Mäkelä en Lozakovich spelen Dubbelconcert van Brahms als kamermuziek
Mäkelä en Lozakovich spelen Dubbelconcert van Brahms als kamermuziek
Gehoord: Concertgebouw Amsterdam, Grote Zaal, 3 juni 2024
Door Willem Boone
Het was even wennen om Klaus Mäkelä de trappen te zien afdalen met een cello in zijn hand, maar tijdens het eerste deel van dit concert soleerde hij samen met de jonge violist Daniel Lozakovich in het Dubbelconcert van Brahms. Het Oslo Philharmonic Orchestra moest het tijdens dat programmaonderdeel zonder dirigent stellen, maar aangezien Mäkelä de chef-dirigent van dit ensemble is zal hij tijdens de repetities duidelijk genoeg gemaakt hebben wat zijn opvattingen over de orkestpartij waren. Hij gaf slechts de inzet van het eerste deel aan, waarna zijn eerste solo volgde. Het orkest weerde zich uitstekend zonder dirigent en speelde deze toch relatief onbekende compositie van Brahms, die veel minder vaak klinkt dan zijn pianoconcerten en vioolconcert, op haast ‘ruige’ manier. Het was sympathiek om deze jonge dirigent eens op zijn eigen instrument te horen spelen, allereerst moet gezegd hebben dat hij een mooie, maar niet bijzonder grote toon heeft. Hij huldigt een opvatting die eerder kamermuzikaal dan orkestraal aandoet. Als je hem hoort spelen, vraag je je af waar hij in hemelsnaam de tijd vandaan haalt om ook nog cello te studeren. Momenteel geldt hij als een van de meest gewilde dirigenten in het circuit die naast zijn dirigentschap van dit orkest en het Orchestre de Paris vanaf 2027 zowel de leiding over het Koninklijk Concertgebouworkest als de Chicago Symphony Orchestra krijgt. Alleen al bij de combinatie van die laatste twee functies moet je maar hopen dat hij niet voortijdig opbrandt en dit wordt nog bemoeilijkt door het feit dat je als dirigent voortdurend tussen twee continenten moet reizen. Mäkelä en sterviolist Daniel Lozakovich waren goed op elkaar ingespeeld, maar zijn niet helemaal elkaars gelijke. Lozakovich speelde met de van hem bekende combinatie van passie en tederheid, maar hij is juist wel een solist die wereldwijd met grote orkesten optreedt. Daarbij vergeleken kwam het optreden van Mäkelä op cello nu toch enigszins als een optreden dat ‘even tussendoor’ plaatsvond. De violist kon zich overigens vinden in de kamermuzikale aanpak en ging daarin mee. Na heteerste deel leek een deel van het publiek zich weer schuldig te maken aan de vervelende gewoonte om al te gaan klappen, maar dat werd gelukkig middels gesis het zwijgen opgelegd. De inzet van het tweede deel was fraai en ook hier volgde het orkest de solisten op de voet. Vooral Lozakovich imponeerde in dit deel met zijn pianissimo’s. Ook in het derde deel klonken de solisten eensgezind, maar de vraag blijft of Mäkelä zich een echte solist op zijn cello voelt.
Na de pauze keerde hij terug in zijn bekende rol: die van dirigent. Hij bewees met zijn uitvoering van de Eerste Symfonievan Brahms eens te meer dat hij een groot talent is die echt een ensemble kan smeden. Het Oslo Philharmonic Orchestra geldt misschien niet tot de bekendste Europese orkesten, maar het stond in het verleden wel twintig jaar onder leiding van de vermaarde Maris Jansons, die op zijn beurt als geen ander in staat was om muzikaal te bouwen. Dat heeft hoorbaar resultaat gehad, want het orkest leverde een voortreffelijke prestatie in genoemde compositie van Brahms. Alleen de inzet van het eerste deel al was imposant en dramatisch. Wat vooral indruk maakte, was het transparante klankbeeld dat de dirigent steeds wist te realiseren. Het deed denken aan de wijze waarop Sir John Elliot Gardener vorig jaar symfonieën van Brahms dirigeerde bij het Koninklijk Concertgebouworkest. Ook hij zorgde voor een ‘afgestofte’ Brahms die lenig en transparant van karakter was en onnodige zwaarte vermeed. De slanke strijkersklank viel ook in het tweede deel op, naast fraaie solo’s op hobo en klarinet.
Mooi was eveneens het dansante tempo met wiegende puls in het derde deel. Het was interessant om te zien hoe Mäkelä de strijkersklank met zijn handen kneedde. Hij is trouwens een beweeglijke dirigent die zijn spelers met grote gebaren uitnodigt. Aan het eind van het vierde deel hief hij drie keer zijn beide handen op om het orkest als het ware nog meer aan te sporen. Ook in dat deel waren de blazers imposant en het eind was ronduit stralend. Deze uitvoering leidde terecht tot ovationeel applaus. Mäkelä zal nog node gemist worden in Oslo als hij over enkele jaren zijn tijd moet verdelen tussen Amsterdam en Chicago!
Daniel Lozakovich| © Johan Sandberg