Klaus Mäkelä is een zegen voor het Nederlandse muziekleven
Concertgebouworkest o.l.v. Klaus Mäkelä speelt werken van Hawar Tawfiq, De Falla en Moessorgski Gehoord: 11 & 12 januari, Grote Zaal, Concertgebouw, Amsterdam
Door Wenneke Savenije
Onweerstaanbaar
Vandaag is hij 28 jaar geworden, Klaus Mäkelä, de toekomstige chef-dirigent van het Koninklijk Concertgebouworkest, die als artistiek partner van het orkest al zoveel muzikale energie en vreugde in de Grote Zaal van Het Concertgebouw heeft weten te genereren. Niet alleen als mega inspirerende dirigent, maar ook als begenadigd cellist. In die rol gaat de Finse Mäkelä op maandag 3 juni 2024 met de al even getalenteerde jonge Zweedse violist Daniel Lozakovich het Dubbelconcert voor cello en viool van Brahms uitvoeren, een diepzinnig en complex hoogtepunt uit het doorwrochte oeuvre van de componist die ooit beweerde: ‘Zonder vakmanschap is inspiratie niet meer dan een riet dat wuift in de wind.’ In een brief aan Clara Schumann schreef Brahms op 11 oktober 1857: ‘Waarom ontving de mens de hemelse gave, de hoop?’ Het is precies die hemelse gave die Mäkelä gestalte weet te geven in de wereld van de muziek. Hij genereert vanaf het moment dat hij hier zijn intrede deed de hoop dat het klassieke muziekleven weer vleugels zal krijgen, met nieuw elan ook jongere doelgroepen zal kunnen bereiken en, het allerbelangrijkste, de steeds vollere zalen ervan zal weten te overtuigen dat er weinig kunstuitingen op deze wereld bestaan die zoveel puurheid, bezieling, integriteit en ‘eeuwige schoonheid’ kunnen overdragen als de klassieke muziek. In zijn jongensachtige onstuimigheid blaast hij alles omver wat overkomt als duf, formeel en elitair, zonder daar speciaal op uit te zijn. Zijn muzikale enthousiasme is onweerstaanbaar.
Passie en onschuld
Vorige week begon Mäkelä zijn optreden met een moment stilte en concentratie, wijdbeens op de bok, het hoofd gebogen als een gebaar van nederigheid naar de componisten en de musici toe. De jonge dirigent wil niets afdwingen of opdringen, laat staan alles controleren en domineren. Hij wil samen met de musici de muziek als het ware ontvangen, zodat alle noten kunnen openbloeien omwille van hun eigen betekenis, op organische ritmes die vanuit de tot in de kleinste details bestudeerde en wezenlijk doorgrondde partituur gegenereerd worden. Mäkelä heeft geen last van zijn ego, het is hem werkelijk enkel en alleen om de muziek zelf te doen, waarvan hij zoveel houdt dat hij er – met subtiele en gracieuze aanwijzingen van zijn linkerarm en hand en vaak summiere maar glasheldere en exacte aanduidingen van zijn rechterhand met baton – kleuren en samenklanken uit tevoorschijn tovert die veel met zichzelf geobsedeerde topdirigenten nogal eens ontgaan. Door zijn openheid en muzikale leergierigheid dringt hij door tot de diepste essentie van de muziek, die zich vaak verbergt achter en tussen de noten. Zijn enthousiasme is zo spontaan en oprecht, dat een optreden van Mäkelä in al zijn eenvoud en natuurlijkheid ook iets overbrengt van engelachtige onschuld. Zijn gepassioneerde inspiratie behelst veel meer dan ‘een riet dat wuift in de wind’, want alles wat hij genereert en aanwakkert is geworteld in gedegen vakmanschap van de hoogste kwaliteit. Dat het orkest desondanks soms wel eens net niet helemaal gelijkloopt, of dat de (koper)blazers niet altijd volmaakt zuiver samenspelen, dat zijn kleine details waarvan je weet dat de intelligente Mäkelä niet zal rusten voordat hij elk detail verbeterd heeft, in de wetenschap dat perfectie en levende muziek nooit volledig kunnen samengaan, maar dat volmaaktheid wel een levenslang streven moet zijn om de hoogste trede van de muzikale stairway to heavente bereiken.
