Muze van Zuid & Klassiek op het Amstelveld kleuren het muziekleven in Amsterdam
Gehoord: 14/9 en 15/9, Amsterdam Zuid en Amstelveld, Amsterdam
Door Wenneke Savenije
Muze van Zuid
Musicoloog Huib Ramaer, de artistieke directeur van Muze van Zuid, is een onverbeterlijke avonturier en muzikale schatgraver. Hij wandelt door Amsterdam Zuid en bestudeert de namen van straten en bruggen met muzikale betekenissen en connotaties. Hij knoopt gesprekjes met mensen aan en bezoekt huizen, winkels en hofjes waarvan hij weet of vermoedt dat er ooit een pedagoog of componist woonde, bekende musici logeerden of huisconcerten werden gegeven. Hij wandelt door de stad en verdiept zich in al bestaande wandelroutes in Amsterdam Zuid (zoals de muziekwandeling door het Beatrixpark van Goede Rede). En over alles wat op zijn pad komt zoekt hij in muziekbibliotheken en archieven naar meer informatie. Zo brengt hij straat voor straat en huis voor huis het muzikale verleden van Amsterdam Zuid in kaart, waarbij hij ook kerken, parken en bruggen niet vergeet mee te nemen in zijn fascinerende ontdekkingsreizen.
Ramaer brengt vergeten componisten tot leven, die de oorlog niet hebben overleefd omdat ze joods waren. Hij speurt de werken op van componisten die onder een dikke laag stof begraven liggen en geeft talloze vergeten musici weer een gezicht. Wie heeft er bijvoorbeeld ooit gehoord van Johnny & Jones, een befaamd jazz duo van vlak voor de Tweede Wereldoorlog? Ze stierven aan uitputting in concentratiekamp Bergen-Belsen. De brug bij de Diepenbrockvijver in het Beatrixpark werd naar hen vernoemd. Daar kom ik vaak, maar voortaan zal ik nooit meer argeloos over die brug slenteren zonder even aan Johnny & Jones te denken. Het duo bestond uit twee vrolijke heren die bij de Bijenkorf werkten, Nol van Wessel en Max Kannewasser, die ontdekt werden toen ze al zingend en gitaar spelend optraden op een personeelsfeestje. Hun grootste hit was Mijnheer dinges weet niet wat swing is. Een stukje verderop in het park ligt de Henriette van Heukelom – van den Brandelerbrug, genoemd naar een bijzondere vrouwelijke componiste, die leefde van 1884-1985. Ze werd opgeleid door Johan Wagenaar aan de Utrechtse Maatschappij ter bevordering van de toonkunst, en later door Bernard Zweers in Amsterdam en Dirk Schäfer en Walter Braunfels in München. Ze was getrouwd met de architect George van Heukelom en componeerde o.a. een Requiem en een Stabat Mater, dat goed genoeg was om op 28 juni 1913 uitgevoerd te worden door het Concertgebouworkest met Aaltje Noorderwier-Reddingius e.a. bekende zangers uit die tijd als solist. Zo kun je doorgaan, niet alleen in het Beatrixpark maar in heel Amsterdam Zuid, waar de muziek voor het oprapen ligt.
Ramaer opende de zesde editie van zijn Muze van Zuid met een Groenwandeling vanaf de Vrijburg-kerk aan de Diepenbrockstraat (‘Wie weet er tegenwoordig nog hoe de muziek Diepenbrock klinkt?’) via de Diepenbrockvijver in het Beatrixpark en over de Zuidelijke Wandelweg, die ooit naar de bloemkwekerijen aan de Amstel voerde, naar het Amstelpark.
