Lamsma & Fournel: eensgezind duo in louter hoogtepunten
Simone Lamsma, ,foto: Merlijn Doomernik
Gehoord: Musis Sacrum, Arnhem, 7 december 2023
Door Willem Boone
Foto’s Lamsma: Merlijn Doornerik & Otto van den Toorn
Soms ben je als luisteraar benieuwd waarom een concertprogramma op een bepaalde manier is samengesteld. Zo vroeg ik mij bij het recital van violiste Simone Lamsma en pianist Jonathan Fournel in Musis Sacrum in Arnhem af waarom zij de Vioolsonate van Debussy als eerste speelden om te vervolgen met de Derde vioolsonate, opus 12 nr 3 van Beethoven. Meestal wordt er in programma’s een zekere mate van chronologie aangehouden, waardoor je een omgekeerde volgorde verwacht zou hebben. De Vioolsonate van Debussy begint weliswaar subtiel met breekbare piano-akkoorden, maar zijn muziek spreekt misschien wat minder direct aan dan die van Beethoven. In elk geval werd direct duidelijk dat dit duo zeer eensgezind in zijn opvattingen was: beide musici waren perfect op elkaar afgestemd en het leek erop alsof ze al lang samen speelden. Met hun opvattingen liepen zij in de voetsporen van beroemde duo’s uit de geschiedenis, waarbij het vaak ook ging om musici die weliswaar regelmatig samen optraden, maar ook hun eigen carrière hadden.
Bewonderenswaardig was niet alleen het evenwicht tussen beide instrumenten, maar ook de maner waarop de violiste en de pianist hun toon projecteerden. Deze deed nergens geforceerd aan en was overal in de zaal duidelijk te horen. Simone Lamsma was direct vanaf de eerste noot geïnspireerd en in het tweede deel van Debussy, met als tempoaanduiding ‘fantastique et léger’, liet zij haar superbe toon opbloeien, waarbij de pianist af en toe fel tegenspel gaf. Ook het derde deel, très animé, was erg geslaagd. Diezelfde eensgezindheid sprak ook uit hun vertolking van Beethovens Sonate opus 12 nr 3. Meer dan bij Debussy is daar sprake van een Sonate voor piano en viool, waarbij de piano de hoofdtoon voert. Fournel speelde zijn partij exemplarisch en domineerde nergens zijn partner. Met zijn stralende toucher stond garant voor een uitvoering, waarbij Lamsma alleen maar aan hoefde te sluiten, wat ook zij op exemplarische wijze deed. Hoewel het om een relatief vroeg werk ging dat Beethoven op 27-jarige leeftijd schreef, was er wel degelijk sprake van een volgroeide compositie. De muziek bruist van de energie en dat brachten beide musici op hartverwarmende wijze tot klinken.
Lamsma was geheel in haar element in het tweede deel, Adagio com molto espressione. Zij kwam echt los van de muziek en bewees eens te meer dat zij momenteel misschien wel de beste Nederlandse violiste is. Het laatste deel, Rondo, allegro moderato, was onweerstaanbaar in zijn joie de vivre. Het is een typisch voorbeeld van Beethovens genie, waarbij hij in luttele minuten een schijnbaar onbeduidend motief (waarbij het in feite niet eens om een melodie gaat) op de meest fantasievolle wijze uitwerkt. Misschien was de reden dat deze Sonate zo vreugdevol eindigt de reden om hiermee het eerste gedeelte van de avond te beëindigen, omdat het publiek nu ‘blij’ de pauze in ging. Die kwam nu eigenlijk te snel, wat mij betreft had dit duo nog rustig twee andere vioolsonates (bijvoorbeeld de resterende sonates uit het drieluik van opus 12!) erachteraan mogen spelen!
Na de pauze volgde tamelijk recente muziek uit 1998 van componiste Lera Auerbach, aan wie onlangs nog een heel festival gewijd was in Amare. Ze dirigeerde o.a. eigen koorwerken en bij het Residentie Orkest trad ze als pianosoliste en dirigente op. Uit de 24 Preludes voor viool en piano opus 46 speelden Lamsma en Fournel allereerst nr. 22, waarbij de violiste haar toon liet schuren. De volgende prelude, nr. 11 deed enigszins aan de stijl van Sjostakovitsj denken, ditmaal (in tegenstelling tot de daarvoor gespeelde prelude) met een belangrijkere partij voor de piano. Indrukwekkend waren de wegstervende glissandi van de viool aan het eind. Nr 18 werd op intense wijze gespeeld. Volgens de toelichting was ‘de gehele cyclus een schitterende, poly-stilistische allegaar van stijlen, waaruit toch haar eigen stem klonk.’ Het is de vraag of dat duidelijk uit deze Drie preludes naar voren kwam, zij hadden in zoverre iets gemeen dat ze alle drie iets tamelijk desolaats uitstraalden.
Als laatste klonk een absoluut meesterwerk uit het viool/piano-repertoire, de beroemde Sonate in A van Franck. Direct in het eerste deel, allegro ben moderato, viel de nobele benadering van dit duo op. In het daaropvolgende allegro liet Fournel niet direct het vuur hoog oplaaien. Het spel van beide musici was zeker gepassioneerd, maar gelukkig niet te stormachtig of zelfs verhit. Het Recitativo, voor mij het hoogtepunt van deze fraaie sonate, was ontroerend in zijn teerheid. Treffend was hoe de violiste en de pianist met optimale helderheid, maar zonder enig vertoon van pathos speelden. Bij het afsluitende allegro poco mosso viel het mooie tempo op, waarbij beiden nogmaals hun hart en ziel in de muziek legden. Het publiek toonde zich zeer enthousiast en kreeg een toegift in de vorm van Fauré’s Apres un rève waarbij Lamsma haar toon liet opbloeien, ondersteund door de ingehouden begeleiding van Fournel.
Het was een prachtige avond door een duo waarvan je graag meer zou willen horen, in de concertzaal en liefst ook op cd. Hopelijk laten die niet lang op zich wachten!
Willem Boone
Info: