Kian Soltani en Emmanuel Tjeknavorian schitteren in Brahms’ Dubbelconcert met het Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Markus Poschner
Gehoord: 12 mei 2021 via livestream vanuit Het Concertgebouw dd. 29 april
Ze hadden op 20 en 21 maart live het Dubbelconcert voor viool en cello van Brahms in het Concertgebouw zullen spelen, met het Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Markus Poschner. Maar alweer gooide de pandemie roet in het eten, zodat werd uitgeweken naar een live streaming in Het Concertgebouw op 29 april jl.. Helaas had ik net op dat moment een zoom meeting, maar ik ben zó’n fan van topcellist Kian Soltani, die samen met rising star – violist Emmanuel Tjeknavorian de solopartij voor rekening nam, dat ik toch heel even ben gaan luisteren. De schoonheid van het kleine stukje Brahms dat ik hoorde liet me niet meer los, zodat ik nu dankzij het Nederlands Philharmonisch Orkest alsnog via een link het hele concert heb kunnen beluisteren. Dat pakte in alle opzichten uit als een gedenkwaardige belevenis, ook al was het slechts digitaal in plaats van live in de concertzaal.
Nu de terrassen en sportscholen weer open mogen vraag je je af waarom de culturele sector almaar zo krampachtig klein wordt gehouden, temeer daar ze tijdens de versoepelingen van verleden jaar toch al bewezen hebben met betrouwbare maatregelen corona buiten de deur te kunnen houden. Om met dirigent Poschner te spreken, die de livestream afsloot met een artistieke noodkreet: ‘We hopen dat u van het concert genoten heeft, zoals wijzelf ervan genoten hebben. Wij musici kunnen niet in woorden uitdrukken hoe erg we u, het publiek, missen. Het is voor ons heel pijnlijk om in een lege zaal te spelen. We hebben u nodig en de maatschappij heeft muziek en kunst nodig. Take care and see you soon.’
Mathilde Wantenaar lichtte persoonlijk haar Prélude à une nuit américaine uit 2019 toe, het eerste orkestwerk dat ze ooit componeerde in opdracht van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Daarbij wilde ze vooral ‘groots en meeslepend’ te werk gaan, waarvoor ze niet alleen aansluiting zocht bij de Amerikaanse jazz en het Franse Impressionisme, maar ook bij de gulle gebarentaal van de romantiek. In het welluidende stuk voeren sfeervolle melodielijnen de toehoorder mee naar grote climaxen, die eindigen in sereen harpgekabbel boven een schaduw van fluisterzachte strijkersklanken. Onder de inspirerende leiding van dirigent Poschner gaf het Nederlands Philharmonisch Orkest er een evenwichtig opgebouwde, klank- en kleurrijke uitvoering van, waarbij het hele orkest van de strijkers tot aan het koper goed tot zijn recht kwam.
Daarna introduceerden cellist Kian Soltani en violist Emmanuel Tjeknavorian, die komend seizoen ‘artist in residence’ is bij het Nederlands Philharmonisch Orkest, het Dubbelconcert van Brahms, dat in 1887 geschreven werd voor de legendarische violist Joseph Joachim en cellist Robert Hausmann. Van oudsher waren Brahms en Joachim, die de componist terzijde stond bij o.a. het Vioolconcert, innig bevriend. Maar hier was de klad in gekomen toen Brahms tijdens de scheiding van Joachim de kant van diens vrouw Amalie koos. Cellist Hausmann had Brahms al eerder een celloconcert beloofd, maar daar was almaar niets van terecht gekomen. Met het Dubbelconcert hoopte de componist twee vliegen in een klap te slaan: herstel van de vriendschap met Joachim en het invullen van de belofte aan Hausmann. ‘Voor hem voor wie het geschreven is’, zette Brahms optimistisch boven de partituur met Joachim in gedachten. De uiteindelijke opzet was duidelijk: dit stuk was geschreven als een ode aan de vriendschap. Joachim voerde het werk in 1887-1888 meerdere malen uit, met Hausmann als cellist en Brahms als dirigent, maar de ontvangst was zeer matig. Inmiddels hebben echter de grootste violisten en cellisten ter wereld opnames van het Dubbelconcert gemaakt, dat nu geldt als een van de hoogtepunten uit het klassieke repertoire.