‘Ik fietste altijd naar de Zuidelijke Wandelweg, die komt uit op de Amstel, daar waren toen kwekerijen waar we verse groenten konden halen en bloemen, veel mooier dan die van de bloemist’, vertelde Riete Sterenberg-Gompertz (1919-2015) jaren geleden tijdens een interview aan Ramaer. Zij verzorgde de bloemen voor de huisconcerten van Stichting Kamermuziekcentrum ‘De Suite’. ‘De concerten waren eens in de week of één keer in de tien dagen, dat versprong. We maakten voor elk concert een boeket.’ Amsterdam lag er toen nog relatief groen bij, aldus Ramaer: ‘Na de oorlog behoorde Riete tot de vriendenkring met hulp waarvan Hetta en Peter Rester vanaf 1951 huisconcerten organiseerden in hun kamer ‘en suite’. Hun stichting ‘De Suite’ bestaat nog steeds. De taak van Hetta en Peter zat er in de jaren tachtig op, na de komst van de nieuwe zaal in De IJsbreker. Intussen heeft het Muziekgebouw aan ‘t IJ de functie van De IJsbreker aan de Amstel overgenomen. Wij kijken in dit festival over onze schouder terug en leggen de wortels bloot van het bloeiende Amsterdamse muziekleven, met de musici van nu. In de 6e editie brengen we een ode aan het nobele initiatief van Hetta en Peter en vieren we het 70-jarig bestaan van hun stichting, opgericht in de zomer van 1953. Toen Hetta en Peter ermee stopten stond de teller op ruim achthonderd huisconcerten, die vanaf 1951 werden georganiseerd aan de Eerste Helmersstraat 70 en vanaf 1961 plaats hadden aan de Willemsparkweg 190 hs.’ Wat er nog over is van de Zuidelijke Wandelweg aflopen en in dezelfde editie van Muze van Zuid de legendarische concerten in De Suite herdenken, is een typisch staaltje van muzikale verbanden en lijnen leggen door muziekhistoricus Ramaer.
Als altijd gewapend met de B & O stereo-installatie in een krat op zijn fiets waaruit hij vergeten muziek laat schallen, vertelde hij onderweg honderduit over wat er tussen de betonnen en stalen structuren van de Zuidas en de door partyboten vol herrie makende jongeren verstoorde Amstel nog zoal aan muziek te ontdekken valt. De uitverkochte wandeling voerde langs Zorgvlied (de laatste rustplaats van veel musici) naar de Belgische Kloostertuin in het Amstelpark, waar de stoere wandelaars een fantastische muzikale beloning wachtte in de met witte muren omsloten Kloostertuin: hier improviseerden de Tsjechische topviolist Pavel Fischer, jarenlang de primarius van het wereldberoemde Skampa Quartet en zijn accordeonist Jakub Jedlinsky op de volksmuziek uit o.a. Tsjechië, Hongarije en Moravië met zoveel plezier en speelvreugde, dat zelfs de oudste wandelaars probleemloos de nog brandende nazomerzon trotseerden en begonnen mee te wiegen op de aanstekelijke ritmes van de muziek, die niet alleen vol passie gespeeld maar ook vurig gezongen werd door beide heren, die elk lied introduceerden met een korte inleiding. ‘Onze inspiratie stamt heel direct af van onze vroegste herinneringen aan de volksmuziek die we hoorden in onze jeugd, gespeeld door lokale musici’, verklaren de Tsjechische musici. Liefde, heimwee, drank, armoede, plezier, alles kwam langs en de Kloostertuin veranderde in een betoverend concertzaaltje in de openlucht, van waaruit een zacht briesje de onweerstaanbare ‘oer muziek’ uit Midden-Europa het park inblies.
