Maxim Vengerov subliem in het Vioolconcert van Brahms

 

Gehoord:7/10, Amare Den Haag 8/10, Concertgebouw Amsterdam.

Mendelssohn: Hebriden Ouverture, Wilms: Symfonie nr. 6 en Brahms: Vioolconcert.

Maxim Vengerov, viool, Sinfonia Rotterdam o.l.v. Conrad van Alphen

Door Wenneke Savenije

 

De Volkskrant schreef het al naar aanleiding van zijn eerste optreden in Amare: ‘Maxim Vengerov is nog steeds een van de allergrootste violisten die ooit op de aarde hebben rondgelopen’… ’Kon Vengerov het nog? Het antwoord is ja: hij is nog steeds heel, heel, heel, heel, heel erg goed’.’ En dat bleek ook na beluisteren van zijn tweede sublieme uitvoering van het Vioolconcert van Brahms in de Gote Zaal van het Concertgebouw in Amsterdam allesbehalve overdreven, al verliep de samenwerking met het kleine maar fijne Sinfonia Rotterdam o.l.v. Conrad van Alphen daar misschien net iets minder soepel dan in Den Haag, waar het grandioze vioolspel van Vengerov juist iets minder goed tot zijn recht kwam als gevolg van de wel erg directe akoestiek, waardoor zijn unieke magische viooltoon iets te weinig de ruimte kreeg om optimaal warm en in alle kleurschakeringen open te bloeien.

 

 

 

Voor Vengerov zelf moet het een bijzonder moment zijn geweest om eindelijk weer te spelen in de zaal waar zijn zegentocht als wereldster op de viool in 1988 begon, toen hij er op zijn veertiende inviel voor een zieke solist in het Vioolconcert van Bruch. Nooit zal ik vergeten hoe me al tijdens de solo-inleiding van de viool duidelijk werd: dit kleine jongetje met zijn zwarte krullen, korte broek en witte blouse is het allergrootste viooltalent dat ik ooit live heb gehoord. In mijn recensie voor NRC Handelsblad prees ik hem de hemel in en vergeleek hem spontaan met de grootste violisten uit het verleden (Heifetz, Kreisler, Menuhin). Daar kreeg ik destijds zwaar voor op mijn kop van de muziekredacteur, want met die wonderkinderen wist je het immers nooit. Maar toen Vengerov op zijn vijftiende de Eerste prijs en alle andere prijzen won op de Carl Flesh International Violin Competition in Londen, was zijn succesvolle internationale opmars niet meer te stuiten. Om met zijn toenmalige leraar Zachar Bron te spreken, die ook Vadim Repin lesgaf: ‘Als je Repin hoort spelen moet je lachen, maar als je Vengerov hoort spelen moet je huilen.’ Of het nu vrolijke of droevige muziek betreft, de viooltoon van Vengerov was en is zó zuiver en warm, zo vol kleurnuances en fantasie, zo oprecht en boordevol emoties, dat je niet anders kan dan begrijpen: hier zingt een moderne Orpheus, die iedereen met zijn viool kan betoveren, goudeerlijk en recht vanuit zijn ziel.

 

 

 

 

In 1987 verliet Vengerov samen met zijn moeder, die kinderkoren dirigeerde in Novosibirsk, Rusland om Bron te volgen die ging lesgeven in Lübeck. Zijn vader bleef achter in Siberië, waar hij eerste hoboïst was van het Symfonieorkest van Novosibirsk. Voor het gezin Vengerov waren het gecompliceerde tijden, maar toen ze in 1990 naar Israël emigreerden, waar ook vader Vengerov zijn werk als orkest hoboïst kon voortzetten, was iedereen weer herenigd. Intussen reisden Vengerov en zijn moeder de aardbol over, want de violist groeide uit tot een van de meest gevraagde en gewaardeerde solisten ter wereld. Ook in het Amsterdams Concertgebouw, totdat na zijn laatste optreden daar in 2008 het onheil toesloeg. Vengerov liep een ernstige schouderblessure op in de sportschool, waar hij overmoedig met te zware gewichten in de weer was in de tijd dat hij er ook over fantaseerde om met een motor over de Rocky Mountains te gaan crossen, tango te gaan dansen en gedichten te gaan schrijven. Op zijn 34e wilde hij nog meer van de wereld zien dan concertzalen. Dat brak hem op, want de kapotte rechterschouder maakte strijken op zijn viool onmogelijk. In plaats van bij de pakken neer te gaan zitten, besloot Vengerov de verloren tijd nuttig te gebruiken door in eerst bij Vag Papian en later in Rusland bij Yuri Smirnov een dirigentenopleiding te volgen en ook succesvol, af te ronden. Na twee jaar vond hij tenslotte een arts die zijn schouder wilde opereren. De operatie lukte en Vengerov kreeg te horen: ‘The rest is up to you. Je schouder is weer heel en jij moet nu zelf je trauma zien te overwinnen. Meteen belde Vengerov naar Brussel en zei: ‘Ik kom over een jaar bij jullie optreden.’ Dat jaar studeerde hij dag in dag uit in het bijzijn van zijn vader viool, waarbij ze veel aandacht besteden aan balans en techniek. In de woorden van Vengerov: ‘Vroeger stond ik te zwiepen als een palmboom, nu sta ik stevig en uitgebalanceerd op de aarde als een eik.’

