Kantorow imponeert als atypische klavierleeuw op Gergiev Festival

Onbekende en overbekende Tschaikofsky

Gehoord: 18/9, De Doelen, Rotterdam

Door: Willem Boone

Allereerst: wat een feest om weer in een bijna volle zaal te zitten, ‘gewoon’ naast iemand anders, om de orkestleden zonder 1,5 meter afstand naast elkaar te zien zitten, zonder die naargeestige mondkapjes op! Allemaal zaken die we zo’n anderhalf jaar geleden heel normaal vonden en die sinds covid al bijna zeldzaamheden geworden waren…

Het concert van gisteravond belichtte twee facetten van Tsjaikovski: de (tamelijk) onbekende en de overbekende componist. Het Tweede pianoconcert wordt nog altijd stiefmoederlijk behandeld, zeker in vergelijking met het beroemde Eerste pianoconcert. Laatstgenoemd werk werd niet alleen wereldberoemd door de opening, maar ook door de pakkende melodieën. Die bezit het Tweede pianoconcert in veel mindere mate: de thema’s blijven minder ‘hangen’. Voor pianisten is het echter zeker niet minder dankbaar: er is een grote virtuositeit voor nodig, naast overtuigingskracht om het publiek te laten vergeten dat het in feite om een zwakke compositie gaat.

Het stond vroeger als onspeelbaar bekend en een legendarisch pianist als Shura Cherkassky gold lange tijd als een van de weinige solisten die het met regelmaat speelde. Na hem namen diverse collega’s als Gilels en Pletnev het op hun repertoire. Ik hoorde het ooit onvergetelijk mooi spelen door Bella Davidovich, ook met het Rotterdams Philharmonisch Orkest onder de toenmalige chef-dirigent James Conlon. Zij speelde het met zoveel overtuiging en liefde dat je al je bezwaren vergat en alleen maar mee kon gaan in haar boeiende betoog.

Gisteravond was de beurt aan de jonge Franse pianist Alexandre Kantorow die er bij het laatste Tsjaikovski Concours de eerste prijs mee in de wacht sleepte. Direct na zijn eerste inzet maakte hij duidelijk dat hij destijds de terechte winnaar was. In artikelen en recensies werd hij enkele keren aangekondigd als  ‘de nieuwe Liszt’, een kwalificatie waar hij zelf overigens weinig mee kon toen ik hem twee jaar geleden interviewde. We zullen het bij Liszt moeten doen met beschrijvingen van tijdgenoten die er inderdaad niet om liegen, maar door gebrek aan geluidsdocumenten zullen we nooit zeker weten hoe bijzonder het was. De vergelijking met Kantorow verbaast me enigszins, want hoewel hij zeker beschikt over een virtuoze techniek roept hij allerminst het beeld van een klassieke klavierleeuw op, niet zoals in de spotprenten die er van Liszt bestaan.

Integendeel, de jonge Fransman imponeert eerder met de noblesse waarmee hij de muziek benadert en dat geldt ook voor virtuoze composities. Dat bewees hij twee jaar geleden al, toen hij debuteerde in het Muziekgebouw aan het IJ, waar hij onder meer de Eerste pianosonate van Rachmaninoff speelde, een episch stuk dat bij hem niet ontaardde in spierballenvertoon. Hij kan zeker een orkestrale klank uit de piano halen, maar hij valt in gunstige zin op door zijn ‘egoloze’ spel, waarbij hij moeiteloos schakelt tussen virtuositeit en eenvoud.

Het orkest begeleidde alert, al lag het tempo van het eerste deel naar mijn gevoel een fractie te hoog. Na het eerste deel namen de musici nauwelijks een pauze en volgde het tweede deel in de originele versie, met belangrijke solo’s voor viool en cello die het stuk soms op een tripelconcert laten lijken. Net als in de gecoupeerde versie van het tweede deel door Siloti heeft de piano daarin relatief weinig te doen. Ook hier probeerde Kantorow niet op de voorgrond te treden en kreeg hij fraai tegenspel van de concertmeester en solocellist van het orkest.

Het laatste deel dat relatief het best geslaagd is, klonk wederom in een voortvarend tempo, het vloog voorbij en kreeg een flitsend slot. Daarna volgde een lange ovatie, die de solist bijna verlegen in ontvangst nam. Hij speelde als toegift de finale uit l’Oiseau du feu van Strawinsky in de bewerking van Agosti, waarbij hij eens te meer duidelijk maakte dat hij orkestraal kan spelen zonder dat het tot een krachtmeting met de vleugel komt.

Na de pauze volgde de overbekende Tsjaikovski met de Pathétique. Bij dirigent Gergiev ontbreekt het niet aan verhalen en geruchten over zijn vermeende leefstijl en gewoontes, die niet altijd leiden tot overtuigende uitvoeringen, maar gisteravond was de magie die hij vaak zo goed weet op te roepen er direct vanaf het begin. Daar waren die beroemde wapperende vingers weer (ik heb nog nooit een dirigent gezien die zo snel zijn vingers kan bewegen!) waarmee hij direct die diepe klank in de strijkers wist op te roepen.

 

De Zesde symfonie is vreemd van opbouw: het langzame deel dat normaal na het eerste deel klinkt, sluit in dit geval de symfonie af en in het midden volgen twee relatief snelle delen. Het orkest speelde briljant en zeer geïnspireerd, met vooral glansrollen voor de blazers. Gergiev leidde in het scherzo het orkest strak als een generaal, mooi was de manier waarop hij de climax aan het eind opbouwde. Hij wachtte aan het eind van het scherzo geen moment met de inzet van het Adagio lamentoso en voorkwam op die manier applaus dat vrijwel altijd in concertzalen klinkt na de slotnoten van het scherzo. Het zou een briljant en duidelijk eind van een symfonie kunnen vormen, maar Tsjaikovski wilde het stuk op een andere manier eindigen.

Het adagio lamentoso laat de componist van zijn zwaarmoedigste kant zien, hij lijkt alle leed van de wereld op zijn schouders mee te torsen. Daarom is het voor orkesten en dirigenten belangrijk om de sentimentaliteit er in dat deel niet te zwaar bovenop te leggen. Dat lukte uitstekend: Gergiev nam het tempo gelukkig niet te langzaam en ‘slepend’ (Leonard Bernstein deed er in een live uitvoering op Deutsche Grammophon ooit 17 minuten over!) en wist een enorme intensiteit te bereiken.  Maar zo mogelijk nog indrukwekkender dan deze prestatie waren de paar minuten absolute stilte die volgden nadat de laatste noot uitgeklonken was. Wat kan collectieve stilte in een concertzaal krachtig zijn en wat heb ik dit de laatste anderhalf jaar gemist. Dat er nog maar heel veel van dit soort momenten mogen volgen!

Info: https://www.rotterdamsphilharmonisch.nl

You May Also Like

Nguci is een briljant pianiste, Denève is een briljant dirigent en Visman een briljant bewerker

Erik Bosgraaf schittert in Willem Jeths’ blokfluitconcert met De Philharmonie

Mathilde Wantenaar betovert op de Cello Biënnale

Symfonieorkest Bellitoni en pianist Meeuwsen brengen avond op hoog niveau