Wat er daarna allemaal volgde en nog tot en met zondagavond te beleven valt in het kleurrijk en grensoverschrijdend geprogrammeerde Muze van Zuid, een ware schatkist aan unieke concerten met bijzondere composities van Lassus tot Xenakis en Kate Moore tot aan Majoie Hajary, op verrassende plekken in Amsterdam uitgevoerd door professionele musici en ensembles, kunt u lezen op de (hoe kan het ook anders) met muzikale verhalen opgetuigde website: www.muzevanzuid.nl
Klassiek op het Amstelveld
Vrijdagavond ging ook de alweer elfde editie van Klassiek op het Amstelveld van start, het indrukwekkende openluchtfestival van de zelf op het Amstelveld wonende pianiste Tatiana Chevtchouk, die er jaarlijks in slaagt bijzondere musici en ensembles te strikken voor de gratis toegankelijke concerten op haar professioneel opgetrokken buitenpodium met glazen overkoepeling, voor het geval het weer tegen zit. Als het regent krijgt iedereen een paraplu, als het koud is een dekentje. Haar programmering is traditioneler, maar daarom niet minder de moeite waard. Chevtchouk, zelf een bevlogen pianodocente, is zich in de loop der jaren steeds meer is gaan profileren als de moeder van Jong Talent. Op haar muziekfestival hoorde ik in 2016 het toen 14-jarige wonderkind Aidan Mikdad (2001), die nu internationaal doorgaat voor een van de grote pianotalenten uit Nederland, voor het eerst met orkest spelen in Mozarts Pianoconcert nr. 9 ‘Jeunehomme’. Hij werd begeleid door Sinfonia Rotterdam o.l.v. Conrad van Alphen, die met zijn even heldere als warme en gulle manier van musiceren op het openingsconcert van Klassiek op het Amstelveld ook nu weer twee piepjonge pianotalenten begeleidde in het 23e Pianoconcert van Mozart: de 9-jarige Yulianna Beziazychna (1e foto) en de 10-jarige Akari Bastiaens (3e foto), van wie we zeker nog vaak zullen gaan horen.
Na zijn optreden in 2016 vertelde Mikdad, die na afloop van zijn ontroerende debuut op het Amstelveld een beetje beduusd was omdat zijn inzetten volgens hem net niet synchroon wilden lopen met de slag van de dirigent en de inzetten van het orkest (wat overigens niemand was opgevallen!), hoe hij over muziek maken dacht: ‘Ik hou erg van pianisten die persoonlijk spelen. Alleen moet het niet té persoonlijk worden, want dan maak je de muziek kapot. Een muziekstuk is een beetje als een kamer die al ingericht is, maar waaraan je nog wel wat kleine dingetjes mag veranderen en toevoegen volgens je eigen smaak. Zo geef je met kleine nuances je eigen interpretatie aan een stuk. Als er bijvoorbeeld ergens forte staat en je speelt heel even piano, juist om dat forte te benadrukken, dan mag dat best. Je moet ook proberen de emoties van de componist en het stuk over te brengen en niet je eigen emoties. Dat werkt nooit zo goed, daar wordt de muziek heel kunstmatig van en daar hou ik niet zo van.’ …
‘Uiteindelijk gaat het allemaal via onze oren. Als je bijvoorbeeld iets beter probeert te fraseren, helpt het als je je eerst in je hoofd voorstelt hoe de ideale frasering volgens jou zou moeten klinken. Voor mij betekent pianospelen voor 90% goed luisteren terwijl je speelt. En ook al van tevoren. Als je een bepaalde klank wil maken, bijvoorbeeld zo’n intiem Chopinesk Mazurka-geluid, dan helpt het als je je die klank eerst voorstelt in je hoofd. En terwijl je al spelend naar jezelf luistert, hoef je ook niet meer zoveel aan het publiek te denken. Dat is best gek, want als je echt heel geconcentreerd speelt, reageert het publiek daar meteen op. Dan zitten al die mensen op het puntje van hun stoel en dan ga ik daardoor weer beter spelen en luisteren. Dat is een win win situatie.’
Het moge duidelijk zijn dat optreden voor een publiek iets heel anders is dan in je eentje thuis piano of viool studeren, en dat al helemaal als je met een orkest mag samenspelen. Het mooie van het gratis toegankelijke Klassiek op het Amstelveld is dat de kleurrijke programmering van Chevtchouk wordt ingegeven door twee heilige missies: 1) zoveel mogelijk mensen van alle leeftijden laten horen hoe prachtig klassieke muziek is – of je nu jong of oud of rijk of arm bent, of je nu met klassieke muziek bent opgegroeid of nog nooit van Mozart en Bach hebt gehoord – en 2) het stimuleren en presenteren van Jong Talent, die ze de ervaring wil bieden om als solist op te treden voor een groot publiek en om samen te spelen met een orkest of ensemble, een noodzakelijk element in de ontwikkeling van jonge talenten tot professionele musici, zoals meespelen in een jeugdorkest kan inspireren tot later orkestmusicus worden.
