Marc Bouchkov geweldenaar op de viool

 

Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Lorenzo Viotti, m.m.v. Marc Bouchkov, viool. Werken van Johann Strauss jr., Korngold, Richard Strauss en Ravel. Gehoord 12/11 Concertgebouw Amsterdam.

Door Wenneke Savenije

Weinig dirigenten stralen zoveel fysieke energie uit als Lorenzo Viotti, die mega fit de rode trappen afdaalde om zich met daadkracht en energie op zijn een van zijn lievelingswerken te storten: de Ouverture uit Die Fledermaus van Johann Strauss jr. Viotti, die zelf in Wenen gestudeerd heeft, vuurde het Nederlands Philharmonisch aan tot een wervelende uitvoering van dit contrastrijke en kleurrijke werk vol wisselende tempi, waarin het vuurwerk knalt en de champagne bruist totdat het geheel eindigt in een onweerstaanbare wals, de dansvorm die het thema vormde van het hele concertprogramma.

 

 

Niet voor niets werd de Weense wals ooit door Richard Wagner tot ‘een machtiger drug dan alcohol’ verklaard. Gebaseerd op oeroude Duitse dansvormen als de ‘Deutscher’, de ‘Weller’, de ‘Spinner’, de ‘Schleifer’, de ‘Steirer’ en de ‘Lèndler’, was deze simpele dans in driekwartsmaat voorbestemd om de hele negentiende eeuw op zijn kop te zetten. Het Germaanse werkwoord ‘walzen’, afkomstig van het Latijnse ‘volvere’ oftewel rondjes draaien, werd al in de Middeleeuwen gebruikt om het glijden en zwieren op de dansvloer aan te duiden. Maar pas in 1786 verscheen bij de Weense muziekuitgever Artatia de eerste bundel dansen onder de titel Walzer. Zes jaar later was de wals al zo populair geworden, dat het Berlijnse Journal de Luxes und der Moden in de lente van 1792 signaleerde: ‘Walsen en niets anders dan walsen is tegenwoordig zo in de mode, dat het aanzicht van de dansvloer er volledig door bepaald wordt.’

Al gauw kwamen uit conservatieve hoek ook de eerste waarschuwende geluiden. Zo publiceerde de arts Salomo Jacob Wolf in 1797 het pamflet ‘Beweiss dass das Walzen eine Hauptquelle der Schwèche des Körpers und des Geistes unserer Generation sei.’ Hierin werd onder meer betoogd dat het walsen, vanwege de verbijsterende vaart waarmee de dansers door de balzaal wervelden, uiterst schadelijk voor de gezondheid was. Om maar helemaal niet te spreken van de kwalijke gevolgen op zedelijk terrein. Zelf een vrijgevochten dichter als Lord Byron, bekende in zijn gedicht The Waltz: an Apostrophic Hymm uit 1813 ronduit geshockeerd te zijn bij het zien van al die ‘hands which may freely range in public sight where ne’re before’. Desondanks groeide de populariteit van de wals gestaag in heel Europa, met als culminatiepunt de meeslepende walsen van Johann Strauss de Tweede (18-25-1899), de ongekroonde koning van de Weense wals en de componist van de operette Die Fledermaus.

 

 

Ook Erich Korngold, in Wenen beschouwd als ‘het grootste wonderkind sinds Mozart, groeide op met de wals, maar in de jaren dertig sloeg hij net als veel andere joodse artiesten op de vlucht voor de nazi’s naar Amerika. De filmindustrie in Hollywood bood hem de gelegenheid zijn klassieke vakmanschap en Weense elegantie te bundelen tot onovertroffen filmmuziek. Vandaar dat de thema’s in zijn Vioolconcert in D op. 35 uit 1945 allemaal zijn afgeleid van thema’s uit zijn filmmuziek. Maar het concert is veel meer dan een potpourri van soundtracks, zoals vioolvirtuoos Jascha Heifetz bewees toen hij het werk in première bracht. In de bezielde klaagzang van het nostalgische maar ook krachtige openingsdeel vol virtuoos passagewerk, stijgt de solist op de snaren hemelwaarts tot ijzingwekkende hoogtes. Smeltende romantiek, ijle melancholiek en virtuoze bravoure wisselen elkaar af en vergen van de violist niet alleen opperste instrumentale vaardigheid en technisch vernuft, maar ook verbeeldingskracht en een verfijnd gevoel voor sfeer en klankkleuren.

 

 

Artist in Residence Marc Bouchkov, die diverse prijzen won en dit jaar de International Classical Music Award kreeg, draaide voor de hoge technische vereisten van Korngolds Vioolconcert zijn hand niet om. Met superieur vioolspel, intense bevlogenheid, muzikale daadkracht en Weens raffinement liet hij Korngolds veeleisende partituur tot de verbeelding spreken, zodat de muziek een hoge vlucht nam, totdat Bouchkov er in het laatste deel vandoor vloog als een woeste struikrover die overal schatten tevoorschijn toverde uit het ingenieuze struikgewas van de finale. Wat een fantastische violist! Aangemoedigd door het applaus besloot Bouchkov nog een toegift te spelen: de Derde sonate van Ysaÿe, die sereen en vurig tegelijk, bezitnam van de gehypnotiseerde zaal. Bouchkovs spel is een fascinerende combinatie van volmaakte instrumentale beheersing en een ongeremde, fantasierijke en onstuimige artistieke geest. Als hij op zijn viool ‘verhalen’ vertelt, hang je per definitie aan zijn lippen. Zo ook dirigent Viotti, die zich dienstbaar en empathisch opstelde om de solist alle ruimte te geven, maar onderwijl geen seconde de greep verloor op zijn orkest.

 

 

Na de pauze leefden Viotti en het uitstekend musicerende Nederlands Philharmonisch zich uit en de Suite uit Der Rosenkvalier van Richard Strauss, die je op zou kunnen vatten als een veredelde orkestetude op het hoogste niveau. Want Strauss laat in dit kleurrijke werk, dat handelt over tumultueuze liefdesaangelegenheden, alle instrumenten aan bod komen en daagt het orkest als geheel uit tot virtuoos samenspel en opperste concentratie, terwijl de grillige muziek moet betoveren, zwieren en snieren zonder zwakke momenten, totdat het geheel wegebt in de bedrieglijke decadentie van een oude Weense wals. Daarna volgde een tweede lievelingswerk van Viotti, die de stukken charmant toelichtte voordat hij ze ging uitvoeren: La Valse van Ravel uit 1919-1920, door de componist zelf omschreven als een soort ‘apotheose van de Weense wals’, maar dan wel een waarin de destructie en het verval zich met na-oorlogse zwartgalligheid afschildert als in een angstaanjagend visioen. Viotti wist het orkest op meesterlijke wijze mee te sleuren in Ravels macabre droomwals en dwong bewondering af door de vriendelijk verpakte ‘ijzeren hand’ waarmee hij het orkest zijn wil wist op te leggen. Ook bij hem gingen vakmanschap en muzikaliteit overtuigend samen.

Wenneke Savenije

Info:

https://orkest.nl/nl/orkesten/nederlands-philharmonisch-orkest

https://www.bouchkov.com

You May Also Like

Maria – Parijs – 1958

Lamsma & Fournel: eensgezind duo in louter hoogtepunten

Pianokwartetten door Park, Grosvenor, Ridout en Soltani ontberen balans en magie

Meesterpianist Emanuel Ax legt verrassende link tussen Beethoven en Schönberg