Zowel Tjeknavorian (zoon van een Iraans-Armeense componist en dirigent) als Soltani, (afkomstig uit een Iraanse muziekfamilie) groeiden op in Oostenrijk, waar ze een klassieke opleiding genoten. Maar omdat het bloed altijd kruipt waar het niet gaan kan, zitten er onmiskenbaar elementen van de Armeense en Iraanse muziek in hun spel. Dat lijkt een kwestie van nuture en nature, beide solisten zijn van huis uit vertrouwd geraakt met de ‘oosterse’ muziek uit Armenië en Perzië en dat heeft een verrijkende uitwerking op hun sensuele toonvorming, sierlijke fraseringen en temperamentvolle articulaties. De musici zijn al jaren met elkaar bevriend en goed aan elkaar gewaagd, maar toch was het onmiskenbaar Soltani die het artistieke voortouw nam. Zijn stuwende en opzwepende spel is zó vrij, zangerig, intens, diepzinnig en elegant, dat je als ‘duo partner’ wel heel sterk in je schoenen moet staan om je niet te laten intimideren door zo’n overdaad aan talent en muzikale verbeeldingskracht. Bovendien heeft Soltani, wiens ster de afgelopen jaren als een komeet omhoogschoot, duidelijk al veel meer ervaring in het spelen met orkest dan zijn vriend Tjeknavorian, die tijd nodig had om zijn over-voorzichtige introvertie te boven te komen.
De onwaarschijnlijk expressieve en sociaal ingestelde Soltani, die van nature voortdurend feeling onderhoudt met de dirigent en alle musici om hem heen, probeerde zijn vriend te bemoedigen en van zijn remmende nervositeit te bevrijden. Pas na verloop van tijd begon dat ook daadwerkelijk te lukken. De driedimensionale klank van de gevleugelde cello en het tweedimensionale geluid van de schuchtere viool begonnen op de magische melodielijnen van Brahms in elkaar over te vloeien en elkaar gevoelsmatig te verrijken, zodat de onderlinge dialogen gaandeweg aan zeggingskracht wonnen, waarbij het talentvolle duo dankzij het transparante en fraai uitgebalanceerde orkestspel o.l.v. Poschner steeds meer opbloeide, niet alleen in de lyrische maar ook in de dramatische en markante passages. Brahms kreeg godenvleugels en het gestroomlijnd musicerende orkest leverde de wisselende windvlagen, organisch opdoemend uit de ‘authentieke’ gemoedsbewegingen van Brahms, waarop beide solisten werden voortgedreven. Het werd al met al een schitterende uitvoering.
Tot besluit leverden de sympathieke, integere en bevlogen Poschner en het uit zijn hand etende Nederlands Philharmonisch Orkest
een artistieke topprestatie met de enerverende, en aangrijpende uitvoering van Tod und Verklärung (1889) van de nog jonge Richard Strauss, die zestig jaar later op zijn sterfbed tegen zijn vrouw Alice zou verklaren: ‘Het grappige is dat sterven precies is zoals ik het in Tod und Verklärung componeerde.’ Poschner verleidde de orkestmusici tot een transparante en evenwichtige verklanking van dit symfonische gedicht, waarin de laatste levensuren van een stervende man met hoge idealen worden verklankt. De muziek bedwelmde in waaiers van klanken en exotische kleurschakeringen, inkrimpend en weer uitdijend als de laatste stuiptrekkingen van een veelbewogen leven, zich bewegend van intieme verstilling naar theatrale turbulentie, van chaos en wanhoop naar berusting en verzoening totdat, om met Strauss zelf te spreken, ‘de ziel het lichaam verlaat en in de eeuwige kosmos de schitterende verwezenlijking ontdekt van het ideaal dat hier beneden nooit vervuld kon worden.’ En zo klonk het ook écht.
Wenneke Savenije