Ligeti’s Le Grand Macabre & Gavrylyuk met Antwerp Symphony Orchestra o.l.v. Elim Chan

En toen viel het doek opnieuw….

 

Ligeti’s tragi-komische requiem Le Grand Macabre in de Zaterdagmatinee &

Mahler, Rimski-Korsakov en Prokofiev met Alexander Gavrylyuk en het Antwerp Symphony Orchestra o.l.v. Elim Chan op de laatste dag voor de avondklok

 

Door Wenneke Savenije

 

Het had nauwelijks beter gepland kunnen worden, maar het was puur toeval: Ligeti’s absurdistische anti-anti opera Le Gand Macabre, waarin de sinistere hoofdpersoon Nekrotzar alias Magere Hein vóór middernacht het einde der tijden aankondigt maar zelf als enige sterft, luidde op zaterdagmiddag het laatste avondconcert in dat voorlopig in het Concertgebouw zal klinken. Zo werd Le Grand Macabre als het ware de prelude voor het ook al toepasselijke sluitstuk op zaterdagavond: Mahlers Todtenfeier, waarin allerlei aspecten van rouw aan de orde komen, van dierbare herinneringen tot intens verdriet. En dat alles terwijl diezelfde dag ook de paniek rondom de nieuwste coronavariant Omicron toesloeg, die maar liefst zes keer besmettelijker schijnt te zijn dan de Delta variant.

 

György Ligeti (1923-2006), eeuwige dwarskop, muzikale vernieuwer en originele vrijdenker, zou al deze bizarre coïncidenties vermoedelijk wel geestig hebben gevonden. Want ook al probeerde de Hongaars-Joodse componist ironiserend om te gaan met het thema ‘dood’ dat zijn hele leven bepaalde – zijn vader en broer stierven tijdens de Tweede Wereldoorlog in concentratiekampen terwijl hijzelf in een ‘werkkamp’ gevangen werd gehouden- , waarna de hel opnieuw losbarstte tijdens het Stalinistisch communistische regiem in Hongarije, waarvoor hij in 1956 op de vlucht sloeg-, toch is er onder de oppervlakte van zijn surrealistische, sarcastische en tragikomische grappen en grollen ook iets voelbaar dat voor mijn gevoel het beste omschreven kan worden als de doodsangst van een kind dat alles heeft waargenomen en beleefd wat het daglicht niet kan verdragen. Wat blijft er dan nog over van het naïeve geloof in schoonheid, van kinderlijk idealisme, moraliteit en blindelings vertrouwen in de goedheid van de mens? Eigenlijk niets, maar Ligeti was van nature te fantasierijk en ondernemend om zijn kinderlijke puurheid volledig kapot te laten maken door de ellende om hem heen. Blijft over humor, absurdisme, sarcasme, spot. De wereld die toch niet deugt op hilarische wijze op zijn kop zetten, met een fantasietaal en een uiterst vindingrijk en veelzijdig muzikaal idioom.

 

Om met dat laatste te beginnen: in Le Grand Macabre wemelt het van de hilarische muzikale vondsten, zodat ook de instrumenten van het orkest als het ware karakters in de opera zijn geworden. Of je nu van Ligeti’s enige opera houdt of niet, zijn orkestratiekunst is magistraal, bijzonder origineel en wat betreft compositorisch vernuft boven alle twijfel verheven. Maar ook in zijn ‘ketelmuziek’-opera kan Ligeti het niet laten om de draak te steken met alles en iedereen. Autoclaxons kleuren de Ouverture, Rossini-achtige aria’s worden afgewisseld met satanisch gekrijs, de zangers hikken en boeren in het door menselijke ‘monsters’ in alle soorten en maten bevolkte Brueghelland, een prelude voor deurbellen doorkruist de obscene taal die wordt afgewisseld met romantische liefdesverklaringen, SM-meesteres Mescalina met haar saaie maar gedweeë echtgenoot Astradamors laat de zweep knallen om de tanende wellust te bevorderen, de geheime politie manifesteert zich als hysterische coloratuursopraan die om de haverklap in onbegrijpelijk gekakel, gegil en samenzweerderstaal losbarst, prins Go Go worstelt met zijn geschifte ministers en de ‘gewone man’ Piet van het Vat, die op verzoek van Nekrotzar helpt het einde der tijden aan te kondigen, is constant dronken, terwijl de zwaargeschapen Nekrotzar alle grenzen voorbij is en de dames meelokt in het graf om de liefde te bedrijven. Om maar een tipje van de sluier te lichten van de vreemde en kleurrijke wezens uit Le Grand Macabre bevolken… Dat juist Nekrotzar alias de dood de opera niet overleefd, zou je kunnen zien als verkapt optimisme. Waarna het bizarre sprookje toch nog onverwachts vrolijk eindigt in het door alle overlevenden gezongen: ‘Lieve mensen, vrees de dood niet. Niemand weet wanneer die komt, en als die komt dan is dat maar zo. Vaarwel en tot dan in alle vrolijkheid.’

