Luis Fernando Perez in Spaanse muziek: onverslaanbaar

Gehoord: Edesche Concertzaal, 1 april 2023

Door Willem Boone

Met een variant op een bekende uitdrukking zou je kunnen beweren: ‘Zeg me bij wie je gestudeerd hebt en ik zeg wat voor pianist je bent.’ Dan zit het bij de Spaanse pianist Luis Fernando Perez (1977) wel goed: hij studeerde bij de legendarische Spaanse pianiste Alicia de Larrocha en bij de niet minder bekende Russische Dimitri Bashkirov. Alleen die twee lijnen leiden al naar respectievelijk Enrique Granados (Larrocha studeerde aan de Marschall Academie bij een leerling van Granados) en Franz Liszt (Bashkirov studeerde bij Alexander Goldenweiser, die les kreeg van Alexander Siloti die weer een leerling van Liszt was). Dat moet wel haast iets heel bijzonders opleveren en dat is ook het geval.

Helaas is Perez in Nederland nog niet bekend en hij maakte gisteren zijn Nederlandse debuut in de Edesche Concertzaal. Hij begon zijn recital met Scènes d’enfants van Mompou: een Spaanse pendant van Schumanns beroemde Kinderszenen. Het is muziek met een eigen bekoring die vooral uniek is door de manier waarop hij akkoorden componeert. Het vormde dan ook een stemmig begin van het concert, al kwamen er in deze stukken in tegenstelling tot nogal wat van zijn andere composities fortes voor. Perez speelde ze beurtelings dromerig en fel.

Daarna volgden er een aantal Preludes van Rachmaninoff en dat was een toepasselijke keuze, want de dag van het concert – 1 april 2023 – was de geboortedag van deze componist, zoals artistiek manager Jan-Willem van Ree memoreerde. Het was dus precies 150 jaar geleden dat hij geboren werd. Als eerste klonk de allerbekendste van de 24 Preludes, opus 3 nr. 2, die Rachmaninoff zo vaak moest spelen tijdens zijn recitals dat hij er een hekel aan kreeg. Met deze uitvoering zou hij waarschijnlijk heel tevreden geweest zijn: Perez zette met diep resonerende bassen in en bouwde het stuk heel kalm op, langzaam toewerkend naar een kolossale klank en eindigend met een al even indrukwekkend diminuendo.  De Prelude opus 23 nr. 4 klonk met een fraai cantabile dat steeds krachtig van karakter bleef, in de Prelude opus 23 nr. 6 vloeide de muziek. Daar viel op dat deze pianist de muziek niet benadert als een Russische klavierleeuw, maar dat hij ondanks zijn krachtige toucher altijd een bepaalde subtiliteit behoudt die zeer tot het hart spreekt. Dat bewees hij ook in het middendeel van de bekende Prelude opus 23 nr. 5 waar hij aandacht besteedde aan de polyfonie die altijd zeer aanwezig is in de muziek van Rachmaninoff. De Prelude opus 23 nr. 2 kwam helaas te vervallen, wat te maken had met het repetitiemechaniek van de vleugel, naar wat Perez later vertelde.

 

 

Na de pauze stond er louter Spaanse muziek op het programma en daar kan niemand bezwaar tegen gehad hebben gezien de afkomst en de leermeester van deze pianist. Voor hem geldt waarschijnlijk hetzelfde als destijds voor Alicia de Larrocha: ook zij werd vaak ‘getypecast’ in Spaanse muziek. Men verwachtte van haar dat ze tijdens ieder recital Spaanse muziek speelde, terwijl ze net zo graag andere componisten op haar programma’s zette en niet wilde doorgaan voor een specialiste.

