Julian Prégardien zoekt interactie met het publiek in intieme Schöne Müllerin
Julian Prégardien zoekt interactie met het publiek in intieme Schöne Müllerin
Gehoord: 14/11, Kleine Zaal, Het Concertgebouw, Amsterdam
Door: Marnix Bilderbeek
Op uitdrukkelijk verzoek van de musici waren de liedteksten pas verkrijgbaar na afloop van het concert. Niet zozeer vanwege het ritselende pagina-omslaan, vermoedelijk, maar omdat tenor Julian Prégardien overduidelijk contact wilde maken met zijn publiek. Zijn uitvoering van Schuberts liedcyclus Die Schöne Müllerin ontsteeg het puur muzikale en werd een intieme, fysieke vertelling die bijna als een kameropera werd opgevoerd. En daarvoor moesten alle negenhonderd ogen natuurlijk gericht zijn op het toneel; niet op een stenciltje op schoot.
De bühne van de Kleine Zaal was dinsdagavond aangekleed met een prachtige voyante fortepiano, een grijze fauteuil en een waterfles met daarin een enkele hortensia, die het later op de avond als rekwisiet zou moeten ontgelden. Opvallend casual gekleed, beiden in een vestje in grijsbruine groentint, namen Prégardien en zijn pianist Kristian Bezuidenhout plaats op fauteuil en pianokruk. In de hand van de tenor een klein tekstbundeltje – hij zou het toch wel uit zijn hoofd zingen?
Het is precies tweehonderd jaar geleden dat Schubert op gedichten van Wilhelm Müller zijn Schöne Müllerin componeerde, en het uitvoerend duo bewees vanavond dat de muziek nog altijd regelrecht kan emotioneren en springlevend is. Terwijl Bezuidenhout het montere wandelthema inzette op de hammerflügel, veerde Prégardien omhoog en wierp het boekje en zijn leesbril in de stoel. Voor zijn interpretatie van de cyclus benutte de Duitse tenor het hele podium, ronddolend tot achter de pianist, gestrekt op het fauteuiltje, knielend als aan een graf met de even daarvoor in woede kaalgeplukte hortensia. Zijn vest trok hij uit, zijn mouwen werden opgestroopt, om in het laatste lied weer volledig aangekleed, dichtgeknoopt en sober te eindigen.
Wilhelm Müller stak met zijn verhalende gedichtenreeks een beetje de draak met de overdadige sentimentaliteit van de romantische poëzie. Hij gaf het verhaal vorm als een soort knipogend toneelstukje dat kon worden opgevoerd tijdens intellectuele soireetjes. Schubert knipte er echter enkele delen uit en zette het op muziek als een bloedserieus en ontroerend verhaal, waar nog maar af en toe de ironie door een spleetje lonkt.
Prégardien maakte van die ironische elementen handig gebruik door zich daarmee rechtstreeks tot het publiek te wenden. Onder het zingen sloeg hij zijn boekje op naar de zaal, wijzend op een afbeelding van zijn geliefde molenaarsdochter. Even later, met de woorden ‘Ich hab’ das Grün so gern!’, onthulde hij zijn groene sokken door met een guitig knikje zijn broekspijp op te trekken. Zich als van geen kwaad bewust zette hij de waterfles aan zijn lippen waar zojuist nog de vaalblauwe hortensia in had gestaan.
Ook in zijn vocale aanpak deinsde Prégardien niet terug voor theatrale middelen. In de luidere passages kon zijn stem behoorlijk schuren en effectief de grenzen van het mooie opzoeken, terwijl zijn fluisterzachte pianissimo’s juist verfijnd en wonderschoon waren. In de melodieën was hij flink scheutig met ornamentatie, wat niet heel gebruikelijk is in Schubertvertolkingen, maar zeker niet ahistorisch en ook niet ongehoord. Zijn vader Christoph Prégardien deed dat bijvoorbeeld ook op zijn tweede cd-opname van Die Schöne Müllerin, gebaseerd op de uitgeschreven versieringen van een zanger uit Schuberts tijd. Prégardien junior zong vanavond zijn versieringen met het gemak alsof hij ze ter plekke verzon.
Kristian Bezuidenhout speelde zijn puntgave begeleiding op een instrument van Conrad Graf, dat om zijn fantastische notenhouten fineer alleen al een lust voor het oog was. Graf was een tijdgenoot van Schubert en zijn vleugels stonden bij menig componist in de kamer. Ze werden geroemd om hun zangerige geluid, wat ook vanavond opging. De ronde, stenige klank van de fortepiano legde een zonverwarmde, rotsige bedding neer waar de stem van Julian Prégardien soepel als het ruisend molenaarsbeekje overheen kon kabbelen en bruisen. Bezuidenhout en Prégardien hadden hun benadering tekstueel ingestoken en goed uitgewerkt. Zo lieten ze in het lied Der Neugierige bijvoorbeeld een lange, veelzeggende stilte vallen voor de regel ‘O Bächlein meiner Liebe, wie bist du heut’ so stumm?’
Hierdoor werd de luisteraar uitgenodigd om, verstoken van de gedrukte liedteksten, extra aandachtig te letten op de gezongen woorden, die perfect verstaanbaar werden voorgedragen. Prégardien gaf aan zijn interpretatie een hele persoonlijke sfeer, alsof hij thuis tussen de schuifdeuren stond en het publiek in de voorkamer zat. De Kleine Zaal voelde zo nog intiemer dan normaal, en de tweehonderdste verjaardag van Die Schöne Müllerin werd een fijne melange van Müllers over-de-top-lyriek en de ernstig-droeve openhartigheid van Schubert.
Marnix Bilderbeek
Info: