Met Anastasia Kobekina heeft Ede een grote celloster in huis gehaald
Werken van Fauré, Rachmaninoff en Abdelmoula
Anastasia Kobekina (cello), Jean-Sélim Abdelmoula (piano)
Gehoord: 30/4, Edesche Concertzaal, Ede
Eigenlijk was ze al in seizoen 2019-2020 artist in residence van de Edesche Concertzaal, maar toen kwam corona. Nu geeft Anastasia Kobekina (1994) alsnog acte de préséance in Ede en dat is geweldig nieuws, want deze jonge Russische celliste, die me al was opgevallen tijdens de Cello Biënnale in 2016 in het Amsterdamse Muziekgebouw aan ’t IJ, is een uitzonderlijk vurig en expressief natuurtalent op haar instrument. Ze speelt geen cello, ze IS de cello zodra ze begint te musiceren. Weg is de afstand tussen Kobekina en de muziek, tussen de celliste en de cello, tussen streken en vingerzettingen, tussen binnenwereld en buitenwereld. Alles valt met alles samen met maar één doel: het meest intense, subtiele, genuanceerde en spannende verhaal vertellen dat in de partituur besloten ligt. Voor Kobekina is dat een heilige missie, zoiets als eeuwig op zoek zijn naar het mysterie van de Heilige Graal. Muziek is waar ze voor leeft en hoewel ze een spontane, hartelijke en goedlachse persoonlijkheid heeft, keert haar gezicht zich volledig naar binnen zodra ze begint te spelen. Ernst, passie, vrolijkheid, droefheid, tederheid, woestheid en alle andere schakeringen van het emotionele palet waarmee componisten uit alle eeuwen hun muziek gekleurd hebben, tekenen zich af op haar gevoelige gezicht. Bezieling is het sleutelwoord van Kobekina, die geen sterallures heeft maar wel veel speelvreugde, schwung en charisma.
Dankzij pianist Sir András Schiff trad Kobekina afgelopen zaterdag op met de Zwitserse pianist Jean-Sélim Abdelmoula (1991), die ze leerde kennen tijdens een masterclass van Schiff. Kobekina: ‘We namen allebei deel aan een masterclass in Engeland, maar kenden elkaar niet. Schiff hoorde ons apart van elkaar spelen en zei: jullie móeten samenspelen.’… ‘Inmiddels traden we onder meer op in Wigmore Hall in Londen en Bozar in Brussel.’ Over het poëtische en fijngevoelige pianospel van Abdelmoula verklaarde Schiff: ‘Hij is niet alleen een geweldig pianist met een groot gevoel en voorstellingsvermogen, hij is ook een groot componeertalent. Wanneer hij Bach, Chopin en Schubert speelt, doet hij dat met het begrip van een componist.’ Daarmee waarborgt Abdelmoula als het ware de structurele grenzen van de enerverende dialogen tussen hemzelf en Kobekina, maar zij voegt er spontaniteit, instinctief weten waar de muziek over gaat (noem het compositorische empathie), een ontroerende diepgang en een onstuimige drive aan toe. Zie daar een Gouden Duo.
Kobekina en haar pianist openden met een vroege compositie van Abdelmoula, daterend van toen hij een jaar of zeventien was. Het driedelige stuk doopte hij toepasselijk ‘An early Cello Sonata’ en dat bleek het dan ook te zijn. Niet in de zin van de barokmuziek overigens, want de pianist liet zich bij dit werk inspireren door de Phantasiestücken van Schumann. Abdelmoula: Mijn dromen slaan vaak nergens op. Componeren kan precies zo zijn en op die manier het rijk van het onbewuste openen.’ In een aantrekkelijk, bevallig en wisselvallig maar wel expressief idioom schetsten Kobekina en hijzelf zijn nachtmerries en visioenen, waarbij allerlei elementen uit de Westerse muziekgeschiedenis de revue passeerden: fraaie romantische lyriek, jazzy passages, modernistische pizzicato (nooit eerder hoorde ik een strijker zo muzikaal en welluidend pizzicato spelen!), felle dialogen, verstilling, het kwam allemaal langs er ontbrak maar één ding aan: een overtuigende overkoepelende structuur, nu juist datgene waarin Abdelmoula als pianist in het werk van anderen zo overtuigend is.
Daarna volgde een door Kobekina zelf intelligent bewerkte transcriptie voor cello en piano van de Vioolsonate nr. 1 op. 13 van Gabriel Fauré. In dit heftige stuk, waarin de klassieke en de romantische muziek elkaar als het ware omarmen, kwam het getalenteerde duo op volle stoomkracht: de altijd weer verrassende noten zongen, zinderden, gromden, fluisterden en betoverden op de manier die de componist zelf voor ogen stond: ‘een magie die de argeloze luisteraar ertoe brengt de wildste waaghalzerij te accepteren als iets volkomen natuurlijks.’
Tot besluit leefde het duo Kobekina en Abdelmoula zich eensgezind uit in de bedwelmende romantiek van Rachmaninoffs Cellosonate op. 19. Kobekina overtrof haar onweerstaanbare zelf in toonkwaliteit en evocatieve klankkleuren, terwijl Abdelmoula met name zorgdroeg voor helderheid in de gecompliceerde stemvoering, fraseringen en dialogen. Of het nu om lyrische of diabolische passages ging – die laatste doen soms denken aan Schuberts Erlkönig, waarin de dood de elfenkoning die met zijn zieke kind door de nacht galoppeert op de hielen zit – het klonk allemaal schitterend en Kobekina en Abdelmoula gaven elkaar alle ruimte om optimaal expressief te musiceren. Bij wijze van toegift sprak Kobekina eerst bewogen de zaal toe over haar betrokkenheid bij de oorlogstaferelen in Oekraïne, waarna het duo afsloot met een hartverscheurend mooi en aangrijpend uitgevoerde Elegie van de Oekraïense componist Mykola Lysenko voor alle slachtoffers van Poetin.
Wenneke Savenije
Info:
https://www.edescheconcertzaal.nl/
en
https://www.kobekina.info/about
Volgende concert Anastasia Kobekina in Nederland:
22.05 Amsterdam, The Netherlands
Het Concertgebouw
Recital with Luka Okros
Works by Stravinsky, Prokofiev, Rachmaninoff
Steun De Nieuwe Muze! Lees ons, volg ons, like ons en neem een abonnement op www.denieuwemuze.nl