Desondanks biedt juist iemand uit Spanje net dat ‘beetje extra’, waar je niet goed de vinger op kan leggen: de manier om de duivels lastige ritmes te laten uitkomen of om de muziek te laten ‘heupwiegen’ door hier wat te versnellen en daar wat te vertragen. Het zorgt ervoor dat je met een bepaalde regelmaat uitstekende uitvoeringen van Albeniz’ Iberia hoort en die het toch net niet zijn omdat er iets ‘Spaans’ ontbreekt. Perez richtte zich voor hij begon tot het publiek en vertelde dat Albeniz de ‘vader van de Spaanse muziek’ is en dat zijn cyclus Iberia gezien moet worden als impressies. Hij gaf ook een korte toelichting op de drie gedeeltes die hij speelde: Evocacion is vooral een droom over het verleden, waarbij er sprake is van nostalgie. Terecht benadrukte hij dat Spaanse muziek niet alleen ‘olé’ is, maar eveneens triest van karakter kan zijn. Over El Albacin zei hij dat het om de ‘eerste impressionistische muziek’gaat, nog voor die van Debussy ontstond. Verder wees hij op het bitonale karakter van Albeniz’ schrijfwijze met akkoorden die soms schuren.

Zijn uitvoering van Evocacion was inderdaad nostalgisch met een warme, subtiele klank waarin je je het liefst wilt koesteren, net als in zonnestralen op een lente- of herfstdag. Het was vloeibaar goud, waarbij ook de onderliggende zang, de ‘canto jondo’ het volle pond kreeg. In El Puerto was zijn toucher fel, maar hij nam ook prachtig terug. De veerkracht in zijn spel naast genoemde subtiliteit maakt hem tot een van de beste vertolkers op dit moment van Iberia¸ waarvan vaak niet beseft wordt hoe aartsmoeilijk deze is. Dat komt door de soms onpianistische schrijfwijze, waarbij een derde hand goed uit zou komen, maar nog meer door de ritmes die vrijwel per maat wisselen. Onnavolgbaar is het vermogen van Perez om de muziek soms te laten klinken als een lentebriesje dat opsteekt. In El Albacin haalde hij wanneer dat nodig was flink uit.

Ten slotte klonk de suite uit El Amor Brujo van De Falla. Daarover vertelde de pianist dat het voornamelijk over een ongelukkige liefde gaat. Verder memoreerde hij dat deze componist verlegen overkwam, maar van binnen woedde er een vulkaan. In de orkestversie komt een zangstem voor en De Falla wilde dat deze door een zigeunerzanger uitgevoerd werd, wat gezien het rauwe karakter van de muziek goed verklaarbaar is. Perez liet dat rauwe in zijn vertolking horen en benadrukte daarnaast mooi dat het in een aantal gevallen om dansengaat. In de Danza del terror, waarin hij overigens de neergaande glissandi niet als zodanig speelde, klonk de vleugel soms licht ontstemd, maar dat paste in dit geval goed bij de muziek. In de afsluitende, altijd spectaculaire Danza ritual del fuego was zijn spel soms wat luid, maar het droeg wel bij aan het dramatische karakter ervan. Spectaculair was ook het laatste akkoord, waarna de pianist direct opstond. Als eerste toegift speelde hij een fijnzinnige Sonate in D van Soler, de Spaanse Scarlatti, waarna de Nocturne opus 27/1 van Chopin volgde. Deze speelde Perez in een mooi tempo en het middendeel klonk als een hartenkreet. Fraai was hoe hij het slot liet uitdoven, alsof dit met een sourdine op de snaren gespeeld werd.

 

 

Over de laatste toegift, Asturias, zei hij dat het ‘zelfmoord’ was op een vleugel waarvan het repetitiemechaniek niet optimaal werkt, maar het weerhield hem er kennelijk niet van om het toch te spelen. Dat pakte gelukkig goed uit en het bewees nog eens dat deze pianist er niet voor terugschrikt om risico’s te nemen.

Al met al een geslaagd debuut, waarvan ik hoop dat het tot meer optredens in Nederland zal leiden. Perez is een pianist met een eigen geluid en een persoonlijke benadering. Een complete uitvoering door hem van Iberia of Granados Goyescas is een evenement waar iedere concertzaal in Nederland (en trouwens ook in het buitenland) zich alleen maar op kan verheugen!

Willem Boone

Info:

https://www.edescheconcertzaal.nl

You May Also Like

Genderfluïde Fledermaus is muzikaal feest

Ekaterina Leventhal en Frank Peters houden het best denkbare pleidooi voor liederen van Medtner

Cellist Kian Soltani verdedigt eclectisch celloconcert van Gulda met huid en haar

Vladimir Jurowski indrukwekkend in Bruckners Eerste