Klassiek achter de Duinen: momenten van intense vervoering en diepe emoties
Gehoord: 10 en 11 september 2022, Lourdeskerk, Scheveningen
Door Willem Boone
Voorafgaand aan het recital van de jonge pianist Nikola Meeuwsen tijdens het festival ‘Klassiek achter de Duinen’ in Scheveningen was er een ‘tune in-sessie’, een vraaggesprek dat een aardig beeld van de musicus gaf. Zo kwam het publiek te weten dat hij definitief voor een loopbaan als pianist koos nadat hij een opname van het Derde pianoconcert van Rachmaninoff door Vladimir Horowitz gehoord had. Verder vertelde hij dat hij de prijs van het Grachtenfestival in Amsterdam gewonnen heeft en dat hij bij de volgende editie ‘artist in residence’ zal zijn, waarbij hij acht concerten naar keuze mag programmeren. Het eerste onderdeel van zijn recital werd overigens ook voorafgegaan door een gesprek met de componist Diderik Wagenaar. Deze gaf een toelichting over zijn stuk Bells, birds and blue notes. Dat is dan weer het fijne van een nog levende componist: je kan hem om uitleg vragen. Zo was het interessant om te weten hoe dit stuk voor de linkerhand tot stand gekomen was. Wagenaar schreef het voor de YPF Piano Competition van 2015 waarbij alle deelnemers het verplicht moesten spelen. De componist vertelde dat hij net als Maurice Ravel in zijn Concert voor de linkerhand zijn best gedaan had om het te laten klinken als een compositie voor beide handen. Daarnaast legde hij uit waar de titel naar verwijst: de ‘bells’ zijn een herinnering aan zijn jeugd, toen hij vaak de kerkklokken van de Dom in Utrecht hoorde, de ‘birds’ staan voor zijn interesse voor vogels die hij na zijn tiende ontwikkelde (al vertelde hij erbij dat hij in de onderhavige compositie alleen naar de merel verwijst) en de ‘blue notes’ voeren terug naar een vriend die hem op zijn twaalfde leerde hoe je jazz moest spelen. Meeuwsen verdedigde deze muziek met verve: in het begin klonk zijn toon bij vlagen wat schel, maar al snel maakte hij indruk met wat een heel sterk punt tijdens het gehele concert was: zijn vermogen om de klank te differentiëren, waarbij vooral zijn mooie pianissimo opviel. Dit combineerde hij fraai met pedaaleffecten. De componist moet ook uiterst tevreden geweest zijn: ik stond toevallig achter hem na afloop van het concert en hoorde hem tegen de pianist zeggen dat hij zijn stuk nog nooit zo goed had horen uitvoeren.
Dezelfde gunstige indruk wist Meeuwsen ook in de 6 Bagatellen opus 126 van Beethoven te wekken: ook daar betoverde het pianissimo, verder was er ruimte voor verstilling in nr. 1, tederheid in nr. 3 en een mooie spanningsopbouw in nr. 6. Hij gaf deze ‘Zyklus von Herrichkeiten’ (zoals dit opusnummer van Beethoven ooit in een Duits boek genoemd werd) precies wat deze nodig heeft: natuurlijk spel. Een interessante keuze was de Romanze opus 21 nr. 1 van Clara Schumann die overwegend introvert van karakter was. De pianist wist treffend de melodie versus de begeleiding te laten horen. De overgang naar Robert Schumanns Fantasie in C opus 17 was daarna een logische: eveneens geschreven in een romantisch idioom en een ware ‘cri du coeur’ van de componist naar zijn toen nog onbereikbare geheime geliefde Clara Wieck. Hoe vaak het ook gespeeld wordt, het blijft een absoluut hoogtepunt onder Schumanns pianowerken en een van de meest persoonlijke stukken uit de romantische pianoliteratuur. De inzet van het eerste deel had wat mij betreft iets koortsachtiger mogen zijn, maar ‘verderop’ in het eerste deel klonk dit beginmotief al krachtiger. Ook de inzet van het marsachtige tweede deel heb ik krachtiger gehoord, ik bedacht me dat Meeuwsen niet het type van een hemelbestormende klavierleeuw zoals Horowitz is. Hij lijkt juist meer gemeen te hebben met een pianist als Claudio Arrau. Deze deed in technische beheersing niet voor Horowitz onder, maar zocht het vooral in diepzinnigheid. Het beruchte slot met sprongen in beide handen klonk niet geheel foutloos (zoals bij de meeste pianisten), maar het deed weinig afbreuk aan zijn poëtische uitvoering. In het derde deel speelde hij zijn hoogste troeven uit en hij maakte dit deel tot wat het is: een lang opgebouwd crescendo.