Sinds 2011 treedt Vengerov weer met succes op in concertzalen over de hele wereld, iets wat helaas nog niet helemaal tot Nederland was doorgedrongen. Maar dankzij het Sinfonia Meesterproject, waarin Conrad van Alphen en zijn orkest samenwerken met de Stichting Droom en Daad, speelde Vengerov nu voor de derde keer het Vioolconcert van Brahms in Nederland en eerlijk is eerlijk, in de zaal waarin alles begon klonk dat het allermooiste. Niet voor niets waren ook zijn beide ouders aanwezig in de Grote Zaal van het Concertgebouw, die schande o schande en hoe is het mogelijk, nog niet eens volledig was uitverkocht. Maar vol was het er wel, het wemelde er van de ‘vioolngekken’ en er heerste die opgewonden stemming die altijd voorafgaat aan het optreden van een hele grote en bijzondere solist.

 

 

 

 

Het concert begon met een warmbloedige vertolking van Mendelssohns Hebriden Ouverture, die iets minder uitgebalanceerd klonk dan een dag eerder in Amare, waar de akoestiek zo helder en direct is dat de musici elkaar daar beter konden horen, zeker ook omdat Sinfonia Rotterdam die zaal hoorbaar wat vaker bespeelt. De omfloerste en fluwelen akoestiek in het Concertgebouw is onmiskenbaar veel mooier en verfijnder, maar veroorzaakt bij orkesten die er niet zo vaak optreden enige verwarring omdat de musici elkaar daar onderling juist wat minder goed kunnen horen. Daar optimaal mee om kunnen gaan is een kwestie van ervaring opdoen en die ervaring heeft Sinfonia Rotterdam, dat doorgaans maar een keer per jaar in het Concertgebouw optreedt, misschien nog net niet genoeg kunnen opdoen. Hoe dit ook zij, onder de immer geestdriftige leiding klonk Mendelssohns muziek golvend, bruisend en soms verstild als de zee rond deze Schotse eilandengroep. Niet volmaakt maar wel geanimeerd.

De daaropvolgende uitvoering van de Zesde symfonie van de Nederlands-Duitse componist Johann Wilhelm Wilms (1772-1847) smaakte in zijn doorwrochte Duits georiënteerde schrijfwijze naar meer, met zijn soms verrassende contrapuntische gedeeltes, elegante Andante quasi allegretto e grazioso, luchtige Scherzo en onstuimige Rondo. De muziek van Wilms, die ooit ook al eens op het programma stond van Jan Willem de Vriend en zijn toenmalige Combattimento Consort, verdient zeker vaker aandacht. In de levendige en goed doordachte uitvoering door Conrad van Alphen en zijn orkest klonk Wilms, die o.a. zeven symfonieën, de nodige kamermuziek en zeker twintig concertante werken heeft nagelaten, als een bekwaam ambachtsman die werkelijk mooie muziek heeft gecomponeerd.

 

 

 

 

En toen kwam Vengerov de rode trappen afgedaald, posteerde zich voor het orkest en wachtte geduldig de lange, goed gespeelde orkestinleiding van Brahms’ Vioolconcert af. Vanaf het moment dat hij zijn stok op de snaren zetten om met beheerste onstuimigheid de openingsakkoorden neer te zetten, kwam bij mij dat oude besef weer naar boven dat er iets heel bijzonders te gebeuren stond, waarbij Brahms mooier, magischer en bezielder zou gaan klinken als ooit tevoren. Magistraal waren de lange lijnen waarin Vengerov het werk uiteen wist te zetten, waarbij alles met alles samenhing als in een ragfijn spinnenweb vol muzikale betekenissen, ingetogen maar ook vol vuur, zonder dat de muziek ooit ophield te stromen, zonder dat de zangerige melodielijnen stokten, zonder dat de aandacht voor de essentie verslapte. Indrukwekkend virtuoos en vol muzikale verrassingen klonk zijn lange, zelf gecomponeerde cadens, waarna Van Alpen exact op het juiste moment weer wist in te zetten met het orkest. Het concert als geheel klonk subliem door de gloedvolle toon van Vengerov en door zijn talent om werkelijk met iedere noot en elke frase een verhaal te vertellen, op zo’n vurige en expressieve manier dat je aan zijn lippen hangt. Af en toe rommelde het een beetje tussen solist en het net niet helemaal volmaakt ritmisch en flexibel reagerende orkest, waarbij Vengerov dan zijn best leek te doen om te ‘middelen’, wat natuurlijk enigszins ten koste van zijn eigen betoog ging. Heel sporadisch klonken er ook wel eens een paar noten van de solopartij niet volmaakt zuiver. Maar dat is voor kniesoren, want het driedelige meesterwerk van Brahms werd opgetrokken als een imposante kathedraal waarin Vengerov de luisteraars met zijn sublieme vioolspel als het ware via de koepel mee omhoog voerde om ze samen met hem te laten genieten van de eeuwige groene weiden en andere hemelse taferelen die Brahms in dit schitterende werk weet op te roepen. Brahms klonk ontroerend intens en bevlogen, aangrijpend en betoverend. Hopelijk komt Vengerov heel snel weer terug in het Concertgebouw!

 

Wenneke Savenije

 

 

 

Info:

www.sinfoniarotterdam.nl

https://www.maximvengerov.com

https://www.amare.nl/nl/

www.concertgebouw.nl

You May Also Like

Hortus Festival floreert met muziek uit Holland in meest brede zin

Freischütz in Stuttgart: oude regie herleeft

Jaap van Zweden kent Bruckners Vierde Symfonie tot in de kleinste details

Korean National Symphony Orchestra, Sumi Jo en Jaemin Han vieren Kae Chun Jul in Amsterdam