Al deze elementen waren verweven in het openingsconcert van Klassiek op het Amstelveld, dat om 18.00 begon met de opzwepende klanken van de Bijlmer Steelband Kids, die overigens best ernstig keken terwijl ze het Amstelveld opvrolijkten met de swingende ritmes die uit hun steeldrums tevoorschijn kwamen. Terwijl zij speelden druppelde het publiek het plein op, haalde nog wat te eten of te drinken in de kraampjes rondom en zochten vervolgens een plekje in het met honderden stoeltjes bedekte plein, voor een concert dat drie uur zou duren. Het uit jonge musici van 10-18 jaar samengestelde Cuypers Ensemble van dirigente Liora Ish- Hurwitz, de moeder van violiste Noa Wildschut, beet het spits af met gedisciplineerde en gestileerde uitvoeringen van Corelli’s La Folia, Tsjaikofski’s Noctune voor cello op. 19 nr. 4 met de ontwapenend mooi, warmbloedig en vloeiend spelende celliste Maja Bogdanovic in de insirerende hoofdrol, de mars-achtige St. Paul’s Suite in C op. 29 nr. 2 van Holst (soms net de Engelse variant op ‘De paden op, de lanen in…’) en de zwierige Hongaarse Dans in fis nr. 5 van Brahms. Met name tijdens Brahms werd duidelijk dat het Cuypers Ensemble technisch gesproken al tot best veel in staat is, maar er mede door de wat straffe, didactisch zeker goed bedoelde aanwijzingen van Ish-Hurwitz nog niet in slaagt los van de grond te komen om werkelijk met plezier en speelvreugde te kunnen musiceren.
Daarna begeleidde Ish-Hurwitz en haar nu enigszins uitgedunde Cuypers Ensemble een ad hoc kwartet bestaande uit violist Daniel Rowland, celliste Maja Bogdanovic, zangeres Sophia Faltas en setarist Mahyar Tahmashi in Map of Freedom, een nieuwe compositie van de Iraanse componiste Aftab Darvishi, die afstudeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Geschokt door de gebeurtenissen in haar geboorteland, waar Masha Amini om het leven kwam nadat ze was opgepakt door de zedenpolitie omdat ze er niet bedekt genoeg bijliep, componeerde Darvishi op verzoek van violist Daniel Rowland een indrukwekkend werk over het fenomeen vrijheid. In het eerste deel van haar ‘reis van duisternis naar licht’ onderzoekt ze muzikaal wat het betekent om geen vrijheid te kennen, het tweede deel gaat op zoek naar vormen van vrijheid die in een dictatoriaal regime misschien toch nog ergens te vinden zijn en in het derde deel wordt de vrijheid bijna gevonden, waarop de muziek zich als het ware afvraagt hoe je met vrijheid om moet gaan als je die nog nooit hebt gekend. Darvishi’s met klaaglijke frases, wanhopig verdriet, moedeloze overpeinzingen, opstandige kreten en hoopvolle dromen gekleurde muziek wist diepe snaren te raken. In een prachtige mix van Iraanse en Westerse klanken ging zangeres Sophia Faltas samen met de andere leden van het op hoog niveau musicerende kwartet op teksten van de Iraanse dichter Houshang Ebtehaj op zoek naar de vele gezichten van de vrijheid, ook daar waar deze helaas ver te zoeken is. Het klonk prachtig en ook het Cuypers Ensemble begon nu wat meer daadwerkelijk muziek te maken.