Het talrijk toegestroomde publiek reageerde enthousiast en kreeg een toegift: de Poème opus 32 nr. 1 van Scriabin. Ook hier riep de pianist direct de klankwereld die deze Russische componist zo eigen is voor de geest: van hoogromantisch bij Schumann werd de klank bij Scriabin ijl en ongrijpbaar. Daarmee besloot Nikola Meeuwsen een indrukwekkend recital. Ik kijk met plezier naar zijn volgende optredens uit! Het doet goed om een jonge pianist te horen die niet alleen technisch uitstekend speelt, maar die daarnaast ook muzikaal diep graaft. Om die reden vind ik het des te onbegrijpelijker dat hij bij de voorrondes van het Lisztconcours in Utrecht in januari van dit jaar niet toegelaten werd (geen enkele Nederlander werd tot de volgende ronde doorgelaten!), terwijl hij tot de weinige pianisten behoorde die werkelijk muzikaal Liszt speelden…
Het slotconcert had als motto ‘Rondom de nacht’, waaraan violist Pieter van Loenen toevoegde ‘ook al is het midden op de dag’. Het was goed dat celliste Harriet Krijgh en pianist Tobias Borsboom een lans voor Nuit calme van Henriette Bosmans braken. Het ging om een donker getint stuk met een intense melodielijn voor de cello en een subtiele begeleiding van de piano. Zij hielden een geloofwaardig pleidooi voor deze muziek die meer aandacht verdient. Misschien kunnen zij bij de volgende editie van dit festival haar Cellosonate spelen, een prachtige, maar eveneens vrijwel onbekende compositie.
Bij Gaspard de la nuit van Ravel ging het niet alleen om nachtelijke, maar vooral ook om demonische muziek. Ik vroeg me af of het tempo waarmee pianist Tobias Borsboom inzette overeenkomstig het door Ravel aangegeven ‘lento’ was: het klonk een fractie te snel voor mijn gevoel. Hij wist in elk geval mooi met kleuren te schilderen. In Le gibet bracht hij variatie in het obsederende, steeds terugkerende akkoord aan. De componist schrijft in dat deel op een gegeven moment zelfs expliciet ‘sans expression’ voor, de pianist speelde zeker niet zonder uitdrukking, maar hij verleende de muziek een zekere koelheid die mede kenmerkend voor Ravel is. Het beruchte laatste deel, Scarbo, – door sommigen beschouwd als het allermoeilijkste stuk dat ooit voor piano geschreven is – klonk soms wat voorzichtig. De kleuren waren donker, maar de muziek zou bij vlagen spookachtiger over kunnen komen. De pianist vertrouwde mij de dag ervoor toe dat hij deze cyclus slechts een keer eerder gespeeld had, dus ik zou me enigszins oneerbiedig voor kunnen stellen dat het om ‘work in progress’ gaat en dat de uitvoering nog aan scherpte kan winnen bij volgende uitvoeringen.
Ten slotte speelden zes strijkers de originele versie van Verklärte Nacht van Schonberg, dat je niet zo heel vaak in de versie voor strijksextet hoort. Borsboom las voorafgaand het gedicht van Richard Demehl, waarop dit stuk gebaseerd is. Het gaat om muziek waarbij aanvankelijk het onheil in de lucht hangt. De zes musici kwamen tot een intense uitvoering, wat bewonderenswaardig is, want zij zullen ongetwijfeld niet veel tijd gehad hebben om veel te oefenen. Het extatische slot aan het eind kwam als een bevrijding en daarmee kwam deze tweede editie van het festival ‘Klassiek achter de Duinen’ tot een succesvol slot.
Info: https://www.klassiekachterdeduinen.nl