Muzikale penseelstreken
Mäkelä houdt van musea en bezoekt graag tentoonstellingen. Zoals bepaalde schilderijen naar elkaar toetrekken en elkaar kunnen versterken, wil hij muziekstukken bij elkaar brengen die samen een meerwaarde opleveren. Dat bracht hem tot de programmering van het schilderachtige drieluik Tawfiq, De Falla en Moesorgski, wiens Schilderijententoonstelling een letterlijke verklanking is van een reeks sprookjesachtige taferelen, waarbij in de Promenades de gang van het ene schilderij naar het volgende wordt uitgedrukt. Verwachtingsvol en bijna zonder actief te dirigeren liet Mäkelä de blazers als het ware de eerste penseelstreek zetten van M.C. Escher’s Imagination (2021-2023) van de Koerdische, in Noord-Irak opgegroeide Hawar Tawfiq (1982), die in 1998 als asielzoeker in Nederland arriveerde en in 2011 zijn compositieopleiding aan het conservatorium van Tilburg afsloot met de hoogste lof. Hij schreef zijn op Escher en de insectenwereld geïnspireerde werk, waarin klikklanken bij de blazers de loop van de beestjes uitvergroten, in opdracht van het Nederlands Philharmonisch Orkest en het Concertgebouworkest, dat er bij zijn eerste uitvoering van het werk meesterlijk in slaagde al met de ‘mysterieuze ademklanken’ van het begin een Escher-achtige sfeer van beweging en transformatie op te roepen die rechtstreeks appelleerde aan de bedoelingen van Tawfiq: ‘Een klank op zichzelf heeft geen vaste betekenis. Het poëtische aspect van de muziek begint daar waar het verstand plaatsmaakt voor de vibratie en het mysterie van de schoonheid.’ Eigenlijk had het op een insectachtig-motiefje in de soloklarinet gebaseerde stuk (een lange noot, en dan twee groepjes van drie snelle dalende noten) al in première zullen gaan in december 2021, maar de ‘virusbeestjes’ van Covid staken daar een stokje voor. Op 11 juni 2022 speelde het Nederlands Philharmonisch Orkest de première ervan, en nu kropen, vlogen en friemelden de zich transformerende insecten, gesublimeerd tot fraai bewegende klankpatronen, door de Grote Zaal zonder angst voor spinnen, vlooien, luizen, kevers en ander insectengespuis bij de toehoorders aan te jagen. M.C. Escher’s Imagination klonk als een ode aan de schoonheid van het leven en de oerkracht van de natuur.
Spaanse folkore
Er volgde een schilderachtige uitvoering van Manuel de Falla’s Noches en los jardines de España (1905-1915) met de Spaanse pianovirtuoos Javier Perianes als solist. Voor hem kende de door de Spaanse folklore gekleurde compositie van De Falla geen geheimen, zodat de geabstraheerd naar de universele schoonheid van ‘Spaanse tuinen bij nacht’ zoekende muziek uit de vleugel rolde met de kracht van vrolijk klaterende fonteinen en watervallen. Ook voor Mäkelä bleek De Falla’s werk vol droombeelden, visioenen en Spaanse ornamenten een enerverende zoektocht naar romantiek, de Spaanse folklore en universele betekenissen. Meesterlijk zette hij de drie delen van het stuk – En el Generalife, Danza Lejana & En los jardines de la Sierra de Córboda – uiteen in lange spanningsbogen, die het exotische kleurenpalet van de ‘verhaalfragmenten’ op elegante wijze overkoepelden.
Russische raamvertelling
Op soortgelijke wijze bracht Mäkelä groots en meeslepend spanningsbogen en lijnen aan in de sprookjesachtige delen van de door Ravel geraffineerd georkestreerde Schilderijen van een tentoonstelling(1874) van Modest Moesorgski. Of het nu de verklanking van de gnoom, het oude kasteel, de Tuilerieën, de ossenkar, of het ballet van de kuikens in hun eierschalen, de markt van Limoges, de catacomben en doden, de hut op kippenpoten of de grote poort van Kiev betrof betrof, die via de ‘promenades’ met elkaar verbonden werden, in elk deel wisten Mäkelä en het Concertgebouworkest de juiste toon te treffen, zodat het stuk zich in vloeiende bewegingen en kleurrijke samenklanken manifesteerde als een spannende, op Russische sentimenten gebaseerd ‘raamvertelling’ vol schitterende illustraties in klank.
Wenneke Savenije
Info:
https://www.concertgebouworkest.nl/nl/concertagenda?keyword=makela