 

Foto: Foppe Schut

 

Om Ligeti’s opera vervreemdend maar geloofwaardig, onthutsend maar toch begrijpelijk over het voetlicht te brengen, had de Zaterdagmatinee kwalitatief hoog ingezet door uitstekende solisten in te huren, die behalve over de juiste vocale kwaliteiten ook nog over voldoende humor beschikten om Le Grand Macabre tot een ‘gruwelijk’ succes te maken: sopraan Heidi Melton floreerde als de haar man castrerende seks-verslaafde, bas-bariton Martin Winkler had het met zijn diepe stemgeluid de twijfelachtige autoriteit van Nekrotzar, het liefdespaar Amanda (sopraan Sofia Fomina) en Armando (mezzo Marta Fontanals Simmons) bezongen krachtig en lyrisch de liefde, tenor Peter Hoare zette met ferme stem zijn frivole Piet van het Vat-karakter neer, countertenor Aryeh Nussbaum Cohen maakte met zijn gouden jongensstem de kinderlijke zwakte van Prins Go-Go navoelbaar, bas-bariton Seth Carico, was behalve een onnozele astroloog ook het aandoenlijk zingende slachtoffer van Mescalina, de tenor Paul Curievici en bariton Tim Kuypers vertolkten met humor de twee gesjeesde ministers en sopraan Sara Hershkowitz schitterde met haar stemgeluid én haar glitterjurk.

Ook het Groot Omroepkoor leverde dankzij de bekwame koordirigent Gijs Leenaars een overtuigende prestatie, maar misschien wel het meest bewonderenswaardig waren de op het puntje van hun stoel musicerende orkestleden van het Radio Filharmonisch Orkest, die zich o.l.v. de als een bedreven generaal en muzikale duivelskunstenaar alles bij elkaar houdende topdirigent James Gaffigan (hulde!) met ware doodsverachting door hun ongebruikelijk lastige partijen heensloegen.

 

Gavrylyuk en Chan

 

 

 

Een paar uur later draaide alles in dezelfde zaal weer om de absolute muziek van Prokofiev, Rimski-Korsakov en Mahler. Of beter gezegd om de instrumentale muziek, want aan de suite Het sneeuwmeisje van Rimski-Korsakoff en Todtenfeier van Mahler liggen wel degelijk ook ‘verhalen’ ten grondslag. Van humor was nu voornamelijk sprake in het meeslepende en contrastrijke Eerste pianoconcert van Prokofiev, geschreven toen de eigenzinnige componist pas twintig jaar oud was. In het met groteske draaikolkbewegingen ingezette openingsdeel was het Antwerp Symphony Orchestra wellicht een beetje aan de luide kant, maar daar liet de briljant spelende Alexander Gavrylyuk zich in het geheel niet door uit het veld slaan. Zijn techniek is zo fabelachtig en zijn verbeeldingskracht zo overtuigend, dat hij steeds toch wel boven kwam drijven. In de lyrische passages van het Andante assai ontroerden solist en orkest in voorbeeldige samenwerking met chef-dirigent Chan in melancholieke klankkleuren, waarna Gavrylyuk er met meesterlijk elan vandoor vloog in de onstuimige finale, naadloos gevolgd door het flexibel musicerende orkest. Met haar verrassende alerte ‘slagkracht’ en kosmopolitisch aandoende orkestrale verbeeldingskracht, bewees de kwieke en energieke Chan in Het Sneeuwmeisje haar grote kwaliteiten als dirigent. Die indruk werd nog versterkt door haar meeslepende en indringende lezing van de aangrijpend verklankte rouwprocessen in Mahlers Todtenfeier, waarmee het Concertgebouwpubliek het voorlopig zal moeten doen.

Wenneke Savenije

Info:

www.concertgebouw.nl

https://www.omroepmuziek.nl/ntrzaterdagmatinee/

http://www.alexandergavrylyuk.com

 

Steun De Nieuwe Muze! Lees ons, volg ons, like ons en neem een abonnement!

You May Also Like

Simone Youngs verzadigde Zesde Bruckner maakt indruk bij Concertgebouworkest

Verzorgd spel en voorbeeldige articulatie van pianiste Angela Hewitt

De Saint-Saëns van cellist Nicolas Altstaedt klinkt letterlijk ‘ongehoord’

Borodin Quartet nog altijd een van de beste strijkkwartetten ter wereld