Mozart Piano Quartet: hecht samenspel in pianokwartetten
Gehoord: Concergebouw Amsterdam, Kleine Zaal, 9 juli 2022
Door Willem Boone
Pianokwartetten en trouwens ook pianokwintetten vormen een interessant muzikaal genre, maar door de ongebruikelijke bezetting hoor je ze helaas niet zo vaak in een concertzaal. Soms worden ze gespeeld door een pianotrio met een altist (zoals het beroemde Beaux Arts Trio dat een aantal malen op cd deed) of door vier solisten die voor de gelegenheid samen optreden. Een vast ensemble dat zich uitsluitend met pianokwartetten bezighoudt is echter een zeldzaamheid: zo zijn er het Fauré Quartett en het in 2000 opgerichte Mozart Piano Quartet, dat gisteravond in de drukbezochte Kleine Zaal van het Concertgebouw optrad. De vraag die zich direct opdringt is of er wel genoeg repertoire bestaat om substantiële programma’s samen te stellen. Heel veel meesterwerken bestaan er niet voor deze combinatie: met Mozart, Schumann, Dvorak, Brahms en Fauré heb je de standaardwerken wel gehad. Daarnaast zijn er zeker nog andere pianokwartetten, zoals die van Mendelssohn, Saint Seans, Mel Bonis en Chausson, al hebben die soms de status van curiosa.
Het Mozart Piano Quartet begon gisteravond – hoe kon het ook anders – met het Eerste pianokwartet in g klein KV 478 van Mozart. Het was interessant om in de programmatoelichting te lezen dat muziekuitgever Hoffmeister in 1785 bij deze componist drie pianokwartetten bestelde en dusdanig schrok van de moeilijkheidsgraad van dit stuk dat hij de rest van de bestelling annuleerde. Negen maanden later schreef Mozart alsnog een tweede pianokwartet, dat in Es KV 493, dat al als even complex ervaren werd. ‘Halsbrekend moeilijk’ lijkt tegenwoordig niet meer van toepassing op Mozarts muziek, althans in technisch opzicht. De eerder genoemde kwartetten van bijvoorbeeld Schumann, Brahms en Fauré zijn veeleisender, maar Mozart is qua gesublimeerde eenvoud wel degelijk veeleisend. Er zijn ‘minder noten’ en zijn muziek vraagt om een natuurlijke aanpak die geen overdrijving verdraagt. Dat geldt uiteraard ook voor veel andere stijlen, maar die van Mozart brengt stilistische uitglijders genadeloos aan het licht. Direct bij het begin van het dramatische eerste deel viel het hechte samenspel op: de klep van de vleugel stond wijd open, maar dit verstoorde het delicate evenwicht tussen de piano en de strijkers niet. Pianist Paul Rivinius stelde zich dienend op en overheerste nergens. Zijn spel kwam heel beschaafd over en miste misschien iets van het raffinement dat de legendarische Menahem Pressler in zijn spel kon leggen. In elk geval werd al snel duidelijk dat zulk samenspel alleen mogelijk is bij een vaste combinatie, een gelegenheidsformatie zoals je die vaak bij muziekfestivals hoort zou niet tot zo’n gelijkgestemde opvatting gekomen zijn.
Daarna volgde het postuum uitgegeven Pianokwartet in Es van een nog zeer jonge Saint Seans. Hij schreef het op zijn achttiende en noemde het zelf ‘een oefening in stijl’. Die kwalificatie klopt wel, want hoewel het een aardig stuk is, doet het wat embryonaal aan. Het roept herinneringen op aan de muziek van Schumann en Mendelssohn en de elegante hand van de Franse componist is nog niet goed herkenbaar. De pianopartij in het Allegro vivace was virtuoos en die zal Saint Seans ongetwijfeld voor zichzelf geschreven hebben. Het Andante klonk dromerig en het Allegro con fuoco werd inderdaad met het nodige vuur gespeeld.
Na de pauze tapten de vier in het grijs geklede musici – die soms vaag aan vier kantoorklerken of ouderlingen deden denken – uit een ander vaatje: Dvorak schrijft in zijn tweede pianokwartet in Es, opus 87 een geheel ander idioom voor: warmbloedig en met veel invloeden van Tsjechische volksmuziek. Sommige daarvan zijn herkenbaar in andere stukken van deze componist: zo deed het motto waarmee het Allegro con fuoco opent denken aan dat van het eerste deel van zijn derde pianotrio opus 65. Het leek erop alsof de vier musici hun tot dan toe zeer beheerste spel enigszins lieten varen en zich uit hun tent lieten lokken. Er kwam meer hartstocht in hun spel en dat kwam deze muziek alleen maar ten goede. Het tweede deel, het lento, begon met een fraaie cellosolo die Peter Hörr met veel gevoel speelde, later in datzelfde deel viel op hoe fraai de drie strijkers met elkaar versmolten. Zij wisten ook mooi het karakter van het derde deel, het Allegro moderato grazioso, te treffen, waarin Dvorak als zo vaak een dansvorm gebruikt. De programmatoelichting vermeldde abusievelijk slechts drie delen, daarin was het vierde deel, de Finale, allegro ma non troppo, weggevallen. Gelukkig klonk het wel degelijk gisteravond en het werd beurtelings meeslepend en ingetogen uitgevoerd. Hier verlangt Dvorak zeker van de pianist dat hij soms diep in de toetsen grijpt. Dat deed pianist Rivinius, maar zonder overheersend te worden.
Als toegift volgde het prachtige langzame deel uit Schumanns pianokwartet, dat opent met een vervoerende solo van de cello. Dit dromerige andante eindigt als een vraag, wat wel zo treffend voor een mooie avond als deze was. Misschien kan het Mozart Piano Quartet binnen niet al te lange tijd weer Amsterdam aandoen en dan in elk geval dit Pianokwartet van Schumann en een van de pianokwartetten van Brahms en Fauré op het programma zetten!
Willem Boone
Steun onafhankelijk muziekblad De ieuwe Muze. Lees ons, volg ons, like ons en neem een abonnement met zomerkorting op https://denieuwemuze.nl/neem-nu-een-abonnement-op-de…/