Derde onderdeel van de avond was het verbluffende optreden van Yulianna Beziazychna en Akari Bestiaens met Conrad van Alphen en zijn gloedvol musicerende Sinfonia Rotterdam, dat haar optreden begon met een aanstekelijke uitvoering van de Suite nr. 1 uit Händels Water Music. Wat een verademing om daar nu eens niet zo’n geknepen snerpende barokuitvoering in jachtige tempi van te horen, maar gewoon een blijmoedige en vreugdevolle no nonsens- interpretatie in organisch golvende bewegingen, majestueuze tempi en sonore orkestklanken, al deed de elektronisch versterking helaas onvermijdelijk weer een beetje afbreuk aan de fraaie orkestklank.
Even later trippelde het eerste wonderkind in een rode jurk met een rode roos in haar haar het podium op, zette zich alsof ze nooit iets anders had gedaan op de pianokruk achter de Steinway en plonsde na de geanimeerde orkestinleiding van Mozarts Pianoconcert in A, op. 23 KV 488 vol enthousiasme en spontane overgave in Mozarts betoverende notenmateriaal, dat voor de pas 9-jarige Yullianna Beziazychna, die wordt opgeleid aan de Davisbündler Music Academy van de Oekraïense sterpianiste Anna Fedorova in Den Haag, geen geheimen meer kent. Fascinerend was de natuurlijke wijsheid, de blijmoedige verbeeldingskracht, de flair en subtiele gratie waarmee dit kleine meisje inhoud gaf aan Mozarts inspirerende noten. Beziazychna speelt ook vandaag om 18.00 uur op Klassiek op het Amstelveld met het Concertgebouw Kamerorkest, dat vier piepjonge solisten en violiste Noa Wildschut begeleid in het Spotlight Concert.
Het tweede en derde deel van Mozarts Pianoconcert nr. 23 werd gespeeld door de al even verbluffend goed spelende en eveneens in het rood gestoken Akari Bastiaens van 10 jaar jong, voor wie de vleugel technisch nauwelijks geheimen kent, maar die in haar intelligente en levendige fraseringen nog wat hoekiger en daardoor misschien net een tikkeltje minder magisch speelde dan haar voorgangster, al klonk ook haar spel prachtig. Een ding is zeker: van beide dames zullen we in de toekomst nog veel prachtige concerten kunnen beluisteren, want waarachtig muzikaal talent verloochent zich niet. En dat al helemaal niet als dat talent wordt opgeleid en gekoesterd aan de op de oerdegelijke Russische muziektraditie gebaseerde muziekacademie van Anna Fedorova in Den Haag.
Na Mozart betrad topcellist Benedict Klöckner het openluchtpodium om met de enigszins Duits en ‘tüchtig’ getinte uitstraling van een wereldster een professionele uitvoering te geven van Tsjaikofski’s Rococo Variaties. De finesse waarmee Klöckner zijn instrument bespeelt en de rijkdom aan klankkleuren die hij eraan weet te ontlokken zijn ronduit indrukwekkend. Maar door zijn hang naar controle en perfectie benadeelt hij zichzelf in zoverre, dat de muziek bijna té mooi en verzorgd gaat klinken en daardoor niet uit de noten bevrijd wordt, ook al kon de cellist zich ontspannen mee laten voeren door de natuurlijke muzikale windvlagen die Van Alphen en zijn orkest produceerden om de orkestpartij van Tsjaikofski uit te diepen.
Dat juist op dit moment de elektronica waarmee alle concerten werden versterkt begon te haperen, was enigszins hilarisch. Maar de cellist bleek ongenaakbaar genoeg om zich daar iets van aan te trekken, een toesnellende technicus loste het probleem snel op en Klöckner en het orkest speelden door alsof er niets aan de hand was, zodat Tsjaikofski’s luisterrijke Rococo Variaties er nauwelijks onder leden. De avond werd besloten met de Suite nr. 2 uit Händels Water Music, die klonken alsof het publiek tot besluit van een mooie avond nog even mee mocht varen in vorstelijke boten over de Amstel onder het licht van de sterren, met de gepassioneerde Chevtchouk en de bevlogen musicerende Van Alphen aan het roer.
Zie voor het verdere programma van Klassiek op het Amstelveld vandaag en morgen: https://www.stichtingkoha.nl/programma-en-info-2023-klassiek-op-het-amstelveld
Wenneke Savenije