910).
En dan volgde eindelijk het overtuigende solospel van Yang Yang Cai. Uit Iberia voor piano– El Albaicin (boekIII/1, 1907) van Isaac Albéniz, speelde zij dit technisch zeer moeilijk werk niet alleen (zoals heel vaak) mooi, maar met indrukwekkend zware bassen, stevig pianospel en heel veel klankkleur! Hopelijk kan ze dit spel in de toekomst vasthouden!
Tot slot speelden alle vier een anoniem werk Twishya /-Hiráz Al-Mashriqi, een Arabo-Andalusische traditioneel arrangement door Toek Numan. De afgelopen week speciaal voor dit programma ingestudeerd onder leiding van Abderrahim Semiali. De musici speelden ontspannen en er ontstond een sfeer van warme mediterrane avonden waarin ook de warme kleuren en gestileerde Arabische motieven uit Zuid-Spanje (door Norali), van de hele avond op hun plaats vielen.
Suus Blanke
Info:
Radio uitzending van het hele programma:
https://www.nporadio4.nl/podcasts/avrotros-vrijdagconcert/84315/uitzending-van-27-januari-2023
Interview van 24/1 met yang Yang Cai bij Kunststof:
https://www.nporadio1.nl/podcasts/kunststof/84006/yang-yang-cai-pianiste